Democratie en volwassenheid in de schoolcultuur
27 september 2017
Het is niet een heel gewaagde uitspraak om te stellen dat de open, vrije democratie zoals we die al zo lang kennen, onder druk staat. Er is sprake van verwarring over wat precies de democratische waarden zijn, en wie die mag bepalen, binnen Nederland en ook wereldwijd. Er vindt verharding van het debat plaats, waardoor tegenstellingen worden uitvergroot en er weinig ruimte lijkt te zijn voor nuance en het uithouden van verschillen. Dat het onderwijs hier een rol heeft, daarover zijn de meeste mensen het wel eens. Maar het wordt al weer lastiger, als we willen vaststellen wat die rol dan precies zou zijn.
In de reeks van ons jaarthema ‘Volwassenheid’ (in schooljaar 2017 - 2018) stonden we bij NIVOZ onder meer stil bij het democratisch perspectief (een van de zeven perspectieven in ons onderzoek), omdat we denken dat het begrip volwassenheid houvast kan geven bij de vraag hoe goed onderwijs kan bijdragen aan een vitale democratie.
De hoofdmoot in deze verkenning was de Onderwijsavond met Iliass el Hadioui, op donderdag 5 oktober. Hij ziet een verbinding tussen de vraagstukken rond de democratie op het niveau van de samenleving, en die op het niveau van de ‘mini-samenleving’ van de school. Hij verzorgt een lezing onder de titel ‘Gelijke kansen in ‘superdiverse’ klassen. Over de gevoelige vraag naar de volwassenheid van een schoolcultuur.’ In de voorbereiding spraken we met hem.
Volwassenheid in de schoolcultuur
Om gelijk maar met de deur in huis te vallen: wat is voor jou precies die gevoeligheid bij de vraag naar volwassenheid in de schoolcultuur?
In het onderwijs zijn we voortdurend op zoek naar de knop van volwassenheid. Soms wordt die ingedrukt door de leerlingen, soms door de eigenlijke volwassenen, de leraren. Leerlingen accepteren het soms dat docenten een les verzorgen, die geen connectie heeft met hun leefwereld. Toch zijn ze bereid te luisteren. Dat is een vorm van volwassenheid. We gaan ervan uit dat leerlingen gewoon moeten luisteren, maar dat is geen vanzelfsprekendheid.
Ook bij docenten zijn die momenten van volwassenheid te vinden. In gesprekken bijvoorbeeld waarin een groep docenten zou willen besluiten dat ze niet verder willen met bepaalde leerlingen. Dan zijn er altijd docenten te vinden die de ‘sociale pijn’ riskeren om te beargumenteren dat er lokalen zijn waar die jongens en meisjes wel gedijen in dezelfde school. Hoe komt het dat ze daar wel tot leren komen en elders niet? Wat zit daar achter? Ook het stellen van zo’n vraag is een vorm van volwassenheid.
Waarom benoem je dat hier als ‘sociale pijn’, is zo’n vraag dan niet vanzelfsprekend als professional?
We hebben onze professionele identiteit willen omschrijven als: dat je je vak verstaat. En dat je op basis daarvan de nadruk mag leggen op jouw individualiteit als docent. Als je scheikunde gaat doceren, dan krijg je de sleutel van het lokaal en kun je aan de slag. Maar om de schoolcultuur te organiseren als een groep volwassen professionals, daarvoor is een andere vaardigheid nodig. Ik noem dat groeps-efficacy. Die nadruk op expertise van de docent enerzijds en anderzijds wat we vragen van een school om lid te zijn van een gemeenschap, om samen een schoolcultuur op te bouwen, daar zit een spanningsverhouding. Als die niet goed benoemd wordt, dan blijft het hangen. Dan krijg je een voortdurend herhalend patroon, van regels opstellen waar niemand zich aan houdt, tot het pijnlijkste aan toe.
Ten tweede zijn we een beroepsgroep die vaak hun hele leven in dezelfde context hebben gewerkt. We zijn leerlingen geweest en nu staan we aan de andere kant van de tafel. De wijze waarop docenten schoolregels hanteren heeft veel te maken met hun eigen persoonlijke biografie. Wat voor jou zelf gewerkt heeft, zou in principe ook voor anderen moeten werken, dat idee.
Op het moment dat je voor de klas staat, val je terug in je eigen persoonlijke biografie, je vooroordelen en stereotypen. Ook bij mijzelf. Bijvoorbeeld als studenten uit een niet-stedelijke omgeving komen en dan bij mij een scriptie willen schrijven over allochtonen. Dat kan bij mij dan heel negatief overkomen. “Dat is waarschijnlijk gebeurd vanwege wat artikelen die jullie gelezen hebben”, denk ik dan. Bij voorbaat heb ik al geen hoge positieve verwachtingen, maar die heb ik (onbewust) niet getoetst. Dat werkt door in het verborgene, en daarom zijn dit soort reflectiemomenten heel essentieel.
Democratie en de vitale samenleving
Er is sprake van een crisis in de democratie; de samenleving en politieke partijen versplinteren. Verdraagzaamheid en het uithouden, laat staan onderzoeken, van menings- en cultuurverschillen zijn niet langer de norm. Hier lijkt de straatcultuur de politieke cultuur beïnvloed te hebben. Hoe kijk jij daarnaar?
Hoe vitaal is onze samenleving? Dat is voor mij de kernvraag. Hoe kan het, dat in de stedelijke omgeving onze samenleving door mensen als steeds moeilijker wordt ervaren? Dat raakt aan het kansendebat, en het laatste rapport van de Onderwijsinspectie. Daaruit blijkt heel duidelijk dat we niet in staat geweest alle kinderen te bieden wat ze nodig hebben om hun achtergrond te ontstijgen.
Het interessante is dat sociologisch gezien door de achtergronden van kinderen van Henk en Ingrid en van Mohamed en Fatima zij aan dezelfde processen onderhevig zijn. Toch zijn ze elkaar als vijanden gaan beschouwen. Op hbo-opleidingen in de grote stad zijn autochtone studenten in de minderheid en de kinderen van Mohamed en Fatima nu in de meerderheid. Er is op die manier een samenlevingsvorm ontstaan zonder een meerderheidsgroep. Dat verandert fundamenteel alle denkkaders over integratie, want integratie waarin?
En ondertussen is er een stille revolutie gaande van jongens en meisjes die elkaar wel weten te vinden. Het gaat dan over mentale volwassenheid. De jongeren die nu onderwijs volgen vinden het helemaal geen spannend idee dat 16 van de 17 leerlingen een andere achtergrond hebben. Het is voor hen gewoon prima. Zij moeten er niet aan denken dat ze in een monocultuur moeten opgroeien. Alleen maar andere Marokkanen is een schrikbeeld, dat willen ze helemaal niet!
Een andere indicator voor de stille revolutie is het keuzegedrag van ouders. We zijn nu een tipping point aan het bereiken dat een school niet meer zo wit mogelijk hoeft te zijn, maar dat een school zo gemengd mogelijk moet zijn. Je krijgt in Rotterdam enclaves van witte scholen, en volledig zwarte scholen en je ziet een poging ontstaan van gemengde scholen als populair uithangbord. Dat zou niet gebeuren als daar geen behoefte aan zou zijn.
De school als mini-samenleving
Hoe kan het onderwijs bijdragen aan herstel van onze samenleving, zodat er weer een levende, plurale democratie ontstaat? Welke vorm van volwassenheid vraagt dat?
Voor ons onderzoeksproject hebben we veel meegekeken in klaslokalen. We zagen daar dat het gaat om de vraag welk pedagogisch-didactisch kapitaal nodig is om die minisamenleving, die de klas ook is, te managen. Dat vraagt leiderschap en zoiets als self-efficacy van docenten. En vooral ook teacher-connected efficacy: ofwel de mate waarin docenten in staat zijn om samen hun onderwijs vorm te geven, door erover te spreken en daarin hun eigen sociale pijn te onderkennen. Docenten hebben soms niet door dat ze onderhevig zijn aan dezelfde mechanismen als hun leerlingen, in dezelfde groepsdynamiek. En schoolleiders hebben soms niet door dat ze leiding geven aan een mini-samenleving.
Nu zie je deze ontwikkelingen in Rotterdam en andere grote steden, maar straks ook in Apeldoorn, Eindhoven, of Tilburg. De vraag is dan: wat heb ik als docent nodig, en wat hebben wij als teams nodig om dat onderlinge gesprek voor elkaar te krijgen? Er zijn veel belemmerende factoren, waardoor dat gesprek in een team niet voor elkaar komt.
Daar is die volwassenheid van belang. De eerste stap is de mentale verandering: zijn we ertoe bereid om fundamenteel na te denken over wat het omgaan met deze ontwikkelingen van onszelf vraagt? En de tweede shift die nodig is, is ‘organisationele volwassenheid’: zijn we bereid een stap te maken en ons systeem en onze organisaties aan te passen?
Auteur Hartger Wassink was ten tijde van dit artitkel verbonden aan NIVOZ. Inmiddels opereert hij vanuit zijn eigen adviseur- en begeleidingsrol.
Reacties