Ruimtes waarin we samen kunnen leven: oefenen tussen geduld en ongeduld
12 februari 2020
Joop Berdings boek “Opvoeding en onderwijs tussen geduld en ongeduld” valt voor Hanke Drop op een bedje van bewust bezig zijn met thema’s die in deze monografie naar voren worden gehaald. Ze werkte er één uit als bijdrage aan de NIVOZ-onderwijsavond, op 5 februari jl. in Zeist: het zoeken van balans in dagelijkse interacties, met je geliefde, met je leerlingen en als moeder met je eigen kind. In dit korte essay deelt ze gedachten over haar onderzoek, waarin zij spreekt over de derde ruimte, a potential space, where both can live.
Vorig jaar kreeg ik een voor mij heel betekenisvol boek in handen, geschreven door de Amerikaanse psychoanalytica Jessica Benjamin. Het boek heet Beyond doer and done to en gaat over de interpersoonlijke ruimte die de Engelse kinderarts en psychoanalyticus Donald Winnicott als een ‘potential space’ voor interactie typeert. Hij noemt deze ruimte ook wel de derde ruimte: het is niet de ruimte van de een, ook niet die van de ander, maar het is een neutrale ruimte die twee personen samen vorm kunnen gaan geven. Deze twee personen zijn in beginsel de moeder en het jonge kind. Vanuit die start kom je in je leven in vele interpersoonlijke situaties, waarin het samen instappen in een derde ruimte tot de mogelijkheden behoort.
In deze derde ruimte kun je elkaar in veiligheid en openheid ontmoeten, terwijl geen van beiden precies weet wat er kan en wat er mogelijk is. Waarin je samen kunt gaan creëren. Waarin je beiden je eigen stem en inbreng hebt, waarin het denken in mogelijkheden centraal staat, waar je allebei gericht bent op het ervaren van plezier tijdens het samen spelen en creëren. Waar je allebei ook uitstijgt boven ieders particuliere belangen. Kortom, het is een oefenruimte waarin tal van nieuwe, mogelijk transformatieve ervaringen kunnen worden opgedaan.
Het is door Benjamins boek dat ik me veel meer bewust ben geworden van de vele dagelijkse contexten die potentieel een derde ruimte kunnen worden: in de relatie met je kinderen, je partner, collega’s, etc. Het potentiële is er dan in gelegen of je al dan niet samen tegemoet kunt komen aan het uitgangspunt voor de derde ruimte, namelijk: “where both can live.” Het wel tegemoet kunnen komen aan “where both can live” betekent dat je beiden vanuit eigenheid en openheid uit bent op afstemming op elkaar, op toeschietelijkheid, op toewijding, op ‘letting be’ van beiden. En op ‘letting go’ van missers of een anders-zijn of anders-doen van een van beiden. Het samen creëren kent niet echt een begin of einde. Het ontstaat vanzelf (bij het instappen) en op gegeven moment gaat het weer over in iets anders (bij het uitstappen). In de derde ruimte wordt het kunnen van beide individuen overstegen, het gaat niet om een prestatie, je kunt het niet fout doen en er moet niet iets.
Dit creëren zonder vooropgezet plan of uitkomst, waarbij het niet-weten voor allebei geldt en waar plezier wordt beleefd aan het ‘simpelweg’ samen instappen en elkaar in openheid ontmoeten, heeft voor mij een parallel met de levenshouding van verwondering van Cornelis Verhoeven. Joop Berding verwijst hiernaar in zijn boek. Verhoeven spreekt zich uit over de filosofie en niet expliciet over de relatie met de ander wanneer hij bepleit “intens aanwezig [te] zijn in het uitstel” (namelijk het uitstel van vastpinnen in identiteiten), te midden van of ‘tussen’ de veelheid aan dingen”. Tegelijkertijd bepleit hij ook een tastbare levensweg die gaat over uitstel van het onmiddellijke handelen, over overleg met elkaar, over een eventuele ‘reis naar binnen’ als dat nodig is, over het kunnen verwijlen, er ‘tussen’ of ‘bij kunnen zijn.’ En dat vindt wel degelijk plaats in relatie.
Om “where both can live” te leren, zijn de relatie tussen een good-enough! moeder en kind en het vaak samen kunnen instappen in ‘potential spaces’ natuurlijk enorm van belang. Maar – en dat vind ik een van de meest hoopgevende uitgangspunten voor onze wereld en voor ons samenleven – ook al was die eerste moeder-kind relatie niet zo optimaal, dan nog is het inhalen en het later in je leven leren ontwikkelen van het instappen in een ruimte “where both can live” absoluut mogelijk! In goed onderwijs in de eerste plaats!!! En natuurlijk ook in vriendschap, in een gezonde liefdesrelatie, in coaching en therapie. Het speciaal onderwijs, zoals bijv. de Tobiasschool waar we nu zijn, is hierin vind ik ongelooflijk goed!
Mijn dochter is nu 15 jaar en zit in het voortgezet mytylonderwijs. Al jarenlang is het leren kennen van jezelf en van elkaar op allerlei manieren geïntegreerd in het onderwijs. Daarbij gaat het om het expliciet maken van do’s en don’ts ten aanzien van gedrag en gevoelens. Altijd in relatie tot elkaar en al dan niet in relatie tot ieders handicap. En omdat dit alle jaren geoefend wordt, wordt ook de eigen en de interpersoonlijke dynamiek daarin helder.
Als ouders zijn wij regelmatig betrokken bij bijeenkomsten van de speciale scoutinggroep, waarop veel kinderen van de mytylschool zitten. De wederkerige manier waarop deze kinderen, oud en jong, elkaars verschillen weten te plaatsen, er vaak humorvol mee omgaan, hoe ze hulp vragen van elkaar en precies weten welke aanwijzingen te geven of geduldig te ontvangen, vinden wij altijd bijzonder. Vreedzaam en speels zou ik de sfeer noemen. Where all can live!
Het niet tegemoet kunnen komen aan “where both can live” leidt volgens Benjamin tot een interpersoonlijke ruimte “where only one can live.” In zo’n ruimte valt niet goed samen te leven en samen te creëren. Hier ontstaat al snel een dysbalans in de interactie, namelijk die tussen een ‘do-er’ en een ‘done to’. Dit is de dynamiek van dader en slachtoffer. Waarbij de ‘do-er’, de dader, de dienst uitmaakt, bepaalt wat er kan ontstaan c.q. wat moet ontstaan en daar moet de ‘done to’, het slachtoffer, dan aan meewerken. Deze rollen keren regelmatig om, waarbij de ‘do-er’ een ‘done to’ wordt en andersom. Meestal speelt daarbij het machtsspel om het eigen gelijk te willen halen. Deze “where only one can live” - ruimte krijgt een ondertoon van geweld. Ook hier zie ik een parallel met het gedachtengoed van Cornelis Verhoeven, waar hij de stap zet dat “geweld een vorm van activiteit [is], die elke passiviteit en daarmee elk dulden, elk geduld en elke verdraagzaamheid uitsluit.” Ik vertaal passiviteit hier met dat wat potentieel interpersoonlijk kan ontstaan vanuit het ‘letting be’ van elkaar. En het dulden en de verdraagzaamheid betreft volgens mij het ‘letting go’ van missers, van anders-zijn, het anders-doen van de ander.
Benjamin laat zien hoe cruciaal het is dat beiden, wanneer er een ‘breakdown’ plaats vindt waardoor “where only one can live” ontstaat, vanuit een wederzijds gekend weten, opnieuw kunnen instappen in de transformatieve derde ruimte. Daar kan dan ook de ‘repair’ ontstaan. Bij het gekend weten gaat het erom dat je over en weer weet dat er geen kwade opzet in het spel was. Daardoor is het mogelijk om samen open te kijken naar wat er tussen de twee personen plaats vond, in plaats van dat het neerkomt op “jij deed dit”, “maar jij deed dat”, zoals dat gaat in een ‘do-er’ en ‘done to’- dynamiek. Wat er is gebeurd kan op tafel komen en beiden kunnen de verantwoordelijkheid nemen voor hun aandeel daarin, ‘beyond do-er and done to’. Ook dit vind ik diepgaand hoopgevend. Dat ik zowel de “where only one can live”, als de “where both can live”-positie van mijzelf en uit ervaring met de ander ken, werkt voor mij toetsend.
Wanneer Verhoeven onthaasting, enthousiaste contemplatie, genot, lust en geduld als tegenkracht van geweld noemt, dan zijn dit volgens mij activiteiten en kwaliteiten waarin je jezelf kunt oefenen om in staat te zijn om de ander zich gekend te laten voelen. Bovendien kun je deze kwaliteiten in relatie met de ander in de derde ruimte – verder onderzoeken en ontwikkelen.
Sinds recent ben ik bewust aan het vertragen en onthaasten. Joops boek is daarbij motiverend! Zo heb ik onlangs de helft van mijn baan opgezegd en nu koester ik het niet-weten van de dingen die gaan komen. Er is ineens meer tijd voor plezierige dingen doen samen met anderen. Zo kom ik meer in het theater, bij muziekvoorstellingen en bijzondere, kleine tentoonstellingen. Voor lange wandelingen en fietsen is meer tijd, met en zonder leasehond. Mijn dochter en ik zijn samen aan het basketballen geslagen. Een paar keer per week zijn we passend en scorend te vinden op het buurtbasketbalveldje. We bakken muffins. En ineens is er ook tijd om toch mee te doen met die leesgroep, of met de ‘belichaamde kennis-oefengroep’, etc. Nu is het niet zo dat ik deze dingen eerder allemaal níet deed, maar in elk geval niet allemaal zo vaak - en vooral: zo met volle aandacht. Het voelt een beetje als een pre-pensioen!
Nog een voorbeeld is dat mijn geliefde en ik na het ontbijt de ene dag een half uur meditatie doen, en de andere dag ten overstaan van de ander een kwartier hardop open zelfonderzoek doen: daarbij ga je na wat er in je leeft op dat moment, wat dat zou kunnen betekenen, en wat dat op zichzelf weer oproept aan gevoelens en gedachtes. Mijn dochter doet hier niet aan mee, ze is dan al naar school. Maar ook op andere plekken waar zij komt, behalve thuis, is er in toenemende mate aandacht voor het vanuit een eigen balans ‘bij de ander en de dingen zijn’. Bijvoorbeeld dus bij het integrale zelfkennis-deel op school, in de dramalessen, bij het doen van gezamenlijke mindfulness-oefeningen en boksen tijdens het maandelijkse logeerweekend. Ik zie dat zo, dat wij ons elk op eigen manieren oefenen in het instappen in de ruimte “where both can live.”
Waar “where both can live” vraagt om een geduldige houding, komt “where only one can live” vaak voort uit ongeduld. Het bewust worden van en het balanceren tussen geduld en ongeduld omvat volgens mij het leerproces zelf om steeds beter te worden in het samen instappen in de derde ruimte. Door het oefenen kan geduld daarbij steeds meer de overhand krijgen boven ongeduld.
Hanke Drop werkt op de Hogeschool Utrecht als senior onderzoeker in het Kenniscentrum Sociale Innovatie. Ze is tevens verbonden aan de Werkplaats Muzisch Onderzoek van het lectoraat Kunst en professionalisering van de HKU.
Bronnen
- Benjamin, J. (2017). Beyond doer and done to. Oxfordshire: Taylor & Francis LTD.
- Berding, J. (2019). Opvoeding tussen Geduld en Ongeduld. Antwerpen: Uitgeverij Garant.
- Verhoeven, C. (1967; 2012). Inleiding tot de Verwondering. Eindhoven: Uitgeverij Damon. 3e druk.
- Winnicott, D. (1971; 2005). Playing and Reality. Oxfordshire: Taylor & Francis LTD. 2e druk.
Reacties
M.vd akker
Mooie weergave en verbinding tussen de verschillende schrijvers. Dank !