Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

De vier kinderen

3 februari 2020

Een van de leerlingen van Tamir Herzberg vroeg hem: ‘Wat leer jij van ons?’ Het bleek een vraag die hem aan het denken heeft gezet, die hem deed nadenken over het doorgeven van tradities, van verhalen, van vragen en antwoorden. In dit stuk neemt hij ons mee op een reis naar zijn antwoord. ‘Wat ik nu begin te begrijpen is dat alles wat ik hierboven beschreef over relaties tussen leraar en leerling, tussen oudere en jongere, tussen vertaler en lezer, niet alleen geldt voor mensen onderling. De volgende stap is naar binnen. Ik heb niet alleen die kinderen, die lezers, die leerlingen, ik ben ze ook.’

Een van mijn leerlingen – of zal ik zeggen, een van mijn kinderen – vroeg mij: wat leer jij van ons? Een vraag die tot denken zet. Hier is een poging tot antwoord.

Ons is het leven gegeven en wij geven het door. Dus zijn we hier. De geslachtsdaad is vaak nog het makkelijkste stukje, daarna wordt het doorgeven meteen moeilijk. Alles heeft consequenties. De geboorte is wellicht het zwaarst, maar niet te vermijden; andere dingen, vooral in de opvoeding, zijn bijna even noodzakelijk, maar we gaan ze vaak uit de weg.

Wij schrijven op de grafstenen van onze doden: Tehi nishmato tzrura btzror hachayim . Vrij vertaald: moge zijn ziel verweven zijn in de bundel des levens. En ons hele leven zijn we bezig de nieuwe levenden die we het leven hebben doorgegeven in dat weefsel te verweven.

De leraar, de gids, de ouder heeft daarin twee opdrachten: de ander, die hier nieuw is, onze wereld laten zien en erin betrekken, maar ook de ruimte laten om er iets nieuws, iets eigens van te maken.  Want wat niet vernieuwt, sterft.[1]

Doorgeven en verweven
In mijn eigen leven heb ik verschillende beroepen gehad. Ik was soldaat, visser, autospuiter, gids, vertaler, timmerman en leraar, en nu vraag ik mij af of er een verbindende lijn is geweest. Hebben die beroepen iets met elkaar gemeen? Hoe zijn ze verweven?

Soldaat valt meteen af, dat was toen geen keuze. Dat geldt ook voor autospuiter: ik was al blij dat ik werk had. Visser gaat misschien over zoeken naar het verborgene en het naar boven halen, dat kan ik nog niet goed plaatsen. Maar gids komt telkens terug in de laatste drie: timmerman, vertaler, leraar. Die drie heb ik dan ook heel bewust gekozen. Zij roepen dezelfde vragen op: wat maak ik eigenlijk, en vooral, voor wie? En hoe weet ik of het goed is? Waar hebben anderen het meeste aan? Het antwoord op die vragen is wat de beroepen voor mij verbindt. Het antwoord gaat over doorgeven en verweven.

Eerst was ik timmerman en werkte ik soms volgens bouwtekeningen. In de nieuwbouw is dat wel handig. Vaak kan dat (bijna). Maar in de restauratie, daar waar het oude en het nieuwe elkaar ontmoeten, loop je er telkens tegenaan dat de tekening niet helemaal aansluit bij wat er in werkelijkheid is.  In een oud huis is voor de timmerman de opdracht “gewoon de tekening volgen” onzinnig. Niets is er precies haaks of waterpas, de maten kloppen nooit helemaal, de vormen ook niet. Toch moeten de trappen aansluiten bij de vloeren, de ramen bij de kozijnen. Je moet kijken hoe het huis echt in elkaar zit om er iets van te maken waar mensen wat aan hebben. De tekening is alleen een richtlijn, een begin. Als je die helemaal en naar de letter volgt, krijg je een heel raar, lelijk en onbruikbaar resultaat.

Naast mijn andere werk vertaal ik romans en poëzie. Daar geldt hetzelfde. Zoals voor de timmerman “gewoon de tekening volgen” niet werkt, zo geeft voor de vertaler de opdracht “gewoon vertalen wat er staat”, in de meeste gevallen geen antwoord op de vragen waar hij tegenaan loopt. Gewoon vertalen wat er staat, dat bestaat niet. Om maar iets kleins te noemen: november in de Israëlische context betekent regen, een eind aan de hitte en de droogte, het begin van het vruchtbare seizoen. In Nederland betekent november het begin van winter, de oogst is dan juist achter de rug. Vertaal je dan november met november? Zo niet, hoe dan wel?

Als leraar kijk je naar elke leerling, en houd je rekening met de “nerf”, met de groeirichting, met hoe ze zijn.

Toen werd ik leraar. Sommigen vinden dat ook dat volgens bouwtekeningen moet. Ik vind van niet. Bij machinale houtbewerking hoef je nauwelijks rekening te houden met het materiaal, het maakt niet uit hoe de nerf loopt. Je duwt het hout in een grote schaafbank en het komt er, volkomen uniform en zonder dat je je hoeft in te spannen, geschaafd uit. Maar dat is iets heel anders dan beschaafd. Als ik met de hand een plank schaaf kijk ik altijd eerst naar het hout en houd ik rekening met de richting van de nerf. Het resultaat is dan heel anders, mooier, gladder. Elke plank wordt ook een beetje anders. Dat komt doordat elke boom anders is. Als leraar kijk je naar elke leerling, en houd je rekening met de “nerf”, met de groeirichting, met hoe ze zijn. Ze zijn allemaal anders, en beschaven is in mijn visie alleen mogelijk als je daar goed naar kijkt. De Joodse traditie biedt een heel mooie manier om ernaar te kijken.

Pesach
Er zijn meerdere belangrijke feest- en gedenkdagen. Voor mij is Pesach daar de belangrijkste van, omdat dat het moment is waarop de traditie het meest expliciet wordt doorgegeven aan de volgende generatie, en omdat traditie, letterlijk vertaald, zelf de daad van het doorgeven is. Er wordt ook wel gezegd dat een beschaving zich het meest kenmerkt niet door wat zij doorgeeft, maar door hoe zij dat doet. De Pesachviering is daar een voorbeeld van.  Alles is georganiseerd rondom een prachtige, unieke maaltijd waarbij alles anders is dan op andere dagen. De ingrediënten zijn anders, de rituelen en de gebeden zijn anders, je zit anders, je eet andere dingen, er gaan dagen van voorbereiding aan vooraf die anders zijn dan alle andere dagen. En boven alles: de kinderen (en alle anderen ook) worden telkens aangemoedigd om te vragen: waarom dit, waarom zo? Wat is dat, wat betekent het? Ze leren een liedje: “waarin is deze avond anders dan alle avonden?” Dat is het allereerste wat zij leren: de vraag te stellen.

In de Haggada, de begeleidende tekst met gebeden, liederen en uitleg, staat een passage over vier zonen[2] en de manier waarop je met ze moet praten. Er wordt onderscheid gemaakt: er is de verstandige of wijze zoon, die gedetailleerde vragen stelt en die je op hetzelfde niveau moet antwoorden. Er is de kwaadwillende, of misschien afwijzende, die zich van alles afkeert. Die moet je niet antwoorden, of afwijzen: dit gaat over ons, niet over jou. Dan is er de naïeve, die simpele vragen stelt en simpele antwoorden nodig heeft, en tenslotte het kind dat nog niet kan vragen. Voor de laatste moet jij een opening bieden: weet jij wat dit is, waarom we dit doen?

Het is een ruwe vierdeling. In de Haggada wordt verder ingegaan op de nuances.

Het is trouwens niet statisch, niet onveranderbaar, en niet zwart-wit. Een kind is niet één van die vier, maar heeft die rol. Dat kan tijdelijk zijn, en het kan ook maar gedeeltelijk zijn. Als de onwillige ontdekt wat er te halen valt, kan hij zomaar besluiten om toch mee te doen; de wijze kan zich ook afkeren. Als het kind dat nog niet kan vragen eenmaal betrokken is, zal het meestal toch mee gaan doen. Ook dat ligt voor een groot deel in de handen van de leraar, de gids, de vertaler, de ouder. Uiteindelijk gaat Pesach over het maken van zinvol onderscheid, niet als in zwart-witdenken, maar om de nuances te vinden, naar de nerf te kijken.

Leraar, gids, vertaler
Als leraar maak je zulk onderscheid, en het helpt. Ik noem dat verschilligheid. Mijn leraarschap, dat niet los staat van deze traditie, heeft in de loop van de jaren ook mijn beeld van de vertaler veranderd: ik vroeg me af wat je bent van je lezer. Als leraar heb je met alle vier de kinderen te maken. Vanwege de leerplicht komen zij allen bij je, wijs, naïef, onwillig, of niet in staat tot vragen. En elke keer stel ik mijzelf de vraag: wat ben ik van deze leerling? Wat ben ik hem of haar verschuldigd? Hoe kan ik het best van dienst zijn?

Als literair vertaler kom je ze niet allemaal tegen want er is geen leesplicht. Ik vertaal niet voor de onwillige lezer, noch voor wie nog niet kan lezen. Maar dan blijven er toch nog twee heel verschillende over: de wijze, onderzoekende, en de naïeve, volgzame. Probeer je ze beiden tegelijk hetzelfde antwoord te geven? Eén van hen zal je niet begrijpen. Je krijgt maar één kans, en twee keuzes. Die keuze wordt bepaald door wat jij wilt zijn voor de lezer. Dit geldt voor literair vertalen, voor gedrukte tekst, die, eenmaal gedrukt, niet meer kan worden veranderd. Dan heb je maar één kans.

Maar vertalen kent ook een bredere context. Als leraar, gids, ouder, vriend, ben je ook altijd aan het “vertalen.” Dat soort vertalen doe je voor alle kinderen, voor alle mensen met wie je contact hebt. Het ligt niet vast, het hoeft niet gedrukt, het gaat altijd door. Want ook als je dezelfde taal spreekt, spreekt die taal niet vanzelf. Vertalen gaat niet alleen van taal naar taal, maar van mens naar mens, van oog naar oog, van hart naar hart. Het doel is de ander te helpen begrijpen. Begrijpen is dan niet: precies in het hoofd krijgen wat ik bedoelde, maar met behulp daarvan een eigen, nieuwe betekenis aan dingen te geven. Doorgeven met ruimte voor het eigene. De afwijzende zoon neemt die ruimte het gemakkelijkst, en kan juist daardoor een dankbare en inspirerende leerling zijn.

“En Google translate dan?” Dat is precies waar dit over gaat. Natuurlijk is er ook een technische kant, maar dat is maar het begin. Nog los van de idiote vertalingen die het vaak oplevert, Google translate kijkt je niet aan om te zien of je het goed hebt begrepen en wat je ervan vindt. Je zou kunnen zeggen dat de taal, technisch, de landkaart is. Maar de kaart hebben en de weg kennen zijn twee heel verschillende dingen.

En in diezelfde metafoor: wat voor gids wil je zijn: één die de toerist langs een vaste route leidt en er een vast verhaal bij vertelt, of één die de reiziger helpt bij diens ontdekkingstocht, helpt nieuwe dingen te zien en er alleen voor zorgt dat hij niet helemaal verdwaalt? Neem je hem aan de hand of help je hem op de eigen ontdekkingsreis? Ben je de buschauffeur of een medereiziger die toevallig de taal kent? Waar mogelijk kun je proberen beide te zijn, maar vaak kan dat niet en moet je een keuze maken.

Naarmate je meer gidst, meer vertaalt en meer leraar bent, kom je erachter dat het drie vormen zijn van hetzelfde. Terugkijkend zie ik dat ik in de loop van de jaren ben opgeschoven van de rol van de wetende die het weten overdraagt, naar de rol van de (mede) onderzoekende, die het zoeken overdraagt. We zijn altijd allemaal aan het leren, al is niet iedereen even ver gevorderd. Telkens weer kom ik erachter hoe weinig ik weet, als ik zie hoeveel er te weten en te begrijpen valt.

Naar binnen
Geven en nemen horen bij elkaar en kunnen alleen bestaan dankzij elkaar. Samen vormen ze één beweging. Zo zijn ook onderwijzen en leren, leiden en geleid worden, vernieuwen en verouderen, samen één beweging.

Wat ik nu begin te begrijpen is dat alles wat ik hierboven beschreef over relaties tussen leraar en leerling, tussen oudere en jongere, tussen vertaler en lezer, niet alleen geldt voor mensen onderling. De volgende stap is naar binnen. Ik heb niet alleen die kinderen, die lezers, die leerlingen, ik ben ze ook. Alle vier kinderen draag ik ook in mijzelf. Ik ben verstandig, naïef, onwillig en sprakeloos. Ik ben leraar en leerling, gids en verdwaler, vertaler en lezer, alles tegelijk. Het helpt mij te weten dat ik alle vier kinderen in mij draag: het helpt mij in het doorgeven en in het verweven. En door ze in mijzelf te herkennen, kan ik meer van ze leren en kan ik meer geven. Wij geven onszelf door aan hen die na ons volgen, inclusief ons gebrek aan volgzaamheid. Daarin kunnen wij het meest leren van de onwillige. Maar ik leer van al mijn leerlingen. Leraar zijn we allemaal, bevoegd of niet. En er is niemand in de wereld van wie je niet iets kunt leren[3]. Dat geven en nemen, dat delen, dat doorgeven van het doorgeven, dat is voor mij het weefsel des levens

Tamir Herzberg begeleidt leerlingen, docenten en schoolleiders in het stellen van hun eigen vragen en het vinden van hun eigen, bij hen passende antwoorden. Vertrouwen en autonomie zijn hierbij belangrijke bouwstenen. Op zijn dertigste kwam hij uit de bouw in het onderwijs terecht, en vanaf de eerste dag heeft hij zich verbaasd. ‘Waarom doen wij wat we doen, en waarom doen leerlingen bijna altijd wat wij zeggen? Wat willen we eigenlijk dat zij leren, zelfstandigheid of volgzaamheid? Motivatie van leerling, van docent, van klassen, van teams, hoe werkt dat? Wat maakt dat zij dingen willen of niet willen? Wat drijft hen? Waarop drijven zij?’ Meer informatie vind je op zijn website

 

[1]  In de woorden van Hannah Arendt  (in The Crisis in Education,  1954):

“Educatie is het punt waarop we beslissen of we genoeg van de wereld houden om er de verantwoordelijkheid voor te nemen, en haar zodoende te behoeden voor de ondergang die onvermijdelijk zou zijn zonder de komst van het nieuwe en het jonge. Educatie is dus ook het punt waarop we beslissen of we genoeg van onze kinderen houden om ze niet buiten te sluiten uit onze wereld en hen aan hun lot over te laten, noch hen de kans te ontnemen om iets nieuws te ondernemen, iets dat wij nog niet kunnen voorzien, maar hen voor te bereiden op de taak om een gemeenschappelijke wereld te vernieuwen.”

[2] Er staat letterlijk zonen, maar ik lees en beschouw het natuurlijk breder, als kinderen.

[3] Vrij naar Ralph Waldo Emerson

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief