Een rommelige les: 'Wat hebben deze boze kinderen nodig?'
4 februari 2016
Toen de docente even weg was met een leerling die eruit moest, vroeg ik aan de klas wat er aan de hand was. ‘Zijn jullie altijd zo? ’Rian Visser mag een gastles over poëzie geven op een vmbo-school. Ze probeert de leerlingen te enthousiasmeren door ze te laten schrijven over iets waar zij van houden, maar zoals het schoollessen betaamt, spelen er duizend dingen die het lesgeven beïnvloeden. Een blog over de complexe realiteit van de onderwijspraktijk.Als schrijver kom ik regelmatig op scholen om gastlessen te geven. Deze keer was ik te gast in een VMBO-klas voor het geven van een poëzieles in het kader van de Poëzieweek. De lerares Nederlands ontmoette ik in de lerarenkamer. ‘Hoe was uw naam ook alweer?’ vroeg ze vlak na het handen schudden. De uitnodiging was via een collega gegaan.
Meteen ruzie...
In het lokaal sloot ik mijn iPad aan op het digibord, waarna de leerlingen binnenstormden. Meteen was er ruzie over de zitplaatsen. Een meisje moest van de lerares van plaats veranderen, omdat ze verkeerd zat volgens de plattegrond. ‘Ik zit hier altijd!’ riep ze. ‘Daarover ga ik niet met jou in discussie,’ antwoordde de docente. ‘Wat maakt het uit waar ik zit?’ schreeuwde het meisje. ‘Jullie doen wat ik wil,’ was het antwoord. ‘Zeikwijf!’ schold het meisje. ‘Jullie hebben geen respect!’ krijste de lerares. Een jongen moest zijn pet afzetten. Na tien minuten had de docent de klas min of meer stil.
Ik vertelde de leerlingen iets over mezelf en dat ik hoopte dat we een gezellig uur zouden hebben. Op het digibord opende ik via mijn iPad de bundel Wil jij met mij? Liefdesgedichten voor pubers. Ik las een paar gedichten voor en besprak ze. De klas luisterde goed, er werd gelachen om de inhoud en de tekeningen, maar de sfeer bleef grimmig en explosief. De boosheid in het lokaal was bijna tastbaar en ik besefte dat het niet makkelijk zou worden om er een vrolijk uur van te maken. De sfeer moest om. Maar hoe?
Vanuit eigen interesse
Na een kwartier voorlezen en vertellen gaf ik ze een eenvoudige opdracht: schrijf één woord op een blaadje over iets waar je van houdt. Ik deed de opdracht mee op het digibord. De bedoeling was dat we bij het woord associatief nog vier woorden zouden bedenken, met de woorden een zin maken die het begin van een gedicht zou worden.
Het zelfstandig werken ontaardde binnen een paar seconde in een gepraat waar nauwelijks meer bovenuit te komen was. Toen ik een nieuwe instructie wilde geven verhief ik mijn stem, klapte in mijn handen, tikte met mijn leesbril op de tafel en draaide de klas demonstratief de rug toe in de hoop dat ze zouden merken ik graag weer even de aandacht wilde. Uiteindelijk moest de leerkracht om stilte schreeuwen.
Ik gebruikte de herwonnen aandacht om afspraken te maken. Dus ik legde uit waarom het af en toe nodig is dat iedereen stil is, zodat ik verstaanbaar ben. Dat er alleen zachtjes gesproken mocht worden tijdens het werken en dat ik graag opgestoken vingers zag als ik iets vroeg, zodat ze om beurten zouden praten en ik het antwoord kon horen.
Mobieltje in de les, naam vergeten
Er werd verder gewerkt. De leerkracht stuurde een leerling de klas uit, omdat ze haar mobiel gepakt had. Het meisje borg de telefoon weg, maar de regel was dat zij de telefoon moest afgeven aan de leerkracht. Toen het meisje dit weigerde moest ze de klas uit om hem naar de rector te brengen. Ze schold en schreeuwde. Even later kwam ze terug de klas in, maar dat mocht niet en ze werd weer weggestuurd. Meer kinderen werden berispt. Een paar keer vergiste de lerares zich in een naam, wat de leerlingen haar kwalijk namen. ‘Als ik zo woedend ben, kan ik geen namen onthouden,’ brieste ze. De sfeer in de klas was er een van oorlog.
Toen ze zelf even weg was met een leerling die eruit moest, vroeg ik aan de klas wat er aan de hand was. ‘Zijn jullie altijd zo?’ Ineens waren ze allemaal stil. ‘Soms in andere lessen ook wel, maar het is vooral in deze les. We mogen haar niet.’
‘Het botert niet tussen mij en deze klas,’ gaf de docente later toe.
De lerares kwam terug en we gingen door met de les, waarin de incidenten zich bleven stapelen. Een jongen moest een pen aan een meisje geven. Hij gooide hem over zijn schouder, gaf een hakje en schopte hem in haar richting. De lerares ontplofte en wilde hem wegsturen. Ik reageerde met een compliment voor zijn schietkunsten, omdat het best knap was. Zijn gezicht verzachtte en gelukkig mocht hij blijven toen ik daarom vroeg. Het effect van leerlingen wegsturen, vergrootte in deze klas alleen maar het onbehagen.
Eigenwijs = goed
Eén leerling was het niet eens met de opdracht die ik gegeven had. Bij het woord dat ze moesten opschrijven, had ik gezegd dat het over iets moest gaan waar ze van hielden, maar dat het niet over een persoon die ze kenden. Ik legde uit wat mijn idee erachter was geweest – ik was bang voor pesterijen of schaamte omdat het te persoonlijk zou worden – en schafte de regel alsnog af. Zij wilde namelijk heel graag een gedicht voor haar moeder schrijven. Eigenwijsheid is namelijk best goed, zeker bij poëzie. En bovendien merkte ik dat mijn regel haar belemmerde.
Even later wilde ik klassikaal een paar door hen geschreven zinnen met ze bespreken. Ik had er op mijn iPad een foto van gemaakt en toonde ze met toestemming van de leerling op het digibord. Ik kon echter nauwelijks boven het lawaai uitkomen en legde de les opnieuw stil. Ik vertelde de leerlingen dat ik nog een paar dingen met ze wilde doen, maar dat het op deze manier voor mij niet werkte. Ik gaf ze de keuze of ik zou blijven of weggaan. Het was een nogal theatraal moment, maar mijn aanwezigheid was niet door henzelf bedacht. Het is onmogelijk om iemand iets te leren, die niets wil leren. Wanneer ze niet naar mij wilden luisteren, dan kon ik beter gaan. Gelukkig gingen alle vingers omhoog toen ik vroeg of ik zou blijven.
Misschien wilden ze mij liever dan hun lerares, maar als ze de keuze hadden gehad tussen mij en een vrij uur, dan denk ik dat ik weinig kans gemaakt had.
Later zelf beslissen
Ik staakte het bespreken van hun werk en liet ze een paar gedichten zien die ik de dag ervoor geschreven had over sexting. Zonder te vertellen wat het thema was, zei dat ik nog niet wist of het goed en duidelijk was en vroeg hun mening. Ze haalden het onderwerp eruit en reageerden goed op het gedicht. Omdat ik nog meer gedichten voor hen wilde maken vroeg ik ze over welke onderwerpen die zouden moeten gaan. Drugs, roken, gamen waren enkele van de onderwerpen.
Er was nog wat tijd en de aandacht voor poëzie had ik tot het uiterste weten te rekken. Daarom wilde ik voordat ik wegging nog even met ze praten over het belang van het lezen van gedichten en verhalen voor hun taalvaardigheid en woordenschat. ‘Goed Nederlands leren is belangrijk voor jezelf en je toekomst. Ik begrijp best dat jullie niet voor je plezier school zitten. Thuis moet je naar je ouders luisteren en op school moet je naar de leerkracht luisteren. Later kun je misschien zelf beslissen wat je doet. Als je ontdekt waar je goed in bent en je probeert daar nog beter in te worden, dan heb je kans dat er later iemand naar jóú luistert.’
Een jongen zei boos: ‘Ja, dan word ik chéf putjesschepper!’ Een meisje was gelukkig optimistischer. ‘Je kunt ook werk doen dat je leuk vindt en dan is het niet erg.’
Wat hebben boze kinderen nodig?
We hebben een uur samen doorgebracht, maar ik zal deze klas niet snel vergeten. Wat hebben deze boze kinderen nodig? Ergens bij horen in plaats van weggestuurd worden? Een leerkracht die je naam kent? Een ander schoolsysteem? Niet naar school gaan maar in de praktijk leren? Minder regeltjes en meer eigen inbreng? Is dit voor een leerkracht vol te houden? Was het niet juist wél een goed idee geweest als de leerkracht in discussie was gegaan met de leerling over haar zitplaats? Discussiëren en argumenteren hoort toch bij het vak Nederlands? Van een andere docent Nederlands hoorde ik in de lerarenkamer tijdens het nabespreken van mijn les dat hij de mobieltjes inzette om ze rijmwoorden te laten opzoeken. ‘Knap dat je zo rustig bleef,’ was het compliment van de lerares wiens klas ik bezocht had.
Toen ik de klas verliet fluisterden een aantal kinderen toen ik langsliep dat ze het leuk gevonden hadden. Sommigen staken zelfs hun duim op. Misschien deden ze dat, omdat ik aan het begin van het uur gezegd had dat het mijn eerste keer op het VMBO was en dat ik, als deze les mislukte, nooit meer in een VMBO-klas zou durven lesgeven. Nu kan ik eigenlijk niet wachten tot ik weer mag, want wat gebeurde er veel in die klas waar ik gedichten over zou kunnen schrijven.
Rian Visser is kinderboekenschrijver, leesbevorderaar en schoolschrijver.
Reacties