Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Acht tips voor een goed gesprek met je leerling

14 maart 2019

Het kan zijn dat je als leerkracht vermoedt dat een kind thuis in de knel zit. Bijvoorbeeld doordat je signalen opvangt waarbij je het gevoel krijgt dat er iets niet klopt. Of omdat een kind zelf vertelt wat het thuis meemaakt. Acht tips hoe je via een goed gesprek meer duidelijkheid kan krijgen. Een artikel van Edith Geurts, afkomstig uit Augeo Magazine.

  1. Wees oprecht

Kinderen zijn meesters in het aanvoelen of je oprecht bent in wat je zegt of doet. Dat geldt zeker kinderen die thuis op hun hoede moeten zijn voor hun ouders. Ze hebben een antenne om te voelen of iemand een façade ophoudt.

Gevoelens niet verdringen
Oprecht zijn betekent dat je jezelf bent in de relatie tot het kind. Je doet je niet anders voor dan je bent. Dat betekent niet dat je elke emotie die je bij het verhaal van het kind hoort, eruit moet gooien. Het betekent wel, dat je je bewust bent van je gevoelens en die niet ontkent of verdringt.

Als je schrikt van iets dat het kind zegt, kun je beter zeggen dat je daarvan schrikt, dan het gevoel wegstoppen. Het is wel belangrijk dat je daarna je aandacht weer op het kind richt: het gaat immers niet om jouw gevoelens.

Bescheiden zijn
Een gesprek met je leerling mag maximaal vijftien minuten duren; je kunt een kind niet overreden tot vertrouwen. Een volwassene dient bescheiden te zijn en zal de zelfbeschikking en een simpelweg ‘nee’ van een kind moeten respecteren. Hoe moeilijk dat soms ook is.

  1. Sluit aan bij het kind

Een professionele houding vereist oprechte belangstelling. Je moet een sfeer van veiligheid opbouwen en het vermogen hebben een goede ontvanger te zijn. Dat wil zeggen dat je in staat bent de gevoelens van het kind op te merken en daarbij aan te sluiten.

Ook betekent het dat je je bewust bent van de ontwikkeling die kinderen doormaken en daarbij aan kunt sluiten. Aansluiten bij het kind betekent dat je hem ruimte geeft zijn verhaal te vertellen. Als jij je bescheiden opstelt, voelt het kind dat het mag praten.

Ontwikkelfasen van kinderen
Wees je bewust van de verschillende ontwikkelfasen van kinderen en dat ze communiceren met hun hele wezen. Volwassenen zijn gericht op taal, kinderen minder. Met een kleuter kun je bijvoorbeeld beter spelen en praten. Enkele tips:

  • Sluit aan bij waar het kind op dat moment mee bezig is: ga mee in zijn spel, tekening of knutselwerk.
  • Ga op dezelfde ooghoogte zitten als het kind en kies een rustig moment uit.
  • Stop het gesprek wanneer de aandacht bij het kind weg is.
  • Vraag belangstellend en betrokken, maar vul het verhaal niet in voor het kind.
  • Houd het tempo van het kind aan; niet alles hoeft in één gesprek.
  • Let tijdens het gesprek op non-verbale signalen van het kind: kijkt het steeds weg of maakt het contact met je? Zit het te draaien op de stoel of is het ontspannen? Praat het met stemverheffing over een bepaalde situatie, of gaat het juist fluisteren?
  • Raak het kind niet onnodig of onverwacht aan; dit kan bedreigend zijn voor mishandelde kinderen.
  1. Luister actief

Actief luisteren wil zeggen dat je je voortdurend afvraagt wat het kind eigenlijk wil zeggen. Daarom luister je naar zowel de verbale als de non-verbale boodschappen. Bovendien luister je ‘tussen de regels’ door; in stembuigingen, aarzeling en stiltes kun je veel horen.

Door actief te luisteren kan het duidelijk worden wat er aan de hand is met het kind en krijg je zicht op de emoties die het kind daarbij ervaart. Probeer de gevoelens van het kind in je eigen woorden samen te vatten. Zo krijg je niet alleen meer informatie, maar voelt het kind zich ook serieus genomen. Ook is het een check of je het kind begrepen hebt en zijn gevoelens goed interpreteert.

Actief luisteren doe je door vragen te stellen als:

  • ‘Je bedoelt dat…?’
  • ‘Je probeert me duidelijk te maken dat…?’
  • ‘Je voelt je… Klopt dat?’
  • ‘Je zou het liefst willen dat…?’
  1. Accepteer wat het kind zegt

Acceptatie wil zeggen dat je het kind accepteert zoals het is. Het wil niet zeggen dat je het eens moet zijn met de gedachten of gevoelens van het kind. Acceptatie is dat je luistert zonder te oordelen. Fantasie en werkelijkheid lopen bij kinderen nog door elkaar. Voor hen is het logisch wat ze vertellen;  ze weten zelf waar de fantasie begint en denken dat jij dat ook weet.

Daarom is het belangrijk geen vraagtekens te zetten bij de geloofwaardigheid van het kind. Ten eerste is het niet aan om jou te bepalen of het waar is of niet wat het kind zegt. De leerling vertelt jou iets en daar moet je serieus mee omgaan. Ten tweede hebben kinderen soms een ander verhaal nodig om uiteindelijk hun eigen verhaal te kunnen vertellen.

Metaforen
Met name kleuters kunnen in metaforen spreken, terwijl ze het eigenlijk over hun eigen situatie hebben. Ze praten over gemene draken of arme prinsessen of wat ook maar op dat moment in hun belevingswereld past. Als je daar met onbegrip op reageert, zal het kind niet snel geneigd zijn meer te vertellen. Acceptatie betekent ook dat je het tempo van het kind bepalend laat zijn. Als het kind niets wil vertellen, is dat ook goed.

  1. Val de ouders niet af

Kinderen zijn loyaal naar hun ouders; ook mishandelde kinderen. Daarom is het belangrijk dat je de ouders niet bekritiseert. Of je op een andere manier negatief over hen uitlaat. Het kind mag zijn ouders diskwalificeren, jij niet. Als jij dat ook doet, kan het loyaliteitsconflict waar het toch al in zit, versterkt worden en kan het kind geneigd zijn zijn ouders in bescherming te nemen.

Blijf positief
Realiseer je dat een kind die het heeft over zijn ‘vieze’ of ‘boze’ papa of mama, niet zegt dat het niet meer thuis wil wonen. De leerling zegt daar eigenlijk mee dat het bepaald gedrag van zijn vader of moeder naar vindt en dat hij wil dat het stopt. Respecteer dat het kind loyaal is naar zijn ouder toe. Dat kan je doen door ook te vragen naar positieve dingen van de ouders.

  1. Stel korte, open vragen

Je begint met open vragen: Wat is er gebeurd?  Wanneer is dat gebeurd? Hoe komt dat? Dat wissel je af met gesloten vragen: Ben je gevallen? Heb je pijn? Ging je huilen? Vond je dat leuk of niet leuk?

Pas wel op voor teveel vragen achter elkaar; het kind kan het gevoel krijgen dat het verhoord wordt.

Stel geen waaromvragen. Een kind weet niet waarom iets is gebeurd of waarom iemand iets doet. Bovendien kan zo’n vraag schuldgevoelens oproepen en dat wil je niet; een kind voelt zich vaak al schuldig en schaamt zich. Waarom-vragen kunnen daarom weerstand bij het kind oproepen, terwijl je juist een veilige sfeer wilt creëren.

Vraag niet door wanneer het kind niets wil of kan vertellen. Het kind is geen ‘waarheidsvinder’, maar iemand die zijn verhaal kwijt wil. Het zit met angstgevoelens als: ben ik met mijn verhaal veilig bij jou? Vind je me dan nog aardig? Ga je niets achter mijn rug om doen?

Let ook op non-verbale signalen. Aan de houding, lichaamstaal en manier waarop het kind contact met je maakt (of ontwijkt) is veel te zien. Al deze signalen kunnen het verhaal dat een kind in woorden vertelt, versterken of juist ontkrachten. Je kunt ook vragen of het kind bijvoorbeeld een tekening wil maken waar hij over vertelt.

Als een kind moeite heeft met praten, kunnen de vragen ook in de derde persoon gesteld worden, zoals: ‘Sommige kinderen zeggen…’. Je geeft daarmee aan dat het kind niet de enige is en dat je weet waar je het over hebt.

Kinderen durven vaak niet meteen alles te vertellen. Ze kunnen geneigd zijn dingen eerst af te zwakken. Het kan nodig zijn meerdere gesprekken te voeren om meer duidelijkheid te krijgen over je zorgen. In een eerste gesprek sta je erbij stil dat het heel knap is van een kind dat het iets van zichzelf heeft laten zien. Dat benadruk je met klem.

Bevestig dat je begrepen hebt wat het zegt door tussentijds samen te vatten en te checken: ‘Je zegt dat... Klopt dat?’, ‘Heb ik goed begrepen dat je zegt dat...?’,  ‘Bedoel je dat je...?’.

Complimenteer het kind dat het jou in vertrouwen heeft genomen. Hij heeft een drempel overwonnen als het vertelt over zijn thuissituatie.

  1. Geef uitleg

Volwassenen zijn geneigd te denken dat kinderen de regels van communicatie wel kennen. Dat blijkt vaak niet het geval. Maak daarom aan het begin duidelijk wat jouw bedoeling is van dit gesprek. Enkele tips:

  • Vertel dat je graag met het kind wilt praten over iets wat hij heeft verteld of iets wat jij hebt gezien.
  • Vertel een kind waarom je wilt praten en wat je daar vervolgens mee doet. Zeg bijvoorbeeld dat je je zorgen maakt en dat je met hem wilt kijken of je hem of zijn ouders kunt helpen.
  • Ook kan het goed zijn te zeggen dat het om het eigen verhaal van het kind gaat en niet over dat van een ander.
  • Geef aan dat je geïnteresseerd bent in zijn mening en gevoelens en dat hij geen goede of foute antwoorden kan geven. Alle antwoorden zijn goed!
  • Beloof tijdens het gesprek niet dat het kind en zijn gezin meteen geholpen worden. Dat kun je niet waarmaken, want vaak duurt het even voordat de hulp in gang is gezet en voor een kind is een maand een eeuwigheid.
  • Sluit het gesprek af met een samenvatting van wat jullie hebben besproken. En vertel wat je plan is.
  • Bespreek met het kind wat het moet doen als het niet meer goed gaat thuis. Dat hij bijvoorbeeld naar de buurvrouw kan gaan als hij zich onveilig voelt of de politie kan bellen. Of dat hij, als hij verdrietig is, naar jou toe kan komen of bijvoorbeeld zijn tante belt. Laat het kind vooral zelf nadenken over wat hij kan doen of wie hij kan bellen.
  1. Beloof nooit geheimhouding

Beloof nooit geheimhouding aan een kind. Als de leerling vraagt of je het niet doorvertelt aan iemand anders, moet je duidelijk maken dan je dit niet kunt beloven. Leg uit dat je anderen nodig hebt om hem te kunnen helpen.

Niets achter zijn rug doen
Je kunt bijvoorbeeld zeggen: ‘Als ik geheim moet houden wat je mij vertelt, hebben we samen een geheim en kan ik je niet helpen. Ik heb anderen nodig om jou te kunnen helpen. Ik beloof je dat ik niets achter jouw rug om doe. Ik vertel je altijd eerst wat ik ga doen. Oké?’ Kinderen begrijpen het als je zegt: ‘Als ik het niet meer weet, vind je het dan goed, als ik er met iemand over praat die veel van kinderen weet?’

Daarnaast kan het kind vragen of je het niet aan zijn ouders vertelt. Leg dan uit dat je niet alles aan zijn ouders zal vertellen, maar dat zijn ouders wel moeten weten hoe hij zich voelt. Je kunt zeggen dat je van tevoren goed bedenkt wat de ouders wel en niet moeten weten om de situatie voor het kind beter te maken. Je overlegt dit met het kind, voordat je daadwerkelijk stappen zet.

Licht hem altijd in
Wees je bewust dat het vertrouwen van mishandelde kinderen geschonden is. Dat vererger je door dingen te doen zonder zijn medeweten. Hij hoeft het niet eens te zijn met wat de stappen zijn die jij wilt zetten, maar moet het wel weten.

Meer leren
Wil je meer weten over het herkennen van signalen die kinderen kunnen uitzenden als ze mishandeld, misbruikt of verwaarloosd worden? En wat je vervolgens kunt doen? Kijk dan op www.augeo.nl/po. Daar vind je achtergronden, tips en alle informatie over de e-learning die Augeo voor onderwijsprofessionals ontwikkelde.
 

Dit artikel van Edith Geurts is eerder verschenen in Augeo Magazine, TKM over onderwijs. Praten met ouders & kinderen. Edith Geurts is Expert Veilig opgroeien bij Augeo Foundation en hoofdredacteur van Augeo magazine.

Augeo magazine is hét online tijdschrift over veilig opgroeien. Via opiniërende bijdragen, ervaringsverhalen, interviews en columns stimuleren we de discussie over en maatschappelijke betrokkenheid bij kindermishandeling. Augeo magazine verschijnt minimaal vijf keer per jaar, is gratis en volledig online te lezen.

 

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief