Het kind als kwetsbaar en/of veerkrachtig? Over het recht op risico in het spel van kinderen
11 september 2018
De onvoorspelbaarheid in het spel van kinderen is voor hen tevens de aantrekkingskracht: wat als het anders gaat, wat als het fout gaat? Die onzekerheid geeft het spel spanning en de uitdaging die het kind nodig heeft om grenzen te verleggen en verder te komen. In de praktijk heeft Martin van Rooijen gezien hoe risico in het spel kinderen telkens een stapje verder brengt, maar dat zij altijd meer kunnen dan je als volwassene denkt. Wat wij ook uit de praktijk weten, is dat ouders en begeleiders risicospel vaak té spannend vinden.
Kinderen kunnen in hun spel belemmerd worden door overbescherming, regels, protocollen en meer. Een beter inzicht in de factoren die hierbij een rol spelen kan bijdragen aan de kwaliteit van het (buiten) spelen van kinderen. Voor mijn promotieonderzoek heb ik een literatuurstudie verricht om de factoren in kaart te brengen die invloed uitoefenen op professionals in hun houding ten aanzien van risico in het spel.
Deze factoren zijn achtereenvolgens:
* de cultuur van risicomijding in de maatschappij,
* regels en protocollen,
* de relatie met ouders,
* het eigen karakter,
* het beeld van kinderen.
Deze laatste - ‘constructs of children’ - het beeld van kinderen dat wij hanteren - ligt als beïnvloedende factor het dichtst bij de professional. Dat wil zeggen dat het een belangrijk startpunt is in ons denken over risico in het spel van kinderen. Zien wij als opvoeders kinderen als kwetsbaar en/of veerkrachtig?
Het Right to Play als basis
Spel is vooraleerst ‘een vrije handeling, die op zich betekenisvol is, die wordt uitgevoerd om het spel zelf’ (Huizinga, 1938). Wat mij betreft een benadering van het spel van kinderen die ik omschrijf als ‘spelen om te spelen’. Een andere benadering van spel is ‘spelen is leren’, waarbij spelen beschouwd wordt als een middel om ontwikkelingsdoelen te behalen, een essentieel verschil in het denken óver, en de benadering ván het spelen. Het door de Verenigde Naties vastgelegde Recht op Spelen legt de focus op het eerste: kinderen een vrije keuze bieden in hun spel en de opdracht aan ons hiervoor de mogelijkheden te creëren. In het General Comment op dit Right to Play van de Verenigde Naties zijn de tien zorgen, concerns, over de speelkansen van kinderen geformuleerd. Een daarvan is de balans tussen leerzame risico’s en veiligheid, oftewel balancing risk and safety.
Allereerst geeft het aan dat angsten over mogelijke risico’s leiden tot toenemende controle en toezicht, hetgeen weer leidt tot inperking van de vrijheid om te spelen. Daarnaast stelt het dat een bepaalde mate van risico - en dus ook uitdaging - onderdeel is van het spel van kinderen, en daarmee een noodzakelijk bestanddeel van de voordelen van spel. Het General Comment propageert daarom een balans tussen het verminderen van onacceptabele gevaren, hazards, in de speelomgeving enerzijds en het informeren, toerusten en empoweren van kinderen om hun eigen veiligheid te vergroten. Om het level - de hoogte van het risico dat kinderen aankunnen - te bepalen, moeten we luisteren naar de ervaringen van kinderen zelf.
Risico in het spel, de waarde van onzekerheid en onvoorspelbaarheid
Ellen Beate Sandseter uit Noorwegen is tot een definitie van risky play gekomen. Belangrijke elementen zijn de kans op bezering en de eigen keuze van het kind. Dat kiest zelf of het het risico aangaat. De onzekerheid dat het mis kan gaan is essentieel in de beleving van deze kinderen. Zo komen we bij het verschil tussen gevaar en risico. Helen Tovey maakt een onderscheid dat ons kan helpen in de praktijk. Zij ziet risico in het spel als iets dat kinderen zelf kunnen inschatten, en beslissen of zij dit aangaan. Gevaar zien kinderen niet: wij als volwassenen zijn ervoor om hen hiertegen te beschermen.
Het kind kiest zelf of het het risico aangaat. De onzekerheid dat het mis kan gaan is essentieel in de beleving van deze kinderen. Ellen Beate Sandseter
Hier speelt het nadenken een rol over hoe ‘risico als concept’ wordt begrepen en geconstrueerd wordt. Bij de perceptie van risico heeft deze zowel positieve als negatieve dimensies in zich. Vanuit het perspectief van controle kan risico gezien worden als een negatieve ervaring die dreiging, gevaar en letsel betekent. Risico’s aangaan kan ook positief benaderd worden, als zijnde een leerproces resulterend in empowerment en zelfbeschikking van het kind. De constatering is dat percepties van risico verschillen, maar mogelijk is er overeenstemming te bereiken over wat een acceptabel risico is in het spel.
De voordelen die risicospel in zich heeft in ontwikkelingsmogelijkheden en persoonsvorming worden zo essentieel geacht dat de kans dat het misgaat bewust in speelactiviteiten wordt meegenomen. Om dit te illustreren: de kans dat het misgaat bij het optillen, dragen en vervoeren van elkaar op een speelbrancard is aanwezig, maar te overzien. Bij de kinderen die in Delft via de buitenkant in een veertig meter hoge schoorsteen klommen, is het risico bij vallen de dood of zwaar letsel. Maar dan nog is de vraag of wij hen hiervan moeten weerhouden. Een vraag aan u als lezer: wie laat dit toe? Stel, de jongens zijn pubers, jij bent een ouder. En jij bent een begeleider, professional, leraar? Maar mogelijk belangrijker is de vraag: wat als het fout gaat?
‘Wie probeert onvoorspelbaarheid weg te nemen bij de handeling, zal het echt menselijke vernietigen. Je moet vertrouwen, er is geen alternatief’. Hannah Arendt
Volwassenen, ouders, opvoeders zijn bang dat hun kind iets overkomt en zien gevaren die er niet zijn. Door deze angst weerhouden we kinderen zelf te kunnen ontdekken wat gevaarlijk is. Luc Stevens formuleerde dit al eens als volgt: ‘Kinderen denken niet aan risico, ze zouden niets meer doen. Het denken aan risico doen wij; ouders, pedagogen, opvoeders hebben hun eigen angst.’ De Poolse pedagoog Janusz Korczak (1878-1942) meent dat kinderen zeer goed in staat zijn te weten welk risico er kan zijn en af te wegen of zij dit aangaan. Ik denk ook dat wij kinderen hierin schromelijk onderschatten, en dat zij meer kunnen dan wij denken.
En kunnen wij alle risico’s ontnemen aan het kind? Hannah Arendt adviseert ons de manier waarop met onzekerheid en onvoorspelbaarheid in het leven wordt omgegaan te heroverwegen: ‘Wie probeert onvoorspelbaarheid weg te nemen bij de handeling, zal het echt menselijke vernietigen.’ En zij voegt hieraan toe: ‘Je moet vertrouwen, er is geen alternatief’. Ik vertaal dit graag naar risico in het spel van kinderen, als spel voorspelbaar en zeker afloopt, is het spel geen spel meer en het kind geen kind.
Twee beelden van het kind: kwetsbaar en veerkrachtig
De consequentie van het accepteren van onvoorspelbaarheid en risico in het spel van kinderen is dat wij de kwetsbaarheid van hen onder ogen zien. Maar dit kan niet losstaan van de tevens aanwezige veerkracht, of resilience, die het kind heeft en verder kan worden aangesproken en opgebouwd.
De kwetsbaarheid van een kind is evident. Het is vatbaar voor gevaren en bedreigingen leidend tot letsel op lichamelijk of psychisch vlak. Daarmee heeft kwetsbaarheid vaak een negatieve connotatie, omdat het de zwakte en afhankelijkheid benadrukt. Een tegengestelde visie op kwetsbaarheid is dat het ook positieve elementen in zich heeft: het draagt bij aan de eigenwaarde en betekenisgeving. Daarmee is het niet het tegenovergestelde van kracht of sterkte, maar is het in zichzelf waardevol, en zijn het beide onderdelen van het welbevinden van het kind.
Kindbeelden in de samenleving zijn per land en per periode verschillend. Zo riep de Franse filosoof Rousseau in de 18e eeuw ouders op hun kind het bos in te sturen en het ze zelf uit te laten zoeken. In de laatste decennia lijkt het beeld in Nederland van het onvolwassen, onschuldige kind de overhand te hebben gekregen; een kind dat meer vatbaar is voor risico en gevaar, hetgeen leidt tot het overmatig beschermen en het weghouden van ervaringen die risico in zich hebben. Wij kunnen uiteraard begrip tonen voor de ouder, de opvoeder die het kind pijn wil besparen, voorzichtig is, er bovenop zit, ‘Kijk uit, pas op’ zegt. Maar ik denk dat overbescherming op de lange termijn juist de kwetsbaarheid van het kind vergroot en dus een tegengesteld effect heeft dan dat opvoeders beogen. Daarom is het interessant de ook aanwezige veerkracht van een kind nader te onderzoeken.
Het andere beeld van kinderen is namelijk dat van een sterk, flexibel en veerkrachtig individu, dat het in zich heeft om om te gaan met tegenslag, teleurstelling en stress. Resilience speelt in het spel van kinderen een rol, zoals naar voren komt in het ‘House of resilience’ dat Jan van Gils toepast op het spelen. De fundering van dit huis is de acceptatie en het onvoorwaardelijke vertrouwen dat een opvoeder geeft aan het kind en - in wederkerigheid - dat het kind accepteert en voelt. De eerste verdieping benoemt Van Gils als ‘de capaciteit om zin en betekenis te ontdekken’. Hij doelt hiermee op de ervaringen en ontdekkingen die een kind doet tijdens zijn spel, onder meer op motorisch, sociaal en ruimtelijk vlak. De derde laag wordt gezien als het resultaat van de eerste twee: zelfvertrouwen, competentie en humor. Op de zolder is plaats voor nieuwe ontdekkingen, nieuwe ervaringen, het onbekende dat wacht op ontdekking, en waar wij ook risico in het spel kunnen plaatsen.
Het geschetste tweezijdige beeld van kinderen - veerkrachtig tegenover kwetsbaar, met in de huidige maatschappij een steeds grotere nadruk op het laatste - kan leiden tot verwarring en het niet-weten. Het brengt opvoeders in een spagaat. Zij worden niet gesteund. En bang om het verkeerd te doen, doen zij niets. Zij beslissen voor het spelende kind en nemen de behoefte en de eigen afwegingen van het kind in zijn spel niet serieus. Maar wat ontnemen wij het kind hiermee, dienen wij hiermee het belang van het kind?
Het ontdekken van de eigen veerkracht én kwetsbaarheid is vanzelfsprekend voor kinderen.
Kinderen hebben het nodig om te groeien: zelfstandigheid, zelfvertrouwen, zelfverantwoordelijkheid kan slechts ontstaan doordat zij hun grenzen verkennen, deze verleggen en overgaan en hier zelf keuzes in maken, binnen hun spel. Het ontdekken van de eigen veerkracht én kwetsbaarheid is vanzelfsprekend voor kinderen. Voor ons als opvoeders is het ook essentieel deze twee beelden van het kind te laten samenvloeien.
De opvoeder en zijn rol bij risico-spel
Wij als opvoeders zijn verantwoordelijk voor het laten plaatsvinden en versterken van dit ontwikkelingsproces. Maar hoe kunnen wij deze rol op een zorgvuldige manier op ons nemen? Aan de ene kant dienen wij de situatie, de context, het spel waarin het risico zich aandient, in te schatten. Aan de andere kant dienen wij het kind zelf in te schatten, op grond van leeftijd en karakter. Ook al bevinden beiden zich buiten ons gezichtsveld, immers de afwezigheid van een volwassene is vaak juist noodzakelijk om kinderen risico in het spel te laten ervaren. Dit inschatten vergt pedagogische sensitiviteit: het goede doen, op het juiste moment, bij dít kind.
Pedagogische sensitiviteit betekent dat je als opvoeder ontvankelijk bent voor het perspectief, de motieven, gevoelens en behoeften van het kind. Stephen Smith, een pedagoog uit de Verenigde Staten, geeft ons het volgende mee over de praktische vereisten van een pedagogische sensitieve relatie, specifiek voor risicospel. Ik vraag u, voor uzelf, een situatie met een kind dat risicovol speelt in gedachten te nemen en dan de volgende suggesties te overwegen.
De relatie met dit kind vereist: een nabije en zorgvuldige observatie van kinderen, je benadering van elk kind, dit kind telkens weer ter discussie stellen, bedachtzaamheid over hoe het kind volwassen wordt. De relatie met het kind vereist verder: uitdagingen voor het kind zien en aanmoedigen, weten wanneer het kind alleen te laten, oefenen met het kind en het kind volgen in risico nemen, buiten het spelen om. Ik wil u aansporen deze vereisten te overwegen, te oefenen en uit te dragen.
In het doorbreken van de nadruk op meer overbescherming en focus op veiligheid, is het samen optrekken van professionals en ouders cruciaal. Zij houden elkaar in een wurggreep, beïnvloed door meer factoren, maar zij zijn ook de enigen die dit kunnen veranderen. Door in gesprek te gaan, de discussie aan te gaan, het uitdragen naar elkaar van de positieve aspecten van risico in het spel van kinderen. Door als volwassenen te zorgen voor een speelomgeving waarin kinderen de mogelijkheden hebben tot risico-spel. En doordat voorlopers - ‘change agents’ - het goede voorbeeld geven, risico faciliteren, kinderen stimuleren en de sociale omgeving uitleggen waarom.
Het kind heeft recht op risico.
Martin van Rooijen is pedagoog en doet promotieonderzoek aan de Universiteit voor Humanistiek naar factoren die van invloed zijn op professionals die hun houding bepalen als het gaat om risico in het spel van kinderen. Hij is regionaal consulent Speelnatuur Utrecht van het landelijke netwerk Springzaad, hij is lid van het platform Ruimte voor de Jeugd, agendalid van de International Play Association (IPA), jurylid van de Korczakprijs en betrokken bij de Nederlandse inzet voor het 'Recht op Spelen' van de Verenigde Naties.
Dit is een bewerking van de inleiding die hij hield op woensdag 23 juni 2016 in Utrecht, bij de eerste bijeenkomst van het Speelforum.
Literatuur
- Martin van Rooijen & Shelly Newstead (2016): Influencing factors on professional attitudes towards risk-taking in children’s play: a narrative review, Early Child Development and Care.
- Johan Huizinga (1938): Homo Ludens, proeve eener bepaling van het spel-element der cultuur. Haarlem: H. D. Tjeenk Willink.
- United Nations, Committee on the Rights of the Child (2013): General comment No. 17 (2013) on the right of the child to rest, leisure, play, recreational activities, cultural life and the arts (art. 31). http://ipaworld.org/childs-right-to-play/article-31/general-comment-17/
- Helen Tovey (2011): Laat ze buiten spelen. Pleidooi voor gezonde risico’s. Apeldoorn: Garant.
- Janusz Korczak (1920): Hoe houd je van een kind, Utrecht: Bijleveld (1986). www.korczak.nl
- Stephen Smith (1998): Risk and Our Pedagogical Relation to Children. On the Playground and Beyond. Albany NY: State University of New York Press.
Reacties
D. G. Brinksma
Ik ben het hier zó mee eens!
Als leerkracht bij de kleuters heb ik hen altijd gestimuleerd dát te doen wat ze durven doen en zelfs een stapje verder te gaan. Het kind leert op zichzelf te vertrouwen. Ik “waarschuwde” ook wel eens “dit mes is scherp en als je je snijdt gaat dat zeer doen” dat was alles. Er is nooit iets gebeurd in de 28 jaar dat ik met kleuters werkte. Behalve dan een schorsing voor 3 weken voor mij omdat mijn toenmalige directeur de dingen die ik met de kleuters deed als “gevaarlijk” bestempelde. Daar kwam hij, na voortschrijdend inzicht, wel weer van terug. Altijd fijn gewerkt met de kleuters.