De diepte in met Arie Slob
11 december 2019
Arie Slob is bekend als de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, maar wie is de mens achter de naam? Beyke Goris sprak voor het magazine Op Adem met hem over zijn eigen schooltijd, als leerling en als docent, de essentie van goed onderwijs en de kracht van een sterke schoolidentiteit. 'Eigenlijk moet je gewoon van die leerlingen houden. Dat klinkt misschien wat zwaar, maar dat is volgens mij wel de essentie van dit beroep. Daarnaast houdt goed onderwijs een school in die wordt gedragen door iedereen die erin actief is: schoolleiders, docenten, onderwijsassistenten, conciërges: als waardencollectief zijn ze allemaal belangrijk voor de ontwikkeling van een leerling.' Dit artikel is herplaatst uit Op Adem #1, uit magazine van vereniging Verus.
Hoe blikt u terug op uw eigen schooltijd?
'Het was natuurlijk allemaal heel frontaal en klassikaal. Iedereen hetzelfde programma, enorme klassen. De huidige discussie over groepsgrootte werd bepaald nog niet gevoerd, zeg maar. Als leerling zat ik altijd op het randje van mijn stoel. Wat er aan de andere kant van het raam gebeurde, interesseerde me in hoge mate. Het onderwijssysteem van nu, met meer ruimte om zelf bezig te zijn, had mogelijk beter bij me gepast. Dat je op de basisschool ‘tussen de middag’ nog naar huis kon vond ik heerlijk, even weg uit dat gebouw. Toch kijk ik terug op een redelijk onbekommerde tijd. Ik was een beetje een diesel qua school en opleiding: ik kwam wat langzaam op gang maar kreeg al rijdend steeds meer snelheid.'
Welke leraren zijn u bijgebleven?
'Op de basisschool was dat meester Griffioen. Een zeer indrukwekkende man met groot gezag. Ik keek huizenhoog tegen hem op. Als ik weer eens onrustig in de klas was geweest, vertelde hij dat aan mijn vader. En die sprak mij er natuurlijk weer op aan. Dat was minder leuk. Halverwege het schooljaar vertrok hij naar Indonesië om als docent daar te gaan werken. Dat was een enorme schok voor me, ik heb erom gehuild. Het mooie is dat we jaren later collega’s werden, op het Greijdanus College in Zwolle. Hij als leraar godsdienst, ik als leraar maatschappijleer en geschiedenis.”
Zaten er leraren bij die grote invloed hebben gehad op uw leven?
'Op de havo hadden we in de hogere klassen Jack Schaefer voor geschiedenis. Elke les lukte hem het weer om onze aandacht te vangen. Al ging het nog op de ouderwetse manier, hij kon droge onderwerpen zó dichtbij brengen dat we er telkens door werden gegrepen. Ik had wel liefde gehad voor het vak, maar die was in de eerste klassen weggezakt door docenten die me niet inspireerden. Hij wist hier nieuw leven in te blazen. Zijn lessen zijn mede aanzet geweest voor mijn latere keuze voor een studie geschiedenis.'
Wat is volgens u goed geïnspireerd onderwijs?
'Dat begint bij de mensen voor de klas. Een goede docent word je alleen als je écht contact met je leerlingen wil leggen. Sta je er enkel om jouw prachtige vak over te dragen, zonder te snappen wat die leerlingen allemaal bezighoudt, dan sla je de plank mis. Natuurlijk moet je je vak leuk blijven vinden en bijhouden, maar de leerling moet je nadrukkelijk op je netvlies hebben staan. Leerlingen zijn heel scherp: ze hebben meteen door of iets echt is of niet, of de mensen om hen heen echt zijn. Als je als leraar interesse toont in hun wereld, waarderen ze dat enorm, ze voelen dat je enigszins ‘like them’ bent. Dan hoor je tot het slag leraren dat hen bij zal blijven. Eigenlijk moet je gewoon van die leerlingen houden. Dat klinkt misschien wat zwaar, maar dat is volgens mij wel de essentie van dit beroep. Daarnaast houdt goed onderwijs een school in die wordt gedragen door iedereen die erin actief is:
schoolleiders, docenten, onderwijsassistenten, conciërges, als waardencollectief zijn ze allemaal belangrijk voor de ontwikkeling van een leerling. Bovendien: een klaslokaal moet geen eigen koninkrijk zijn. Zet die deur open voor elkaar, doe aan collegiale visitatie, geef elkaar feedback. Uit alles blijkt dat dit de kwaliteit binnen een school flink versterkt.'
U was jarenlang leraar maatschappijleer en geschiedenis. Wat was uw invulling van goed onderwijs?
'Ik werkte als docent geschiedenis en maatschappijleer onder meer op het Zwolse Greijdanus College. Met maar één uur maatschappijleer in de week per klas, zie je heel veel leerlingen. Toch wilde ik per se van elke leerling de naam weten: ik verzon van alles om die namen te onthouden, tot aan videoopnames aan toe waarin elke leerling zijn of haar naam zei. Ik wilde niet na drie maanden nog moeten zeggen ‘jij daar met die gestreepte bloes’. Elk kind is uniek en mag gekend worden, en dat begint bij de naam. Als je een leerling niet als individu kent, hoe kun je dan bijdragen aan zijn of haar ontwikkeling? Dan gooi je als het ware wat voer in de ruif en hoop je maar dat ze verder groeien. Ook was ik heel creatief in het verzinnen van allerlei werkvormen en activiteiten om de interesse te wekken van leerlingen. Het was geen examenvak hè, dat maakte het gemiddelde animo ervoor automatisch een stuk lager. Ik ging met ze naar de rechtbank, haalde ex-verslaafden en oud-criminelen naar school die hun verhaal vertelden, nam thuis allerlei documentaires op en gebruikte die als lesmateriaal. Zo probeerde ik mijn vak zo levend mogelijk te maken. Van die ervaring als docent profiteer ik nog steeds als politicus: heel goed voor de balans tussen theorie en praktijk.'
Beyke Goris is hoofdredacteur van Op Adem, het blad van vereniging Verus.
Reacties