Hannah Arendt en het onderwijs: liefde voor de wereld
2 december 2025
'In de opvoeding zal blijken of wij genoeg van de wereld houden.' Deze woorden van politiek denker Hannah Arendt klinken vijftig jaar na haar dood actueler dan ooit. Op vrijdag 4 december 2025 is het precies vijftig jaar geleden dat Hannah Arendt overleed. Die bijzondere sterfdag was de aanleiding om met Joop Berding en Hanke Drop, twee belangrijke Nederlandse Arendt-kenners, een podcast te maken over haar denken in relatie tot onze onderwijspraktijk. Dit artikel is daaruit voortgekomen: een verkenning van Arendts leven en haar blijvende betekenis voor het onderwijs.
Een leven gevormd door vlucht en nieuw begin
Op 14 oktober 1906 wordt Johanna Arendt geboren in Linden bij Hannover, in een welgesteld joods-seculier milieu. Als ze zeven is, overlijdt haar vader. Een ingrijpende gebeurtenis die haar vroege leven tekent. Het gezin verhuist naar Königsberg, de stad van filosoof Immanuel Kant, wiens werk Arendt al op haar zestiende verslond. Van jongs af aan toont ze een opstandige geest en een onverzadigbare intellectuele honger.
Na een niet-conventionele middelbare schoolloopbaan - ze liep herhaaldelijk weg van school en deed uiteindelijk staatsexamen - gaat Arendt filosofie studeren in Marburg. Daar ontmoet ze de opkomende filosoof Martin Heidegger, zeventien jaar ouder en getrouwd. Hun geheime liefdesrelatie wordt een pijnlijk hoofdstuk in haar leven, vooral wanneer Heidegger zich later ontpopt als nazi-sympathisant.
In 1929 promoveert Arendt bij Karl Jaspers in Heidelberg op een proefschrift over het liefdesbegrip bij Augustinus, een thema dat haar hele leven zal blijven boeien. Wanneer de nazi's in 1933 aan de macht komen, verandert alles. Arendt wordt kort vastgezet door de Gestapo en vlucht naar Parijs, waar ze werkt voor joodse vluchtelingenorganisaties. Na de Duitse inval in Frankrijk belandt ze in interneringskamp Gurs, maar weet ook daar te ontsnappen. In 1941 arriveert ze met haar tweede echtgenoot Heinrich Blücher in New York – met één koffer en vijfentwintig dollar.
'Ze blijft iemand die uitdaagt, die grenzen, daar trekt ze zich niet echt van aan. Ze is echt een vrijdenker. Ze claimt als het ware die ruimte om, zoals ze dan zelf zegt, zonder leuningen te denken.' — Joop Berding

Van vluchteling tot invloedrijk denker
Al in 1943, nog voordat ze Amerikaans staatsburger is, publiceert Arendt een opmerkelijk essay: We Refugees ('Wij vluchtelingen'). Het is een van haar meest persoonlijke werken. Berding beschrijft hoe Arendt hierin haar eigen vluchtervaringen van binnenuit belicht, samen met die van haar lotgenoten – en hoe zij worstelden met de vraag: wie zijn wij nu eigenlijk in dit nieuwe land?
Arendt inventariseert wat vluchtelingen allemaal kwijtraken: hun huis en daarmee de vertrouwdheid van het dagelijks leven, hun beroep en daarmee het vertrouwen ergens nuttig voor te zijn, hun taal en daarmee de vanzelfsprekendheid van reacties en gebaren. Met scherpe ironie analyseert ze hoe joodse vluchtelingen weigerden zichzelf 'vluchteling' te noemen. Ze noemden zichzelf liever 'nieuwkomers' of 'immigranten' en probeerden zo snel mogelijk te assimileren. Arendt bekritiseert deze strategie: vluchtelingen zouden juist moeten erkennen wat hen bijzonder maakt. Zij zijn de 'voorhoede van hun volkeren', omdat voor hen de geschiedenis geen gesloten boek meer is. Haar conclusie is scherp: de Europese gemeenschap stortte in doordat zij haar zwakste leden uitsloot en vervolgde.
Hanke Drop herkent in het essay een toon die kenmerkend wordt voor Arendts hele oeuvre: ‘Die toon, die zie je wel heel veel terug, ook vandaag de dag in literatuur van mensen met een vluchtverleden. Daar zie je precies diezelfde ironie tot op het sarcasme af soms.’ Berding benadrukt de blijvende relevantie: ‘Je krijgt dankzij haar essay die ervaringen heel erg binnen. Je moet wel echt een ijzeren Hein zijn, wil je daar niet door geraakt worden.’
De thematiek – bootjes op zee, het jongetje Alan Kurdi dat aanspoelde, kabinetten die vallen op dit onderwerp – resoneert vandaag sterker dan ooit. Het essay laat ook iets zien van Arendts latere denken: het 'opnieuw kunnen beginnen' wordt een kernthema in haar hele oeuvre.
Als staatloze bouwt Arendt in Amerika een nieuw bestaan op. Ze leert Engels, schrijft voor tijdschriften en werkt zich op tot publiek intellectueel. In 1951 verschijnt haar doorbraak: The Origins of Totalitarianism, een monumentale analyse van het nazisme en stalinisme. Datzelfde jaar verkrijgt ze het Amerikaanse staatsburgerschap.
In 1961 doet Arendt voor The New Yorker verslag van het proces tegen Adolf Eichmann in Jeruzalem. Haar reportages, later gebundeld in Eichmann in Jerusalem, veroorzaken een enorme controverse die tot op de dag van vandaag voortduurt. Arendt zag in Eichmann geen monster, maar een man die weigerde na te denken – iemand die gedachteloos deed wat hem werd opgedragen. Dit gebrek aan eigen oordeel noemde ze 'de banaliteit van het kwaad'. Tijdens het proces verdedigde Eichmann zich met het argument dat hij 'alleen maar orders opvolgde'. Arendt verwierp dit excuus categorisch, met een uitspraak die sindsdien over de hele wereld weerkaatst: ‘Nobody has the right to obey’ – niemand heeft het recht om te gehoorzamen. Je kunt je nooit verschuilen achter orders. Elke daad is het resultaat van een keuze, en dus van een oordeel.
In 1958 publiceert ze The Human Condition (in het Nederlands vertaald als Vita Activa), waarin ze haar politieke filosofie uitwerkt. Arendt maakt daarin een cruciaal onderscheid tussen drie vormen van menselijke activiteit: arbeiden (de biologische levensprocessen), werken (het maken van duurzame objecten) en handelen (het met elkaar spreken en van gedachten wisselen in de publieke ruimte). Dat laatste – het handelen – is voor haar het meest wezenlijk menselijke. Joop Berding, een van de belangrijkste Nederlandse Arendt-kenners, ziet hierin direct de verbinding met onderwijs: ook in de klas draait het uiteindelijk om spreken en handelen, om de uitwisseling tussen mensen.
"The function of the school is to teach children what the world is like and not to instruct them in the art of living." — Hannah Arendt
De school als tussenruimte
Hoewel Arendt slechts twee essays over onderwijs schreef, is haar invloed op het pedagogisch denken enorm. In 'The Crisis in Education' (1954) analyseert ze de Amerikaanse onderwijscrisis, maar haar inzichten reiken veel verder. Ze definieert de kern van opvoeding als antwoord op wat zij nataliteit noemt: het feit dat er voortdurend nieuwe mensen op de wereld komen.
‘The essence of education is natality, the fact that human beings are born into the world,’ schrijft Arendt. Deze nieuwkomers – kinderen – zijn niet alleen nieuw in een voor hen vreemde wereld, ze zijn ook 'in wording'. Dat schept een dubbele verantwoordelijkheid voor opvoeders: zowel voor het kind als voor de wereld zelf.
Hanke Drop legt uit waarom dit idee van wereldgerichtheid zo centraal staat: ‘De liefde voor de wereld is ook iets wat volwassenen aan kinderen moeten bijdragen. Daar ook toe moeten uitnodigen. Dus dat wereldgerichte bijvoorbeeld, dat is een heel sterk centraal thema bij Arendt.’
De school fungeert in Arendts visie als een tussenruimte – een plek tussen de beschermde privésfeer van het gezin en de openbare wereld van volwassenen. ‘Normally the child is first introduced to the world in school. Now school is by no means the world and must not pretend to be; it is rather the institution that we interpose between the private domain of home and the world in order to make the transition from the family to the world possible at all.’
'Arendt is een ongelooflijke breed denkende politiek denker. Wat ik heel interessant aan haar vind is dat ze wars was van alle grenzen tussen disciplines van denken of van wetenschapsgebieden.' — Hanke Drop
Tegen de maakbaarheid
Arendt verzet zich fel tegen twee tendensen in het moderne onderwijs. Ten eerste bekritiseert ze het idee dat kinderen volledig aan zichzelf kunnen worden overgelaten in een autonome 'kinderwereld'. Dit leidt volgens haar niet tot bevrijding, maar tot een nieuwe vorm van tirannie: ‘By being emancipated from the authority of adults the child has not been freed but has been subjected to a much more terrifying and truly tyrannical authority, the tyranny of the majority.’
Ten tweede waarschuwt ze tegen het instrumentaliseren van onderwijs voor politieke doelen. Kinderen mogen niet worden ingezet om de wereld te verbeteren volgens de blauwdruk van volwassenen. Zij verdienen de kans om zelf, later, als volwassenen, de wereld te vernieuwen.
Joop Berding herkent dit spanningsveld in de hedendaagse onderwijspraktijk: ‘We zijn eigenlijk dat spreken en uitwisselen en overleggen, zijn wij eigenlijk ook als een soort maakprocessen gaan beschouwen. Beheersing is eigenlijk het steekwoord hierbij. Alle sectoren waar met mensen wordt gewerkt, zouden we als voorbeelden kunnen nemen, waarin stelselmatig en planmatig wordt geprobeerd om de onvoorspelbaarheid eruit te halen.’
Deze economisering van het onderwijs staat haaks op wat Arendt voorstaat. Berding herkent het probleem: termen als 'opbrengsten', 'effectiviteit', 'doorstroom' en 'output' zijn het onderwijs binnengedrongen, terwijl ze eigenlijk wezensvreemd zijn aan de pedagogiek – aan het opvoeden van kinderen waar een school voor staat.
'We zitten ieder op onze eigen stoel in een unieke positie die ook niemand van ons kan overnemen. En vanuit die unieke positie kijken we eigenlijk naar die wereld.' — Joop Berding
De tafel van de wereld
Een van Arendts mooiste metaforen is die van de 'tafel van de wereld'. Stel je voor dat we met z'n allen rond een tafel zitten, elk vanuit een unieke positie naar het midden kijkend. Die verschillende perspectieven – wat Arendt pluraliteit noemt – zijn geen probleem, maar juist de essentie van het menselijk samenleven.
Berding legt uit hoe dit in een klas werkt. Op die tafel kunnen allerlei dingen uit de wereld verschijnen. Dat kan een rekenopgave zijn, maar ook een gebeurtenis uit de wijk of iets groots uit het nieuws. Het gaat om het gezamenlijk kijken, uitwisselen en bekloppen – wat is dit, wat zie jij, wat zie ik?
Dit vraagt om een specifieke houding van de leraar. Niet als alleswetende instructeur, maar als iemand die de wereld aanwijst en zegt: kijk, dit is onze wereld. Hanke Drop benadrukt het belang hiervan voor lerarenopleidingen: ‘Om je eigen leerlingen tot dat handelen uit te nodigen, tot het verschijnen als persoon. Je zou kunnen zeggen dat dat nog wel wat steviger in de lerarenopleidingen kan.’
Conservatief omwille van het nieuwe
Opvallend genoeg pleit Arendt voor een conservatieve houding in het onderwijs, maar niet in politieke zin. ‘It seems to me that conservatism, in the sense of conservation, is of the essence of the educational activity, whose task is always to cherish and protect something – the child against the world, the world against the child, the new against the old, the old against the new.’
Dit conservatisme staat paradoxaal genoeg in dienst van het nieuwe. Alleen door kinderen vertrouwd te maken met de bestaande wereld – haar geschiedenis, tradities en cultuur – kunnen zij later, als volwassenen, die wereld werkelijk vernieuwen. Wie kinderen nu al de taak geeft de wereld te redden, ontneemt hun de kans om zelf iets nieuws te beginnen.
'In veel opzichten leven we in een verschrikkelijke wereld en toch is het een pedagogische opdracht de wereld lief te hebben.'
Een blijvende uitnodiging
Op 4 december 1975 overlijdt Hannah Arendt boven haar typemachine tijdens haar schrijven aan ‘Oordelen’ aan een hartaanval in haar appartement in New York. Ze laat een onvoltooid manuscript achter over het denken en willen - wat later door haar vriendin Mary McCarthy is verwerkt tot de trilogie Denken, Willen, Oordelen in The Life of the Mind. Haar ideeën over onderwijs leven voort en winnen aan actualiteit.
De slotpassage van haar essay over de crisis in de opvoeding vat haar pedagogische visie samen: ‘Education is the point at which we decide whether we love the world enough to assume responsibility for it and by the same token save it from that ruin which, except for renewal, except for the coming of the new and young, would be inevitable.’
Berding vertaalt dit naar de kern: ‘We hebben kinderen daarin toch te toerusten. En ik denk dat dat een hele belangrijke boodschap is die ze ons meegeeft. Toerusten van kinderen om die weg in de samenleving te kunnen vinden.’
In een tijd van meetbaarheid, toetscultuur en economisering van het onderwijs biedt Arendt een ander kompas. Niet de vraag 'wat werkt?' staat centraal, maar de vraag 'waartoe?' Het is een uitnodiging om terug te keren naar de kern van wat onderwijs is: een daad van liefde voor de wereld en voor degenen die daarin nieuw zijn.
Bronnen
- Joop Berding: Publicaties en boeken: https://joopberding.com/arendt/
- Artikel Crisis in Education.
- Podcast het gesprek met Hanke Drop en Joop Berding van stichting NIVOZ op Meesterwerk Podcast: https://nivoz.nl/nl/meesterwerk-podcast
- Podcast over Hannah Arendt: https://www.vrt.be/vrtmax/podcasts/klara/h/hannah-arendt--over-liefde-en-vrijheid-/
De podcast
Reacties