Bildung en waardenwerk. Verslag onderwijsavond met Harry Kunneman
9 juni 2017
Op woensdag 7 juni hadden we bij NIVOZ Harry Kunneman te gast. Hij kondigde aan een ‘wilde lezing’ te gaan houden over Bildung en waardenwerk. Hij wilde het publiek een aantal gedachten voorleggen die nog volop in ontwikkeling zijn. Deze kwetsbare positie illustreerde hij met een gedicht uit de bundel ‘Maangezichten’ van Anouk Saleming.
Er zijn woorden
die raken
er zijn dezelfde woorden
die niets zeggen
Woorden kunnen gevuld zijn of leeg
woorden kunnen barsten
ze kunnen openscheuren, lekken
ze kunnen hun laatste adem uitblazen
leeglopen en sterven
Elk levend woord weegt minstens 21 gram
daarom vind ik het zo zwaar
om echt te zeggen wat me in hemelsnaam bezielt
weet je wel wat alleen
‘in hemelsnaam’ al weegt?
Ik ben voorzichtig met wat ik zeg
geen enkel woord mag barsten
omdat ik het zomaar laat vallen
omdat ik het gewicht verkeerd heb ingeschat
Ik ben bang dat mijn woorden sterven
tussen mijn mond en jouw oor
Uit: ‘Maangezichten’, Bart van Rosmalen en Anouk Saleming, uitgeverij Ijzer
De vrees die Saleming hier uitspreekt is voor Kunneman een belangrijk begin van zijn verhaal. Hij is bang om zijn woorden stuk te laten vallen. Maar hij is ook bang dat zijn woorden te mooi zijn; ver weg van het lijden, dat ze verwondering en ontroering blokkeren. Hij is zich bewust van zijn verlangen naar waardering, en tegelijkertijd de twijfel aan zijn eigen vermogen om de waarheid te spreken. En hij is trots op sommige van zijn woorden: ze komen los van hem, gaan leven.
De paradox van het autonomie-ideaal
‘Ik ben geen vrij autonoom subject. Ik ben slechts deels volwassen’, vervolgt Kunneman. Wat bedoelt hij met deze grote woorden? Kunneman signaleert dat we in onzekere tijden leven. Er is sprake van destabilisering. Kunneman spreekt zijn vermoeden uit dat het vergroten van de vrijheid, als hart van het moderne vooruitgangsideaal, heeft geleid tot een steeds grotere complexiteit die niet meer geabsorbeerd kan worden door de ‘meta-logos’ (wetenschap, orde etc.) en ‘dia-logos’ (democratisch beraad etc.). De dialectiek daartussen is aan het haperen, of misschien zelfs tot stilstand gekomen.
Autonomie, een ideaal dat ook diep verankerd is in het onderwijs, voldoet niet langer als richtsnoer voor morele vooruitgang. Toenemende autonomie gaat gepaard met toenemende verwikkeling. De toekomst is onzeker. We zijn ‘out of control’ geraakt.
Vijf terreinen van destabilisering
Kunneman verkent vijf terreinen waarop die ontwikkeling van destabilisering zichtbaar is. Allereerst de politiek-economische destabilisering. ‘Mensenrechten versus Trump’; zoals hij het samenpakt. Mensenrechten als de ideologisch verworven kern van de modernisering, ondermijnd door ontwikkelingen als populisme en dictatuur (autonomie als heerschappij). Het tweede terrein van destabilisering betreft de technologische ontwikkelingen. Heel lang zijn deze als een bron van bevrijding opgevat: emancipatie uit onze natuurdrang. Tegelijkertijd leiden ze tot economische en politieke heerschappij. ‘Ter vergroting van de vrijheid een afluisterapparaat’, zo laat Kunneman deze ambivalentie zien. Een derde terrein van destabilisering is de bestuurlijke meta-logos: het heen en weer in ontwikkeling van bestuur en beleid. ‘De leiding weet het.’ En tegelijkertijd de dialogische lijn: ‘er moet inspraak zijn.’ Door dit heen en weer komt de persoonlijke vrijheid in het geding. Kunneman geeft nog het voorbeeld van de macht van de Citotoets als gedaante van de meta-logos: toetscriteria zouden dienen als vergroting van de autonomie. Een vierde terrein is de culturele en relationele destabilisering. Er is sprake van een toenemende interverentie van cultuur: nieuwe culturen die binnenkomen, mediatisering van de cultuur. Ook hier bedreigt de technische meta-logos in naam van de autonomie de autonomie. Een voorbeeld hiervan is de ‘like button’ op Facebook. Onder culturele en relationele destabilisering valt ook het toenemende vanzelfsprekende dikke-ik gedrag, en wat Kunneman aanduidt met ‘autoinomos’ (in plaats van ‘autonomos’): meerdere zelven die het moeilijk hebben met elkaar. Ten slotte is er de ecologische destabilisering: de autonomie gaat ten koste van kansen van heel veel levenssoorten op onze planeet.
Deze ervaring van instabiliteit leidt tot het verduisteren van de moderniteitshorizon: versterking van het dikke-ik, verharding. De tegenkrachten die we daarvoor aan het mobiliseren zijn brengen meer van hetzelfde in. Meer meta-logos en dia-logos gaan ons niet helpen. Het Bildungsideaal is daar een voorbeeld van: dat blijft cirkelen in de autonomie. Het is nog steeds een ontwikkelingsperspectief, en neemt de verwikkeling onvoldoende serieus.
Prenaissance en amor complexitas
Het goede nieuws is dat er hierdoor ruimte ontstaat. We voelen een nieuwe urgentie voor een zoektocht naar andere vormen van omgang met complexiteit. Het is hier dat Kunneman het begrip ‘prenaissance’ introduceert. De Renaissance kon teruggaan op de oude Grieken. Wij kunnen echter niet meer goed teruggrijpen op het voorafgaande, want dat is juist onderdeel van het probleem, zoals we hebben gezien. Het probleem met Bildung gaat terug op een gedachtegoed dat deel van het probleem uitmaakt. Prenaissance echter betreft het niet willen weten van datgene waar je verwachtingsvol naar uitkijkt. Het is de periode vóór de geboorte. We moeten niet opnieuw een groot verhaal ontwikkelen, maar juist onze onwetendheid uithouden en vanuit vertrouwen nieuwe vormen tegemoet gaan. Hier komt het begrip ‘amor complexitas’ naar voren: een onderzoekende en beamende toewending naar de complexiteit. Dat wat ons meeneemt, fascineert. Dat gaat over experimenten; probeersels waarmee we oefenen met amor complexitas.
Paralogische ervaringen
Een van de vruchtbare zoekrichtingen in deze amor complexitas werkt Kunneman uit aan de hand van een begrip dat hij ontleent aan de filosoof Lyotard: ‘paralogie’, dat zoiets betekent als ‘dwaling’. Hij werpt de vraag op of daar een eigen vorm van leren mee verbonden is, naast het meta-logische en dia-logische leren. Volgens Kunneman kan het begrip ‘paralogie’ helpen om de vastlopende dialectiek tussen die twee op een andere koers te brengen. Hij begint met het geven van een narratieve illustratie aan de hand van zijn eigen para-logische ervaringen. Hij wil doodlopende paadjes schetsen. De ervaring van het opgaan van de paadjes en ervaren dat ze doodlopen heeft volgens hem een bepaalde leeropbrengst.
Kunneman vertelt hoe de filosoof Habermas, bekend om de dialoog, voor hem dé wijsgeer was, totdat hij in een heftige ruzie op zijn grens van de analyse van de dialoog stuitte, van wat Habermas hem te brengen had. Dat was het begin van een speurtocht: wat zie ik, als ik niet meer alleen in termen van de dialoog kijk? Wat heeft dat gat waarin ik beland mij te zeggen? Een andere paralogische ervaring voor Kunneman was er een van diep verdriet, dat op een bepaalde manier ook bevrijdend was. Onder in de put was een bodem, echtheid, die niet in de metaloog of dialoog te vangen is. En nog een paralogische ervaring was er een van een gevoel van vijandschap. Kunneman vertelt hoe hij zich ten onrechte opzij gezet voelde, en besefte zich vervolgens niet te willen leven in de fixatie op een vijand. Woede, verdriet, vijandschap, maar ook: diepe ontroering van nieuw leven, huwelijk, enzovoort. Deze paralogische ervaringen bevinden zich volgens Kunneman naast de rede, en zijn maatgevend voor het leven.
Paralogische ervaringen kenmerken zich allereerst door ontregeling. De meta-logos en dia-logos regelen; creëren orde. Paralogische ervaringen ontregelen. Een tweede kenmerk betreft passiviteit. De meta-logos en dia-logos zijn domeinen van het autonome subject. Een paralogische ervaring brengt ons in stilstand, we worden beroerd, aangeraakt. Ten derde dringen paralogische ervaringen ons uit de taal, uit de logos en de sprekende gedaante ervan (de dialoog), en in de emotie, het gevoel, de non-verbale expressie. Paralogische ervaringen hebben een open, confronterende werking. Ze worden gekenmerkt door een verwijzing naar de lichamelijkheid.
Vooruitgangsideaal een illusie? Relationele biologie en Ricoeur
De relationele biologie leert ons dat onze lichamen in de kern paralogische entiteiten zijn. Van bioloog Frans de Waal leren we dat de mens het meest conflictueuze wezen op aarde is omdat we twee handelingsregisters en bijbehorende emotionele registers hebben. Enerzijds dat van de chimpansee (sterk, slim), anderzijds dat van de bonobo (zorgend, erotisch, genietend). Deze twee polen worden verder uitgewerkt aan de hand van een vierslag. De evolutie begint met geweld (toe-eigenen van andere levende wezens), vervolgens is er de parasitaire relatie (gebruik maken van de mogelijkheden van anderen), dan is er het samenwerken, en ten slotte de zorgzaamheid, het spel, de erotiek. Dit is de evolutionaire erfenis die we in ons lichaam meedragen.
Dit spectrum vormt de paralogische ondergrond waarop de menselijke beschaving in het algemeen, en de modernisering in het bijzonder, een ontwikkelingslijn heeft geschetst die ons zou wegvoeren van exploitatie en toevoeren naar zorgzaamheid. We ontdekken nu dat dat vooruitgangsideaal niet klopt. We ontwikkelen ons niet uit de verwikkeling die met het biotische gegeven is. Gewelddadigheid en exploitatie blijven onderdeel van ons uitmaken. In paralogische ervaringen, in het wegzakken uit de taal, in het stamelen, in de woede, in de verwondering, en in de sublieme ervaring, in dat alles staan wij in verbinding met de evolutionaire geschiedenis. Dit betekent een herijking van de christelijke humanistische moderniteit. We moeten diep nadenken over de grote morele hoop dat mensen steeds zorgzamer zullen worden. Dat kunnen we maar moeilijk volhouden.
Kunneman heeft dit beeld dat de relationele biologie ons geeft uitgewerkt aan de hand van een amendement op het denken van de filosoof Ricoeur, waarin de verbinding van de Griekse erfenis en de christelijk humanistische erfenis leidde tot de grote ethische vraag: hoe ontwikkelen we een goed leven met en voor anderen, in rechtvaardige instituties? Deze vraag schetst een horizon voor de vraag naar goed onderwijs, Bildung. Ricoeur heeft deze vraag uitgewerkt naar twee gedaantes van onze identiteit. Enerzijds ‘idem’, dat verwijst naar het karakter, naar de voorspelbaarheid van onze identiteit. Anderzijds ‘ipse’, de gedaante waarin we het appèl van de ander beantwoorden. Daarmee komen we in wrijving met ons karakter, maar zijn we er desalniettemin voor de ander. Het hart van de ‘ipse’ is de zorgzaamheid.
Volgens Kunneman is het misschien beter om te zeggen dat het goede leven met en voor anderen, in rechtvaardige instituties, zich niet alleen realiseert in de zorgzaamheid, maar juist ook in de afwending van de ander – gegeven het evolutionaire spectrum. Ons karakter is een neerslag van onze eigen ervaringen. Welke zorgzaamheid hebben we ervaren? Zijn we genegeerd? Wat hebben we zelf gedaan? In welke mate waren we zelf in staat tot zorgzaamheid? Zijn we onverschillig geweest? Met deze vragen komen we op het terrein van het paralogisch leren. Kunnen we het spectrum dat de relationele biologie ons biedt waar hebben? Kunnen we ons de taak stellen om daarmee in verbinding te komen, ook in dat domein willen leren? We moeten de leerzame wrijving opzoeken, het goede conflict. Vormen van expressie kunnen ons daarbij helpen.
Slot: openingen naar paralogische ervaringen
Tot slot keert Kunneman terug naar de titel van zijn lezing: ‘Bildung en waardenwerk’. Kunneman vermoedt dat de enorme aandacht voor Bildung te maken heeft met het willen bieden van een tegenwicht aan het dikke ik, en zo de pedagogische horizon op te laten lichten. Hij verwijst naar Biesta: niet alleen kwalificatie, maar ook socialisatie en subjectificatie zijn nodig om leerlingen te vormen tot humane wezens. Wat we volgens Kunneman echter zien gebeuren, is dat deze dialogische tegenbeweging zelf weer in de metalogiek belandt: ‘deze school doet aan Bildung’.
Kunneman haalt twee belangrijke woordvoerders van de Bildungs-beweging aan die openingen bieden naar paralogische ervaringen: Dohmen en Biesta. Dohmen wijst erop dat de kansen op Bildung ongelijk verdeeld zijn, waarmee we het risico lopen op maatschappelijk onrecht te stuiten. Volgens Kunneman stuiten we hier op een problematiek die we niet met nog meer Bildung kunnen oplossen. Biesta beschrijft volgens Kunneman niet Bildung, maar ‘Erziehung’ (de pedagogische verhouding tot de leerling) als de weg naar beter onderwijs, evenals het idee van ‘ontvangen’, om de opening naar de eigen vrijheid van het kind te kunnen geven. Maar, stelt Kunneman, Biesta komt uiteindelijk terug bij de vrijheid. Volgens Kunneman is vrijheid goed als politieke categorie, maar niet kloppend als existentiële categorie.
Met het idee van 'waardenwerk' verwijst Kunneman naar de waarden die zich tonen in 'werk dat werkt en deugd doet'. Zo kunnen nieuwe verbindingen ontstaan tussen de metalogos, dialogos en paralogos. Leraren zijn nog steeds, voortdurend, met morele vorming bezig. Je bent als morele actor aanwezig, dat is onvermijdelijk. De leraar toont zich paralogisch als morele actor aan de leerling. Daar zitten allerlei speelse en mooie kanten aan; en de conflictueuze kant. De paralogos wordt gedragen door ervaringen, die stem kunnen krijgen door woorden, tastende woorden. Door als leraren eigen verhalen te vertellen, tonen we die ervaringen. Dat is 'leven in waarheid', zoals Foucault dat noemt. Het betekent niet dat we alle waarden die we hebben vastgelegd en beschreven in 'metalogische' zin, hoeven te ontkennen en verwerpen. Het gaat erom, dat we erkennen dat het hele spectrum van mogelijke waarden er is, en we de chaos en de onzekerheid die dat oplevert, kunnen uithouden.
Dat levert wellicht wrijving op, maar dat kan leerzame wrijving zijn. Vreedzame begrenzing en waardig strijden doen recht aan beide polen; die van het conflict en de zorgzaamheid. Het goede conflict bereiken we in de ‘parrhesia’ (‘de waardige tegenspraak’), dat is misschien nog wel belangrijker dan de zorgzaamheid. Want die wordt ons geschonken, dat wordt gewekt door de nood van de ander. Maar het goed conflicten kunnen ingaan, waardig strijden en vreedzaam strijden, zijn we nog aan het leren. Dat heeft heel grote morele betekenis, aldus Kunneman.
Reacties