Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

‘De chemie van het tussen’, daar draait het allemaal om

9 november 2023

Paulien Kuipers werkt al meer dan 35 jaar als kinderpsycholoog. Aanvankelijk werkte ze met kinderen van alle leeftijden, maar al gauw ontdekte ze dat de meeste problemen die ze tegenkwam – of het nou gaat om bedplassen of ongeconcentreerd gedrag - zijn terug te leiden tot de kwaliteit van de band die een mens als baby heeft weten op te bouwen met zijn ouders. Ze gooide het roer om en richtte zich vanaf dat moment tot ouders van hele jonge kinderen. ‘Met de juiste verbindingstaal kun je ouders en kinderen al in een heel vroeg stadium helpen en ergere problemen voorkomen. Dáár moeten we veel meer op inzetten!’ Een artikel van Marilse Eerkens.

Hoewel Kuipers en ik elkaar al wat langer kennen valt het me op dat ze je vaak op een verrassende manier op een ander been weet te zetten. Ook nu weer.

Als ik na een eerste kop koffie aankondig dat ik tijdens het interview vooral wil focussen op kansenongelijkheid, stelt ze meteen een tegenvraag: ‘Wat versta je eigenlijk onder kansenongelijkheid? Heb je het dan over de kans op een flitsende carrière? Of over de kans om later veel geld te verdienen? Ik krijg de indruk dat het bij dit onderwerp te weinig gaat over zoiets belangrijks als zelfrealisatie. Anders gezegd: we denken te weinig na over de kansen die we kinderen bieden om vaardigheden te ontwikkelen die je nodig hebt om met elkaar samen te leven en gelukkiger te worden. Wat mij betreft gaat kansengelijkheid dáár over. We moeten het niet beperken tot de hoeveelheid woorden die een kind kent als hij drie jaar is. We moeten het beschouwen vanuit het hele scala van menselijke mogelijkheden.’

Ze is de eerste om toe te geven dat er nog veel te winnen valt voor de groep kinderen die de meeste mensen zouden bestempelen als kansarm – doorgaans de kinderen met een zwakke sociaal economische status. Maar ze benadrukt met klem dat kinderen die in gezinnen geboren worden die van de buitenkant kansrijk lijken, soms óók veel moeten ontberen – met name op emotioneel vlak. En daarmee zijn deze kinderen op een bepaalde manier ook kansarm. Omgekeerd geldt dat ook. Zo zijn er kinderen die op het eerste oog kansarm lijken maar in zeker zin toch kansrijk zijn omdat ze bijvoorbeeld opgroeien in een groot familieverband -denk aan betrokken en dichtbij- of inwonende grootouders, ooms en tantes die allemaal mee-opvoeden. Dat maakt deze kinderen een stuk minder eenzaam en dat is óók heel waardevol voor hun verdere ontwikkeling.

Om een beter beeld te krijgen van de problematiek van beide groepen komt ze met een grove schets van twee typen ouders die op haar spreekuur tegenkomt. ‘Aan de ene kant heb ik ouders die niet zo veel praten en doorgaans wat bruusker met hun kinderen omgaan. Dus: ‘als je niet ophoudt krijg je een tik’. Ze leggen meestal niet uit waarom ze willen dat hun hun kind zich op een bepaalde manier gedraagt en gaan ook niet in op hun gevoelens.  Daar staat weer tegenover dat de relatie tussen deze ouders en hun kinderen op sommige momenten opvallend warm en betrokken is en jonge kinderen in deze gezinnen relatief veel tijd doorbrengen met hun vader of moeder. Aan de andere kant heb ik ouders die wat minder tijd doorbrengen met hun kinderen en er vaker niet helemaal bijzijn met hun kop - meestal omdat ze worden opgeslokt door hun werk. Wat ook opvalt is dat deze groep relatief veel tegen hun kinderen praat – ‘mama wil niet dat je met de pen op de tafel tikt want anders gaat de tafel kapot’. Tegelijkertijd zie je dat dit praten er vooral op is gericht om kinderen van situatie A – tikken met de pen op tafel – naar situatie B te krijgen – stoppen met tikken. Er lijkt weinig ruimte voor het begrijpen van het gedrag – ‘Waarom tikt mijn kind zo op tafel?’ - en het benoemen en kanaliseren van de gevoelens van het kind. Bijvoorbeeld: ‘Je bent ongeduldig hè? Ik zal opschieten met koken – we gaan zo eten!’ Deze groep is doorgaans erg bezig met prestaties van hun kinderen. Hierdoor doen ze het op school vaak relatief goed maar daar staat dan weer tegenover dat ze, door de soms gebrekkige emotionele beschikbaarheid van hun ouders, niet altijd de kans krijgen om uit te groeien tot een emotioneel veerkrachtig mens.’

We zoomen wat verder in op die emotionele ontwikkeling van jonge kinderen. Volgens Kuipers valt of staat die bij een gezonde ‘chemie van het tussen’, ofwel de chemie tussen ouder en kind. Als die goed is, zijn baby en ouder ontspannen en ontwikkelt de baby zich meestal voorspoedig. Maar als die chemie op de een of andere manier verstoord raakt dan komt er een soort kink in de kabel. Zo’n ‘kink’ zie je op verschillende manieren terug in het gedrag. Het ene kind slaapt niet, het andere kan zich niet concentreren op school en een derde plast steeds in z’n broek. Schoolproblemen kun je volgens Kuipers dan ook niet oplossen zonder de gezinscontext en het verleden van een kind te betrekken.

Waaróm die chemie tussen ouders en kinderen verstoord raakt, kan veel verschillende oorzaken hebben. Ouders die als baby zelf geen warme band hebben kunnen opbouwen met hun eigen ouders of niet hebben geleerd hun eigen gevoelens te begrijpen, zullen bijvoorbeeld méér moeite hebben om zich op hun baby af te stemmen dan ouders die wél het geluk hadden om als kind gezien en gehoord te zijn op emotioneel vlak. Maar er is meer. ‘Ook een nare bevalling, (financiële) stress of traumatische gebeurtenis in het verleden kunnen het voor ouders moeilijk maken om zich emotioneel af te stemmen op hun kind’, vertelt Kuipers.

Gelukkig is daar wel veel aan te doen. En taal speelt daarin een hele belangrijke rol: ‘Neem de ouders die op mijn spreekuur komen omdat hun peuter niet wil slapen. Wat ik dan om te beginnen doe is het probleem waar ze mee komen herdefiniëren. Een kind dat niet wil slapen heeft geen ‘slaapprobleem’ maar wil blijkbaar graag waken. De vraag die je dan moet stellen is: Waarom wil het waken? Is dat omdat zijn ouders zo veel ruzie maken? Is dat omdat hij zijn ouders overdag zo weinig heeft gezien? Wat duidelijk is, is dat het snakt naar meer verbinding. En dat zeg ik dan ook tegen een baby – ‘volgens mij wil je graag meer bij je papa en je mama zijn’. Sommige mensen vinden het raar of zweverig om te praten met baby’s maar dat is het niet. Baby’s begrijpen welswaar niet precies wát je tegen ze zegt, maar begrijpen wel de intentie. Ze smullen echt van woorden. Daar komt bij dat als je een baby uitlegt wat er aan de hand is -‘papa en mama houden heel veel van je maar het lukt ze gewoon niet altijd om dat duidelijk te maken’-j e ook een snaar raakt bij de ouders. Er gebeurt dan echt iets in de chemie - ik zie bijna altijd dat de liefde wordt aangeblazen.’

Kuipers heeft duidelijke ideeën over wat we zouden kunnen doen als samenleving om ouders en kinderen een eerlijke kans te geven om een sterke emotionele band met elkaar op te bouwen. Dat begint volgens haar allemaal met de ‘emancipatie van de baby’, ofwel de erkenning van de baby als een volwaardig mens met volwaardige gevoelens en emotionele behoeften waar je, net als bij een volwassene, rekening mee moet houden. In de huidige samenleving worden die behoeften volgens haar nog te veel genegeerd. Als we dat willen veranderen zouden we ouders om te beginnen een veel langer verlof moeten gunnen of – nog een stap verder – een basisinkomen. ‘Ouders hebben echt tijd nodig om een band op te bouwen en van hun kinderen te gaan houden. Dat lukt minder goed als je elkaar een groot deel van de dag niet ziet.’

Een ander plan waar zij mee rondloopt is ‘gezinskinderopvang’. Daarmee bedoelt ze niet een plaats voor ontspoorde gezinnen maar een soort kinderopvang extra-large. Een plek waar je je kind voor een paar uur kunt achterlaten, waar je kunt werken, waar je opvoedinformatie kunt krijgen en, minstens zo belangrijk, andere ouders kunt ontmoeten. ‘Je creëert eigenlijk een soort gemeenschap waar ouders en kinderen met elkaar opgroeien. Dat is voor allebei fijn: het kind zal zich meer geborgen weten op het kinderdagverblijf en ouders voelen zich meer betrokken bij hun kind.’

Tot slot heeft ze nog één advies: breid de consultatiebureaus uit met psychologen en pedagogen. ‘De huidige medische insteek zou wat mij betreft aangevuld mogen worden met goede ondersteuning van ouders op het sociaal-emotionele vlak.’

We komen te spreken over de kinderen van asielzoekers in Nederland. ‘We zijn zo druk bezig om die kinderen van A naar B te krijgen. Maar we vergeten daarbij echt naar ze te kijken en naar ze te luisteren. En dan zijn we verbaasd als het mis gaat. Laten we wat inclusiever worden met z’n allen. Daar wordt iedereen beter van.’

Marilse Eerkens is sociaal psycholoog, journalist en auteur van o.a. ‘Als ze maar gelukkig worden’.

Meer lezen? In 2015 verscheen Kuipers boek ‘Eerste hulp bij hechting – Taal voor jonge ouders en hun kind’ bij de Tijdstroom

Meer luisteren? In de podcast ‘Van ik naar wij’ komt de emancipatie van de baby uitgebreid aan bod.

Reacties

2
Login of vul uw e-mailadres in.


Paulien Rutgers
4 maanden en 18 dagen geleden

Hier komt ook de hechtingstheorie bij kijken en vooral het sensitief en responsief reageren op de baby en het kind.
Mijn zoon woont in Denemarken en is getrouwd met een Deense. Toen zij kinderen kregen zat mijn schoondochter in een "moedergroep": een groep van 4 à 5 moeders in de buurt die ongeveer even oude baby's hebben en die elkaar 1 x per week zien in het begin en later wat minder frequent en met elkaar delen wat goed gaat en wat beter kan en elkaar helpen en adviezen geven.
Het consultatiebureau (de kinderverpleegkundige om precies te zijn) komt thuis bij mijn schoondochter en zoon en monitort thuis de groei van de baby, maar heeft ook een gesprek met de ouders wat goed gaat en wat beter kan. Daar volgen eventueel adviezen uit. Ook werd besproken hoe zij als ouders de gevoelens van de baby kunnen benoemen. De verpleegkundige komt regelmatig achter de voordeur en heeft dus vrij snel in de gaten als het niet zo lekker loopt in een gezin.
Daarnaast gaat de baby pas met (minimaal) 9 maanden naar het kinderdagverblijf. Mijn schoondochter kan er met haar verstand niet bij dat moeders bij ons hun kind als met 2 maanden naar de opvang brengen en weer aan het werk gaan. "Dat is toch niet goed voor de band met de ouders?!" Dus ja, een langer zwangerschapsverlof zou echt veel beter zijn voor de opbouw van de band, maar wél in combinatie met goede voorlichting aan de ouders!

Login of vul uw e-mailadres in.


Marion
5 maanden en 15 dagen geleden

En verdiep je in de praktische ouderschapstheorie van Alice van der Pas

Login of vul uw e-mailadres in.


Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief