Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Schrijven helpt bij ontwikkelen pedagogische sensitiviteit: 'Leren van wat er goed gaat, dan wel van een moment dat het juist helemaal misging'

23 maart 2017

'De alledaagse pedagogische handelingspraktijk vraagt van jou als leraar de kunde dat je constant en actief het pedagogische verschil ziet tussen wat goed is en wat niet goed is voor een kind of groep kinderen', schrijft Max van Manen in Weten wat te doen wanneer je niet weet wat te doen. In deze passage probeert hij dichter bij die pedagogische sensitiviteit te komen: het gaat om leren van wat er goed gaat, dan wel van een moment dat het juist helemaal misgaat. Voor de geïnspireerde lezer is er een schrijfopdracht, die mogelijk behulpzaam kan zijn in je eigen ontwikkeling als leraar, docent of ouder. Stuur je bijdrage naar [email protected]

Een lerares Engels beschrijft een incident in haar klas met een leerling die de grenzen opzoekt:

Daniel draagt provocerende kleding, street style. Zijn uitstraling heeft iets aristocratisch: volle lippen, een geschoren hoofd, zijn gebaren zijn cool en stijlvol, in zijn ogen schittert trots. Daniel is een markante verschijning op ons kleine junior high school. Het is de eerste dag van het jaar en ik leg mijn programma uit: de Leeszaal. Het gaat erom dat leerlingen over de boeken die ze lezen, naar mij gaan schrijven in een speciaal dagboek. Daniel komt laat de klas in, gaat pal voor me staan en zegt: ‘Ik doe niet aan lezen.’

‘Meen je dat?’, antwoord ik, ‘Dan zal de Leeszaal een aparte ervaring voor jou zijn.’ Terwijl de leerlingen beginnen te lezen, wordt de klas rustig. Stilte neemt de plaats in van het geklets en het rumoer van de kinderen uit jaar 8 [vergelijk: tweede klas voortgezet onderwijs in Nederland, vert.]

Ik merk op dat Daniel geen boek heeft. Hij hangt wat in zijn stoel, drumt met zijn wijsvinger op de tafel. Ik kijk de boekenkast door en haal er een paar romans uit. Ik verwacht geen wonderen. Stilletjes ga ik naar zijn tafel, buig naar hem toe en opper fluisterend: ‘Ehm, Daniel, zou je uit dit stapeltje het minst walgelijke boek willen kiezen? En kijk eens of je er een paar bladzijdes uit kunt lezen voor de bel gaat.’

Met een hautaine blik kijkt hij me aan. In het hoofdgebaar dat hij maakt zit een vriendelijke, maar duidelijke afwijzing van mijn voorstel. Hij zucht: ‘Ik kijk wel.’

Ik laat de zorgvuldig uitgekozen titels op zijn tafel liggen. Daniel zit nog steeds onderuitgezakt in zijn stoel. Losjes laat hij de boeken onder zijn hand draaien. Het lijkt hem niks te kunnen schelen. Ik ga andere dingen doen.

Een paar minuten later zie ik vanuit mijn ooghoek dat Daniel The Freak van jeugdboekenschrijfster Carol Matas heeft opgepakt. Een roman over een vijftienjarig meisje dat na een ziekte opeens de gedachten kan lezen van iedereen in haar klas. Na een tijd wil ze alleen nog maar normaal worden, omdat haar vrienden zich van haar afkeren. ‘Ja, ik heb beet’, denk ik. Nu moet het boek z’n werk doen. Ik ben hoopvol: er zou best nog een lezer in Daniel kunnen schuilen.

Wat gebeurt er hier?

Een lerares ziet een leerling die zich opzettelijk zo gedraagt dat iedereen wel moet zien dat hij ‘anders’ is. De leerling daagt de lerares en haar gezag uit. Maar zij weigert haar macht te gebruiken. Ze betoont zich sensitief naar Daniels zelfbeeld. Haar beschrijving van hem is licht, met humor, maar ook respectvol. Ze doorziet hoe belangrijk Daniels zelfbeeld is voor de identiteit die hij aan het opbouwen is. Ze respecteert het imago dat de leerling van zichzelf schept; ze begrijpt Daniels verlangen om erkend te worden. De lerares lijkt haarfijn aan te voelen tot hoe dicht ze haar leerling mag naderen en wanneer ze afstand moet houden. En in dit begrip ligt de toepassing van haar tact.

Maar hoe weet deze lerares wat ze moet zeggen? Hoe weet ze hoeveel afstand ze precies moet bewaren? Voor hoe je tactvol moet handelen bestaat geen theoretische kennis, geen specifieke techniek en ook geen algemene stelregels. En toch is het voor deze juf mogelijk om bedachtzaamheid en tact in praktijk te brengen en te ontwikkelen, door haar actieve begrip van wat er op het spel staat in deze concrete situatie in de klas.

Pedagogische bedachtzaamheid en tact zijn nauw aan elkaar verwante begrippen. Iemand die in het algemeen bedachtzaam is, zal eerder tact laten zien in een bepaalde situatie dan iemand die relatief onnadenkend en afwezig is. Pedagogische bedachtzaamheid lijkt een reflectieve bekwaamheid, die zich ontwikkelt door zorgvuldige reflectie op ervaringen in het verleden. En hier, in de onmiddellijkheid van het moeten handelen op dit moment, ligt de nadruk op het ‘doorvoelen’ wat van belang is in deze concrete situatie. Pedagogische bedachtzaamheid en tact hangen af van de opgebouwde kundigheid om jonge mensen te zien en naar ze te luisteren. Maar de tact van het leraarschap is meer dan een competentie. Het kan beter beschreven worden als een ‘paraatheid tot improviseren’.

Geen garanties

Maar hoe zorgvuldig je hebt gebouwd aan je kundigheid om te luisteren, hoe goed ook je improvisatievermogen in je onmiddellijke handelen, garanties dat het lukt heb je niet. En dat weet de lerares van Daniel.

Daniel en ik hebben een goede leraar-leerlingrelatie ontwikkeld. Dat is tamelijk opvallend, omdat hij niet kan opschieten met zijn natuurkunde- en wiskundeleraren, vanwege zijn vermeende ‘moeilijke gedrag’. Daarom is Daniel vaak in de bieb bezig met zijn wis- of natuurkundewerk, en vangt dan wel eens op wat ik aan Louise, onze bibliothecaresse, vertel. Met als gevolg dat we Daniel vaak betrekken in onze gesprekken. Soms geeft hij zelfs zijn mening over de dingen die goed lopen of die fout gaan in mijn Engelse lessen.

Daniel is een snelle, slimme leerling, die het niet nalaat om tragere klasgenoten te beledigen. Het komt voor dat hij in de klas een opmerking maakt als: ‘Ik heb het niet echt nodig om dit werk te doen. Nou ja, er zijn natuurlijk anderen in de klas, die wel wat oefening kunnen gebruiken.’ En dan kan het gebeuren dat hij zijn trotse gebeeldhouwde kop op zijn tafeltje laat zaken en doet of hij in slaap valt. Daarna praat ik dan met hem over rekening houden met anderen.

Daniel weet dat ik van hem verwacht dat hij al zijn opdrachten maakt en dat hij met doordachte opmerkingen meedoet in klassendiscussies. Meestal neemt hij zijn werk ook echt serieus. Vorige week nog sprak hij me voor de les aan: ‘Weet ik, twee vragen vond ik heel moeilijk.’

‘Geen probleem, Daniel’, antwoordde ik, ‘We zullen ze in de klas bespreken.’ Toen ik begon met de literatuurles, zei ik tegen mijn leerlingen: ‘Ik weet dat veel van de vragen lastig zijn; het is niet altijd makkelijk om literatuur duidelijk te interpreteren. Daniel vertelde me net nog dat hij twee vragen moeilijk vond. Hoeveel van jullie hebben dat ook zo ervaren?’

Enthousiast trapte ik de discussie af. Maar binnen tien minuten begon Daniel een treitercampagne door onrust te zaaien in de hele klas, te grinniken, te fluiten en door iemand uit te lachen, die een rood hoofd gekregen had. Ik had zin in mijn les, maar die zin daalde al snel tot onder het vriespunt.

Ik stopte de les. Er zat spanning in de lucht. Ik staarde naar Daniel en met een scherpe stem eiste ik: ‘Hou op. Wat het ook is waar jij mee bezig denkt te moeten zijn, ik vind het niet leuk. Ik heb het gevoel dat iemand hier het slachtoffer aan het worden is.’

Ik vervolgde de les, maar veel zin had het niet meer. Ik voelde me teleurgesteld, zelfs besodemieterd. Toen de klas het lokaal uitliep, zei ik tegen Daniel: ‘Dit was geen goede les.’ ‘Nee, weet ik’, antwoordde hij.

Pas een paar dagen later besefte ik wat ik gedaan had.

Het is bijna te triviaal om op te merken dat een verkeerd woord of een gedachteloze opmerking ongewild een scheur kan veroorzaken in de kwaliteit van de relatie die een leraar met zijn of haar leerlingen onderhoudt. En op zijn beurt kan zo’n verandering in het relationele klimaat het zelfvertrouwen van een leraar in zijn pedagogische vermogens diepgaand beïnvloeden.

In dit tweede verhaal over Daniel zien we opnieuw dat tactvol handelen betekent dat we in een bepaalde situatie ontvankelijk moeten zijn, moeten oppikken wat er met een kind gebeurt en de belevingswereld van het kind moeten begrijpen. Het vraagt van jou als leraar dat je ziet wat de pedagogische betekenis en het pedagogische belang is van een situatie. En dat je je bewust bent hoe je kunt handelen op een omzichtige en discrete manier voor alle betrokkenen. Tact betekent dat je daadwerkelijk handelt op een pedagogisch geschikte manier voor de specifieke situatie waarin je zit. Dit alles zit verscholen in wat het is om tactvol te handelen, en tegelijk kenmerkt tact zich door onmiddellijkheid.

De ontvankelijke houding, het begripvolle inzicht in de betekenis van de situatie, de bezonnenheid voor wat betamelijk is, en het kundig handelen zelf zijn geen losse stadia in een gerationaliseerd proces. Op de een of andere manier vinden sensitiviteit, inzicht en gevoel op hetzelfde moment hun verwezenlijking. Ze worden gerealiseerd in een modus van handelen, die geladen is met bedachtzaamheid en opmerkzaamheid. Tact is een soort actieve, ethische intelligentie, die geleid wordt door inzicht en gelijktijdig afhangt van gevoel. En toch, zoals we zien in het tweede verhaal van Daniel, weten we soms pas achteraf wat we in een bepaalde situatie hadden moeten doen. De belangrijke les hierin is, dat zelfs als je pedagogisch gezien de plank volledig misslaat, maar er wel achteraf op reflecteert wat er fout ging, je jezelf toch voorbereid om de volgende keer toch ‘te weten wat je moet doen, al weet je niet wat je moet doen’.

Max van Manen (1942) is emeritus professor onderwijskunde en pedagogiek aan de universiteit van Alberta (Canada). Hij is een internationale autoriteit op het gebied van onderzoek naar pedagogische vraagstukken en onderzoeksmethoden die daarbij gebruikt kunnen worden, in het bijzonder methoden die geschaard kunnen worden onder de fenomenologische traditie.

Schrijfopdracht

Ontwikkelen van Pedagogische Tact
Voor pedagogische tact gebruiken we vaak de werkdefinitie: “Op het goede moment het juiste doen, ook in de ogen van het kind.” Die werkt prima, als een soort samenvatting, bijna een mantra. En hoewel je elk onderdeel ervan kunt gaan ‘uitpakken’ (wat is een moment, laat staan ‘het goede moment’? Wat bedoel je met het ‘juiste’ doen? Moet een kind meteen al begrijpen wat je intentie is?), voel je eigenlijk direct aan wat er met die samenvattende werkdefinitie gezegd wordt.

Ook wanneer je in je klas tactvol bent, weet je dat vrijwel meteen. Maar hoe kom je tot dat tactvolle handelen? Hoe kun je het vaker laten plaatsvinden? Wat moet je ervoor doen en wat moet je er misschien ook wel voor laten?

Max van Manen heeft in zijn boek ‘The Tact of Teaching’ het fenomeen tact zodanig bestudeerd dat hij tot allerlei prachtige observaties komt. Wat je er onder andere uit kunt halen, is dat pedagogische tact een tweeledig begrip is. Het is een vorm van handelen in het moment, én het heeft te maken met je persoon. Enerzijds is er de innerlijke bedachtzaamheid; aan de andere kant het directe handelen. In ons boek Pedagogische Tact staat deze passage:

‘Tact is meer dan verstaan en beschikbaar zijn, het is een manier van doen, van handelen. En beide staan niet los van elkaar: door je begrip van de situatie, je thoughtfulness, ligt het goede antwoord vaak al in de situatie besloten. Begripvol handelen, vaak in die split-second die vraagt om een directe respons, doe je niet door er snel even wat theorieën op na te slaan. Eerder is het een zijnskwaliteit die je ontwikkelt door ervaring, door wat je leert van wat goed gaat en wat mis gaat, door je aandacht, door er met huid en haar te zijn. Van Manen noemt dit knowing by being.


Laten we met deze opdracht proberen om die ervaringskennis expliciet op te roepen. En te leren van wat er goed gaat of een moment dat het juist helemaal misging.

  • Pak een moment dat je in positieve of negatieve zin bijgebleven is: een moment dat verrassend uitpakte, een moment dat je verwonderd heeft of een moment waar je ’s nachts nog weleens van wakker kunt worden.
  • Voorwaarde is dat het een pedagogisch moment is, dus of het op het schoolplein, in de klas of in de supermarkt was: het gaat om een interactie tussen jou en een kind.
  • Beschrijf in maximaal één A4’tje wat er gebeurde, vanuit jouw blik, vanuit jouw ervaring. Niet vanuit je oordelende beleving (geen vingerwijzing naar een ander of jezelf), maar vanuit de ervaring van dat moment zelf.
  • Probeer zo min mogelijk te analyseren. Het gaat nu om de beschrijving van de ervaringswerkelijkheid. Wat er mogelijkerwijs allemaal uit jouw verhaal spreekt, daarover gaan we het samen hebben. 

 

 

 

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief