Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Een gedicht is soms een spiegel

13 december 2015

Rob Bekker, docent op de Internationale Schakelklassen in Utrecht, blikt terug op een aantal momenten van vorig schooljaar. Over wat leerlingen ons wel kunnen vertellen en wat niet, over verantwoordelijkheid nemen, over de woorden 'ik hou van jou' en over doelgericht de wereld negeren. Laat je meevoeren in het meanderende verhaal van Bekker en zijn leerlingen. 'We horen de bel, we lezen het invalrooster. Een gedicht is niet urgent. Een gedicht is soms een spiegel.'

SONY DSCWe gaan met vier klassen naar een voorstelling in Rasa (Rasa presenteert muziek en dans uit alle werelddelen in Utrecht, red.) en ik ben blanco. We zien een enthousiaste man, Babah Tarawally die boeken schrijft. Zijn boeken heten Een dansje in de regen en De god met de blauwe ogen. Uit het eerste leest hij een Brief aan oma voor. Hij heeft een goede kora-speler bij zich voor de intermezzo’s. Hij vertelt over zijn ervaringen in Nederland sinds hij in 1995 uit Sierra Leone vertrok. Wat hij voorleest, is herkenbaar voor de leerlingen, het blijft aan de oppervlakte. Het is het soort herkenning waar we de spiegel voor kunnen gebruiken. Baba gaat nergens door de spiegel heen. Ik zal op school de leerlingen vragen om allemaal met één woord op de voorstelling te reflecteren om er achter te komen of het voor hen meer dan een plat plaatje was op deze 3e februari 2015.

Ongeleide sneeuwbal

Op 5 februari hoor ik op de fiets ondanks mijn ipod-oortjes de vogels fluiten. Er glijdt een traan over mijn wang. Is het van de kou deze winter of omdat de wolken een bewegend schilderij zijn? Vandaag word ik wakker gewiegd door the Beach Boys, André Manuel en de Ketterse Fanfare, Trespassers W en Captain Beefheart and his Magic Band.

In de openluchtfietsenstalling zie ik dat de sneeuwschade meevalt. Waar ga ik over een uur of acht naar toe, het hek weer uit? Ik zet het voorwiel nu in die richting. Fiets op het slot, en sneeuwbal op mijn rechterschouder.

Vroeger keken we elkaar eerst aan voordat we gooiden. Heeft de leerling die ik negeer dat niet als voorbeeld gekregen? Het hek van de stalling - er is geen collega in het zicht op dit moment - sluit ik met de sleutel die ik in de deur had gelaten.

Ik geef mijn directeur een hand bij het betreden van de school. Pretlichtjes in zijn ogen. Naast hem staat een ander, die zijn hand uitsteekt en aan het rituele 'goede morgen' nog de functie 'meester' toevoegt. Deze man kijkt vierkant langs me heen. Hij is vast de mentor van de ongeleide sneeuwbalgooier.

Doelmatig langs dingen heen gaan

Een dag later zit ik in een veel te grote werkruimte. Dankzij het kosten-effectieve centralisme van een man die in 2013 ver boven mij werd geparachuteerd, is er veel beweging op gang gekomen in ons gebouw waar we nooit slapen. Lege plekken zijn er standaard niet meer; soms vind je tijdelijk een leeg lokaal. Juist wanneer je meent een rustige werkplek te hebben gevonden, is die weer voor een volgende klas nodig. In de grote werkruimte tik ik aan een stukje tekst, het lukt nauwelijks om de zinnen in een keer grammaticaal te maken want ik zit tussen twee collega’s die tien meter uit elkaar blijven zitten terwijl ze met elkaar overleggen. Ad hoc overleg is urgent. Urgentie is belangarm. Praat liever zachter. Hoe komt het dat ik me met mijn ipod niet afsluit voor het leven? Doelmatig ga je langs veel heen.

Irritant. Spannend. Samenwerken. Gek. Dat ene woord waarmee de leerling uitdrukt hoe de voorstelling in Rasa binnenkwam. Ik noteer alles wat op de blaadjes kwam onder elkaar op het bord. We bedenken gezamenlijk de tegenstelling van dat woord. Een enkeling noemt dat: 'Emoties, hè, meester?'

Meester en verantwoordelijkheid

Deze keer is het woord meester adequaat gebruikt; in het moment dat ik bij mijn leerlingen binnentreed, word ik hun meester. Ik neem mijn rol en vertel ze dat zij per woordkoppel op een plaats in de klas moeten gaan staan (voor de oudere lezerara zal het misschien al duidelijk zijn, we spelen Ren je Rot). Ik noteer de aantallen.

Voordat ik deze fysieke evaluatie van het bord heb overgenomen, heeft een vakdocent na mij alles van het bord geveegd. 'Heeft hij een foto genomen? Heeft hij jullie gevraagd of dit van het bord mocht?' vraag ik aan mijn taalgezellen. Nee, daar hoefden ze van zichzelf geen persoonlijke of gezamenlijke verantwoordelijkheid in te nemen, dus we doen de oefening nog een keer, dat incasseren ze. Ik geef de evaluatie op papier door aan de collega die dit soort dingen al jaren voor onze leerlingen organiseert, uit een budget dat van buiten komt. Ze is er content mee; woorden genereren soms geld.

Dan is er het plan om te gaan schaatsen met de klas. De leerlingen kiezen ervoor om alles zelf te betalen en hiervoor niet het klasbudget aan te spreken. Een van de leerlingen zal de eigen bijdrage verzamelen en administreren. Aan de kassa van de Vechtsebanen (schaatsbaan in Utrecht, red.) schiet ik de entree voor en bij de huurbalie schiet ik de schaatshuur voor want vooraf was dat niet rond. Daar heb ik na een leuke schaatsmiddag zelf nog werk aan... Geen leerling komt er uit zichzelf nog op terug (twee maanden later wacht ik nog op 30 euro) maar de tijd is mijn bondgenoot.

Woorden: ze smaken

Woorden komen gemakkelijker dan geld. Wanneer de leerlingen op de Nationale Gedichtendag in de Nieuwsbegriples worden uitgenodigd om een vers te maken over de vrijheid van meningsuiting, zie ik op het meedeeldingenbord in de grote werkruimte:

Ik hou van de woorden, woorden,
het begrip van de woorden.
Ik verdedig en beledig,
met hun darts van wind,
hoewel soms laat ik,
mensen slecht gezind.
Ik wil geen censuur niet meer,
laat de tong naakt, laat mijn woord vrij al weer!
Mijn woord, jouw woord,
alle woorden.


De collega van een parallelklas die het gedicht heeft opgehangen vroeg al of dit van de leerling zelf kon zijn of dat ik er herkenbare elementen in zag – zou het een leendicht zijn? Daar gaan we geen speurwerk naar verrichten, we lezen het nog eens, we proeven het, het smaakt.

De liefde en woorden

Ook over de liefde kan men dichten, getuige: Ik hou van jou.

Zo'n simpele zin, maar moeilijk om te zeggen. Een zin met een groot belang. Hoe kan je je gevoelens in een zin uiten?
Ik hou van jou.

Dat kan iemand tegen jou zeggen. Dat kan je voor iemand voelen. Maar is dat ook zo? Komt dat uit je hart?
Ik hou van jou.

Als je dat hoort, voel je gelukkig. Maar toch twijfel je. Hoe kan dat iemand echt menen?

Zo is een adolescent op zoek, laat zich kennen - in een tekst die voor alle collega’s leesbaar in een ruimte voor alles en allen hangt. Staan we erbij stil? Zijn dit zomaar wat woorden van een mens? Is dit zomaar een mens van woorden? Wat horen wij achter de woorden, hier bij het mededeling-bord bij de printer? We horen de bel, we lezen het invalrooster. Een gedicht is niet urgent. Een gedicht is soms een spiegel.

Maskers zijn niet bedoeld om te verhullen, maar om bloot te leggen

Twee jaar geleden was er tijdens een Assembly een leerling die naast een mooi stukje piano ook een act met maskers had. Hij legde ons meerdere vragen voor. De vraag duurt het antwoord en ik weet niet of we er al een punt achter hebben weten te zetten ( . )
Wat vroeg hij ons in die maskers-act? Ik las in het Centraal Museum: 'Erich Wichmans maskers zijn niet bedoeld om te verhullen maar veeleer om bloot te leggen.' Staat de zanger van onze toenmalige schoolband in die traditie, of kunnen wij zo breed niet kijken naar een leerling?

Deze Alejandro liep toen hij maanden later voor zijn vervolgopleiding een onderzoekje moest doen, zonder afspraak het lokaal binnen waar ik aan onze hoogst scorende klas les gaf. Ik stond hem toe om leerlingen te interviewen over hoe zij de ruimte konden pakken om te verwoorden wat zij op school nodig hadden. In anderhalf uur werd me iets duidelijk wat ik eerder niet wist, Alejandro deelde met me wat hij hoorde van deze beste NT2-sprekers op onze school: het lukte hen geregeld niet om hun wensen en hun vragen helder duidelijk te maken. Ik sprak met hem af dat ik zijn onderzoeksconclusies en eventuele aanbevelingen zou ontvangen. Hij leek te begrijpen hoe belangrijk ik zijn werkstuk in ontwikkeling vond, voor mezelf, voor mijn collega’s, voor onze leerlingen nu en in de toekomst. Wat zou er in dat werkstuk (cijfer 7½) te lezen staan?

Ik wacht in mijn eigen tempo, zie hem soms op straat steppen op zijn skateboard, oortjes in, afgesloten, doelgericht, sneller dan ik wil zijn voorbij.

Hij kan me iets belangrijks vertellen. Weet hij dat niet meer of wacht hij nog op zijn moment?

Rob H. Bekker, 9 april / 9 december 2015

 

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief