Waarom de vmbo-klas niet het probleem is
16 november 2018
'Leerlingen op het vmbo hebben jouw vakmanschap misschien wel harder nodig dan de gemiddelde havist of vwo-er. De factoren die jij als docent namelijk wél kan beïnvloeden, leveren bij deze doelgroep direct leerwinst op', schrijft Jesse Rutters, docent en mentor binnen het vmbo. Hij reageert op het artikel van Johannes Visser over de vmbo-klas 'die hij niet stil kon krijgen'. Rutters is het niet eens met de probleemanalyse van Visser, en beschrijft hier hoe hij het vakmanschap van de docent ziet.
Velen noemden het artikel van Johannes Visser waarin hij vertelt dat hij zijn vmbo 3 klas niet stil kon krijgen “moedig”. In een tijd waarin we successen opblazen en van de daken schreeuwen, is toegeven dat iets niet lukt inderdaad moedig en waardevol. Johannes Visser wijst in zijn artikel terecht op het belang van “orde houden” voor een docent: “Iedere leraar weet: orde in de klas is een voorwaarde om les te kunnen geven, om kinderen iets te leren”. Dit is een thema dat ook in mijn lespraktijk als beginnend docent op het vmbo een centrale rol inneemt.
Toch zet ik mijn vraagtekens bij zijn probleemanalyse. Zo vertelt hij dat hij dezelfde les voor vwo 2, havo 3 en vmbo 3 had voorbereid. Naarmate het leerwegniveau daalde, verliep de les stroever: 'In 3 vmbo deed bijna niemand iets. Het werd rumoerig, leerlingen probeerden stiekem YouTube-filmpjes te kijken, schreeuwden van de ene naar de andere kant van de klas.' De reactie van Johannes Visser was naar eigen zeggen wat hij altijd al had gedaan: 'er niet te veel aandacht aan besteden, en de volgende les streng beginnen.' Ook de volgende les loopt het mis; hij moet van lokaal wisselen en het te behandelen onderwerp (het gebruik van lidwoorden) is te saai voor pubers.
Elke keer dat de auteur dicht bij de kern van het probleem komt, draait hij mijns inziens om de hete brij heen door te verwijzen naar externe factoren. Ja, op het vmbo zitten meer 'leerlingen met leerproblemen, motivatieproblemen, gedragsproblemen en handelingscontroleproblemen in de klas', hebben leerlingen over het algemeen meer aandacht nodig en komen er door passend onderwijs steeds meer leerlingen in het regulier onderwijs die vroeger zouden zijn uitgestroomd naar speciaal onderwijs. En eerlijk is eerlijk, ik ken maar weinig pubers die, wanneer ze de keuze zouden hebben, zich vrijwillig zouden verdiepen in het gebruik van lidwoorden.
Een docent heeft, helaas, weinig invloed op al deze factoren. De andere kant is echter dat leerlingen op het vmbo jouw vakmanschap misschien wel harder nodig hebben dan de gemiddelde havist of vwo-er. De factoren die jij als docent namelijk wél kan beïnvloeden, leveren bij deze doelgroep direct leerwinst op. Lesgeven is geen kunstje, maar een vak. Een vak waarin je voor de zware uitdaging staat je meerdere rollen eigen te maken. Als docent ben je onder andere pedagoog: je moet vanaf les één interesse tonen in je leerlingen, voorspelbaar en consequent zijn, duidelijke kaders bieden en zorgen voor een veilig klassenklimaat. Het kennen van hun namen is ongeacht het niveau daarbij essentieel. Visser zegt: 'Ik kende geen van de namen van de leerlingen. In m’n vwo-klas kwam ik daarmee weg, daar kon ik zeggen ‘klas, ik wil dat jullie stil zijn’, maar in m’n vmbo-klas moest ik iedereen individueel aanspreken.' Ook die vwo-leerling verdient het om gezien te worden. Dat je er mee weg komt, betekent niet dat vwo-leerlingen geen behoefte hebben aan een persoonlijke aanpak.
Je bent tevens didacticus: je moet leerstof aanbieden op niveau, een stap terug kunnen doen wanneer de benodigde voorkennis ontbreekt en leerlingen de tools bieden om vrije opdrachten uit te voeren. De heilige graal is om “saaie” lesstof zo aan te bieden dat leerlingen het belang ervan inzien en je hen kan inspireren. Op het moment dat jij leerlingen weet te boeien, ontstaat er geen rumoer en kunnen die YouTube-filmpjes wel even wachten.
Dit kun je niet van de één op de andere dag, ook een natuurtalent zal regelmatig onderuit gaan. Lesgeven is immers een ervaringsvak. Maar wanneer je kritisch durft te kijken naar je eigen handelen, zie je dat de factoren die je wel kunt beïnvloeden door je te bekwamen in je vak uiteindelijk die externe factoren minder belangrijk kunnen maken. Juist vmbo-leerlingen schatten dit vakmanschap op waarde en geven je er waardering voor.
Dat kan inderdaad niet op halve kracht. Het vergt passie voor wat je doet, zelfkritiek en doorzettingsvermogen. Ik ben er nog lang niet, ook ik maak met grote regelmaat fouten. Ik heb nog heel veel te leren. Dat maakt het docentschap zo mooi. Maar gelukkig kan ik ook vóór Kerstmis lachen wanneer ik lesgeef, zonder daardoor de controle te verliezen. Ik gun Johannes Visser de energie om zijn zoektocht voort te zetten zodat hij zijn concept artikel af kan maken en kan publiceren. Maar belangrijker nog: zodat hij als docent voorbij de stereotypes kan kijken en kan genieten van de prachtige jonge mensen die op onze vmbo’s zitten.
Jesse Rutters is docent economie en mentor op een vmbo school met leerwegondersteunend onderwijs.
Reacties
Veerle veltman
Goed stuk Jesse! En ik ben het helemaal met je eens. Ik geef 15 jaarpremie les op het vmbo met heel veel plezier! Groet van je achternicht Veerle
Carin Schepers
Fijne column, betrokkenheid, welbevinden, verbondenheid en relatie zijn belangrijke elementen.
Janske
Dag Jesse,
Wat een prachtige column! Het gaat allemaal om relatie. Daar begint het mee. Als die er niet is, kan lesgeven erg lastig zijn (en veel minder leuk!).