Bij Perron 07 laten ze jonge kinderen voelen dat ze belangrijk zijn
12 maart 2024
Kinderen onder de vier verdienen dezelfde serieuze aandacht als schoolkinderen, vindt pedagoog Margot Meeuwig. Geïnspireerd door de pedagogiek van Reggio Emilia richtte ze daarom een ‘kinderopvangalternatief’ op voor hele jonge kinderen: Perron 07. ‘Kleine kinderen moeten niet worden beziggehouden, je moet je verdiepen in wat ze bezighoudt.’ Een reportage van Marilse Eerkens.
In de hal van een prachtig oud schoolgebouw midden in Den Haag word ik hartelijk begroet door Margot Meeuwig, oprichter, bedenker en vormgever van Perron 07, een kinderdagverblijf dat ze bij Perron zelf liever ‘kinderopvang alternatief’ noemen. ‘Een alternatief, omdat het niet over opvang gaat, maar over samen opgroeien en ontwikkelen’, schrijven ze op hun site.
Meeuwig, die net is afgezwaaid als directeur maar het gedachtegoed van haar crèche – ze noemt het ‘Sporen-pedagogiek’- met verve blijft uitdragen, troont me direct bij binnenkomst mee naar de babygroep. De glazen wand van het lokaal is bedekt met foto’s van de achterhoofden van de baby’s. ‘Het is een soort prikklok’ zegt Meeuwig lachend. ‘Als ze binnen zijn zie je de achterhoofden en als ze net aankomen zie je hun gezicht. Daarmee laten we zien dat het er echt toe doet als een kind er is. We nemen hier de baby’s heel serieus.’
Terwijl we vanuit de speciale ouderkamer naar de baby’s kijken die in een serene rust de wereld om zich heen opnemen, wordt al pratend duidelijk wat ze bij Perron bedoelen als ze zeggen dat de ontwikkeling van het kind leidend is en niet de praktische opvangwensen van ouders.
‘We zijn hier qua organisatie niet echt flexibel’ zegt Meeuwig. ‘We werken heel bewust met vaste dagen en vaste arrangementen zodat kinderen en pedagogisch medewerkers- bij Perron noemen we ze ‘perronista’s’ - elkaar goed kunnen leren kennen. Dat is heel wezenlijk voor jonge kinderen.’ Voor ouders van kinderen vanaf twee jaar komt zo’n arrangement neer op drie of vier vaste dagen van ‘s ochtends acht tot ‘s middags vier uur . Tijdens die uren wordt er gewerkt volgens de ‘Sporen-pedagogiek’, een filosofie die is gebaseerd op de Reggio Emilia- benadering, soms wel de ‘pedagogiek van het luisteren’ genoemd ( zie kader). Voor ouders die meer opvanguren nodig hebben is er ook een pluspakket: één of twee uur extra opvang in een verlengde opvanggroep met een eigen begeleider. De vijf groepen op Perron zijn allemaal horizontaal - echte jaargroepen dus.
Het vaste arrangement is slechts een van de vele voorbeelden waaruit blijkt dat Perron een echte ontwikkelplek is. Over alles wat hier te zien is- van de werken van de kinderen die aan de muur hangen tot aan de vormgeving en de inrichting van het gebouw – is heel bewust nagedacht. ‘Dat is heel belangrijk’, zegt Meeuwig. ‘Een mooie, interessante of gekke omgeving faciliteert een ervaring’. Ze wijst ter illustratie op de familiecollages die ouders maken over wie ze zijn als gezin en wat ze thuis belangrijk vinden. ‘Die collages zijn mooi maar ook heel belangrijk. Ze vormen een brug tussen de crèche en thuis en bieden aanknopingspunten voor interessante uitwisselingen tussen en met de kinderen. Daarbij helpt het helpt ons om de kinderen en hun gezinscultuur te leren kennen.’
Ze nodigt me uit voor een kopje koffie in de eetkeuken, een ruime lichte plek midden in het gebouw waar kinderen en begeleiders samen lunchen – ‘eten doe je aan een eettafel, niet in de ruimte waar je werkt en speelt’. De vaste kokkin kookt daar dagelijks een warme maaltijd. Vandaag is dat pasta met een saus van bieten uit de oven met geitenkaas.
Aan tafel ontmoet ik Devi Roebers, de ‘atelierista’ een titel voor een ‘pedagogisch kunstenaar’ die ook weer refereert aan de filosofie van Reggio Emilia. Om jezelf ‘atelierista’ te mogen noemen moet je een achtergrond hebben in de beeldende kunsten en op Perron ook in de Sporen-pedagogiek. Samen met haar collega, een universitair geschoolde pedagoog die ‘pedagogista’ wordt genoemd, werkt Roebers vier dagen per week met de kinderen. ‘Veel mensen denken dat ik hier werk om de creativiteit bij de kinderen op te wekken’, zegt Roebers. ‘Maar dat is maar ten dele waar. Waar zowel de pedagogista als ik naar streven is eigenlijk hetzelfde: het ‘aan zetten’ van de kinderen. We willen ze leren kennen om ze vervolgens vanuit die aansluiting te helpen zichzelf en de wereld om hen heen te ontdekken en te verkennen. Daarbij maken wij allebei gebruik van onze eigen expertise. Dat betekent dat ik de perronistas kan helpen om kinderen hun verhalen te laten verbeelden. De pedagogista kijkt weer meer naar de interacties met- en tussen de kinderen. Meer in zijn algemeenheid kun je zeggen dat het bij ons allebei draait om de kunst van het juiste woord en het juiste gebaar op het juiste moment. Dat betekent dat je op het ene moment de leiding neemt en op iets doorvraagt maar op het andere moment juist je mond houdt en kinderen laat opgaan in hun spel of hun verhaal. We proberen, ieder op onze eigen manier, hun concentratie te vergroten én te verlengen.’
Roebers en Meeuwig komen met een voorbeeld van hoe dat ‘aan zetten’ van de kinderen er in de praktijk kan uitzien. ‘Laatst gingen de bijna-vierjarigen kijken op de basisschool’ zegt Roebers. ‘Toen ze terugkwamen merkten we dat meerdere kinderen gebiologeerd waren door de klok die in de school hing. Die bleek tot hun verrassing precies hetzelfde te zijn als de klok die op Perron hangt.. We besloten deze interesse van de kinderen nader te onderzoeken.’ ‘Het zou voor de hand liggen om dit voorval aan te grijpen voor een lesje over tijd of over klokkijken’ vult Meeuwig aan. ‘Maar dat is precies wat we niet doen bij Perron’. ‘We kijken juist naar wat de kinderen zélf zo boeiend vinden aan de klok. Wat biologeerde hen het meest? De een gaat aan de slag met cijfers en symbolen maar het had ook iets heel technisch kunnen zijn. Hoe een klok wordt gemaakt bijvoorbeeld of waar het tikkende geluid vandaan komt. Wij sluiten echt aan bij de belevingswereld van kinderen om zo maximaal te profiteren van hun eigen enthousiasme en nieuwsgierigheid. Wij vinden dat je kinderen niet moet bezighouden maar dat je je moet verdiepen in wat ze bezighoudt.’
De tweejarige kinderen komen de eetkeuken binnen en gaan zitten aan tafel. ‘Sommige ouders vragen zich weleens af of het niet beter is als kinderen van verschillende leeftijd bij elkaar in een groep zitten’, zegt Meeuwig. ‘Ze denken dat in zo’n gemengde groep de kinderen meer van elkaar leren dan in een horizontale groep. Maar kinderen van dezelfde leeftijd kunnen enorm verschillen. Zet er maar eens tien bij elkaar, dan zie je dat meteen. Er valt dus ook in zo’n jaargroep heel veel te leren van elkaar. Misschien wel meer omdat de kinderen min of meer in dezelfde levensfase zijn.’
Voor mijn neus wordt dit ‘live’ geïllustreerd tijdens het eten van de door de bieten roze gekleurde pasta. Waar sommige dreumesen de ‘penne’ met hun vingers in hun mond stoppen doen anderen verwoede pogingen om ze aan een vork te prikken. Een van de kinderen bij ons aan tafel heeft dit duidelijk in de gaten. Na zijn overbuurvrouw even geobserveerd te hebben doet ook hij een dappere poging om zijn vingers te verruilen voor een vork.
Het is tijd voor een rondwandeling door het gebouw. Halverwege de monumentale trap die oprijst vanuit de hal bij de ingang, stoppen we op een kleine tussenverdieping die is ingericht als bouwplaats. Op ooghoogte van de kinderen hangen zwart-wit foto’s van indrukwekkend hoge gebouwen boven een aantal bouwwerken van blokken. Aan een andere muur hangen tekeningen van de kinderen en foto’s waarop ze aan het werk zijn. Roebels wijst op foto’s van een jongetje die een trap tekent en een trap bouwt. ‘Eerst tekenen dan bouwen’ staat erbij. Daarnaast hangt de echte tekening van het jongetje. Helemaal onderaan zijn trap – een rij horizontale strepen die naar boven toe breder worden en steeds meer de vorm van een boog krijgen- staan twee poppetjes. ‘Remus met papa op de trap’ staat erbij. Het werk naast dat van Remus is een stuk abstracter. Het is een ‘Hoge trap in ’n binnenkant van een lift’.
‘Het documenteren wat kinderen doen en zeggen is echt een wezenlijk onderdeel van onze manier van werken’, zegt Meeuwig. ‘Door dat precies op te schrijven en door er foto’s van te maken laat je ze voelen en weten dat ze belangrijk zijn. Daarnaast stimuleert het de gesprekken tussen de perronistas, ouders en kinderen. Dat verrijkt en verdiept het contact.’
En daarmee snijdt zij een ander punt aan dat de Sporen pedagogiek van Perron 07 kenmerkt: het betrekken van en het samenwerken met ouders. ‘Dat begint allemaal vóór die oudercollage en voor alle uitingen in klei, dans en papier, die we maken met de kinderen’ zegt ze. ‘We willen de ouders die nieuw zijn eerst goed leren kennen. Daar trekken we ruim een uur voor uit. We vragen natuurlijk wat ze doen, welke taal ze spreken, wat ze verwachten van Perron en tenslotte wat ze belangrijk vinden in de opvoeding.’ Meeuwig begint te lachen: ‘eigenlijk zou je dat laatste moeten filmen. Veel ouders hebben daar helemaal niet over na gedacht. Meestal kijkt de vader naar de moeder en zegt dan ‘zeg jij het maar’. Maar gedurende de vier jaar dat de ouders bij ons rondlopen blijken ze die woorden uiteindelijk wel te vinden. Dat vind ik zo mooi!’
Als ze me uitlaat zegt ze: ‘Dit zou toch een publieke voorziening moeten zijn voor álle jonge kinderen?!’
Marilse Eerkens is sociaal psycholoog, journalist en auteur van o.a. ‘Als ze maar gelukkig worden’.
Reggio Emilia is een pedagogische benadering voor kinderen tot een jaar of 6, dat kort na de Tweede Wereldoorlog werd ontwikkeld in de Italiaanse stad Reggio Emilia door pedagoog Loris Malaguzzi en door ouders uit de regio. In deze pedagogiek gaat de begeleider uit van wat kinderen kunnen, niet van wat kinderen niet kunnen. Er zijn drie belangrijke uitgangspunten: De ruimte: deze is licht, verbindt binnen en buiten en moet de kinderen uitdagen tot ontdekken, onderzoeken en experimenteren. Leerkrachten en leidsters worden bij de bouw en inrichting bijgestaan door architecten, kunstenaars en pedagogen. Het materiaal: dit moet kinderen inspireren om hun ontdekkingen en ideeën vorm te geven Kijken en luisteren: Leerkrachten en leid(st)ers zijn gericht op de ontwikkeling van de eigen identiteit, zelfstandigheid en creatieve vaardigheid van het kind. De Reggio Emilia benadering is voortdurend in beweging. Tot op heden wordt het verder ontwikkeld door kinderen, ouders, begeleiders, pedagogen, kunstenaars, burgers en politici van de stad. |
---|
Reacties