Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Verstoppertje

20 november 2020

Afgelopen maandag was de eerste avond in een reeks van vier over '(We moeten) spelen', met onder meer Rob Martens, Merlijn Twaalfhoven en Tjitske Bergsma. De opdracht om te gaan spelen kwam sneller en onverwachter aan bod voor Nederlands docent Mike Louwman dan hij had verwacht.

‘Ik snap er niets van, maar jij zal het wel weten’, lachte de receptioniste. Ze zocht naar het plakband, vond het in een la en gaf het me mee. ‘Leef je uit’, zei ze. Ik kreeg met het plakband haar zegen en met beide kon ik vooruit. ‘Bedankt, ik geef het straks terug’, reageerde ik. Uit mijn tas haalde ik de briefjes. Dat viel op. ‘Wat ga je nu weer doen?’ zuchtte een leerling met een tussenuur, een jongen die ik twee jaar achter elkaar in de klas had en met geen mogelijkheid aan de praat kreeg, ook niet met een rol plakband. ‘Ik ga verstoppertje spelen’, zei ik en ik keek er enthousiaster bij dan ik me voelde – ik moest in een kwartier het hele parcours nog uitzetten. ‘Leuk voor je’, zei hij en ik voelde dat hij het meende. Hij zou niet meedoen, ook als hij over tien minuten les van me had gehad. Maar hij waardeerde de moeite. Althans, dat dacht ik.  

Ik legde de briefjes op twee stapels: de stapel fout en de stapel goed. Bovenop las ik twee schijnbaar identieke zinnen: ‘Sanne’, zei haar moeder, ‘vergeet je niet de deur op slot te doen?’ En: ‘Sanne,’ zei haar moeder, ‘vergeet je niet de deur op slot te doen?’ Ik had in een vorige les de regel uitgelegd, vandaag ging het om de toepassing ervan. Eigenlijk ging het vandaag om het zoeken, anders viel er weinig toe te passen. Ineens twijfelde ik aan de les; had het wel zin om leerlingen briefjes te laten zoeken? Wat nou als ze weinig of niets zouden vinden? Of als ze met opzet de moeilijke kwesties omzeilden? De plakbandhouder voelde ineens loodzwaar. Een paar briefjes dwarrelden door de lucht, meegenomen door de tocht vanuit de hal. Ik raapte ze op en keek op mijn horloge. Nog tien minuten. Er is geen weg terug, dacht ik, en vertwijfeld verstopte ik twintig goed en twintig fout gespelde zinnen in de aula en de aangrenzende kantine.

Buiten adem kwam ik het lokaal binnen, net iets later dan de leerlingen. Ze hadden een taaie les achter de rug, iets met verbanden en inzichten die hen en niet veel later ook mij duizelden. Ik onderbrak de nabeschouwing en bereidde de klas voor op de zoektocht. ‘We werken in groepen van vier’, zei ik. ‘Is goed. Zullen we beginnen?’ vroeg een leerling die zijn jas nog aan had. ‘Wil je niet weten wat we gaan doen?’ vroeg ik en ik ging direct door – het was een retorische vraag. ‘Nee’, onderbrak hij me. ‘Sorry, maar echt niet. Ik kan gewoon niet meer luisteren. Ik moet wat doen. Ik merk het wel.’ Hij kreeg bijval en voor ik het wist stond de halve klas in de deuropening. Ik ademde overdreven in en uit. ‘Rustig aan’, probeerde ik. ‘We gaan snel beginnen. Beloofd. Maar niet nu al.’ ‘Oké’, zei een andere leerling. ‘Maar mogen we wel in de deuropening staan?’ ‘Waarom zou je dat willen?’ vroeg ik, om tijd te rekken. ‘Omdat het fijn is’, klonk haar logische antwoord. Omdat het fijn is. ‘Prima’, zei ik en ik legde in drie zinnen de opdracht uit.

‘Je werkt zoals gezegd in groepen van vier.’

‘Jullie verzamelen zoveel mogelijk goed gespelde zinnen.’

‘De zinnen vind je in de aula en de kantine.’

En weg waren ze. De eerste groep bestond uit de eerste vier leerlingen die zich door de deuropening wurmden. Zo makkelijk kon het zijn. Ik rende achter het laatste groepje aan naar beneden. ‘Wat moeten we eigenlijk met de briefjes doen?’ vroeg een meisje dat met haar groepje de rijen sloot. Nog niet over nagedacht. ‘Wat zou je denken?’ Ze stond stil en keek naar mij: ‘Hoe moet ik dat weten?’ Ik voelde me betrapt. Misschien had ze me net bezig gezien. ‘Geef ze maar aan mij’, zei ik. Ze lachte en schudde haar hoofd. Aangekomen in de aula stond de leerling met (opnieuw) een tussenuur grijnzend op me te wachten, met in zijn hand… zeker tien briefjes. ‘Allemaal fout, Mike!’ Hij veegde ze uit zijn handpalm alsof het briefjes van honderd waren. ‘Krijg ik nu een hoger cijfer?’ Om hen heen stonden een paar leerlingen uit de klas. Ze glunderden en wachtten op mijn reactie. Ik liet van schrik de plakbandhouder, die ik nog steeds vast had, uit mijn handen vallen. Ik raapte hem op, keek op mijn horloge en zag: nog drie kwartier. Alle tijd. ‘Oké,’ zei ik en ik raapte alle moed bij elkaar. ‘Jongens, er zit niks anders op. Ogen dicht en tot tien tellen.’

Aan het einde van de les, terug in de klas, was de chaos compleet. Er was een groepje vermist. Een ander groepje had geen enkel kaartje gevonden. ‘Je had ze echt mokergoed verstopt’, mopperde een meisje uit die groep. ‘Nee hoor!’ klonk het uit een andere groep, die gedurende de les twee keer zo groot was geworden. ‘Wij hebben er twaalf! Hebben we gewonnen?’ ‘Ja hallo, jullie zijn met acht, dat slaat nergens op. Diskwalificatie! Wij hebben er vier! Hebben wij gewonnen?’ De jongen die dit opperde ging op een stoel staan. Ik volgde zijn voorbeeld.

Ik ademende in en uit. ‘Rustig’, zei ik. ‘Ik bepaal zo de winnaar.’ Eerst wil ik twee dingen weten. Snel bedacht ik wat ik zou willen weten. ‘Oké’, zei ik. ‘Als eerste: wie heeft er iets geleerd?’ Vol verwachting keek ik de groep in. Er gingen drie vingers omhoog. Oei. Snel door naar de volgende vraag: ‘Wie vond het leuk?’ Veel vingers, misschien wel alle vingers gingen de lucht in. Een leerling vatte ongevraagd de les samen: ‘Mike, dit had geen enkel nut, en daarom was het een toples!’ De bel ging en de leerlingen verlieten lachend het lokaal. Niemand wilde nog weten wie er gewonnen had. ‘Toples… smeerlap’, klonk het op de gang, waar de conciërge me stond op te wachten. ‘Ik ruim het op’, zei ik gauw, maar dat was het niet: ‘Is puberteit met een korte of lange ij?’ vroeg hij grinnikend. ‘Ik heb korte ei gezegd. Dat klopt, toch?’ Leerlingen hadden hem het hemd van het lijf gevraagd. Ik dacht aan de samenvatting. Fijn om iets nutteloos te doen, om te leren zonder te moeten leren, om iets nuttigs te doen zonder het nuttig te moeten vinden. Fijn om te kunnen spelen.

Mike Louwman is docent Nederlands op het Haags Montessori Lyceum.

Reacties

2
Login of vul uw e-mailadres in.


Ilse Speelman
4 jaar en 1 maand geleden

Fantastisch Mike! Samen spelen :) Het geeft allerlei openingen en haakjes voor reflectie, wat gebeurt hier bijvoorbeeld met de relatie tussen jou en de leerlingen en tussen de leerlingen onderling? Tegelijkertijd is het "af"; gewoon een mooie ervaring. Bedankt voor het delen!

Login of vul uw e-mailadres in.


Susanne
4 jaar en 1 maand geleden

Heerlijke blog, ik heb er smakelijk om gelachen.
Mooi dat citaat:Mike, dit had geen enkel nut en daarom was het een toples!
Goud waard...en... het geeft ons te denken.

Dank je wel voor je openhartige levendige vertelling.

Login of vul uw e-mailadres in.


Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief