‘Radicalisering’ is een politieke term in een pedagogische context
16 mei 2019
Wat doe je, als een leerling in je NT2-klas opeens het gebaar en geluid maakt van het leegschieten van een geweer op zijn klasgenoten en op jou? En dat in een klas met oorlogsvluchtelingen. In het Utrecht dat pas is opgeschrikt door een aanslag. Rob H. Bekker is al langer bezorgd over verward gedrag bij zijn leerling. ‘Verward’ wil hij het noemen; zeker niet ‘geradicaliseerd’, want dat is een politieke, geen pedagogische term. Precies die keuze helpt Rob in contact te blijven met de jongen.
Het woord ‘geradicaliseerd’ is een ontoereikende, want politieke term. Deze anekdote gaat over een mens. Die jonge mens heeft een tunnelvisie en hij uit een kreet, een schreeuw om aandacht, om contact, om hulp, om steun? Wij verstaan zijn schreeuw niet, het is enkel klank en daarmee nog geen taal. Schreeuwklanken leer je langzamerhand duiden, ik weet dat nog uit de tijd dat mijn eigen kinderen niet waren begonnen te spreken: je verstaat het niet maar meent het wel te begrijpen. Je noemt het geen verstaan of begrijpen maar je hebt genoeg aangrijpingspunt om tot de goede actie over te gaan.
Een leeggeschoten luchtmitrailleur
Bij mijn leerling die zojuist heeft gejuicht en daarna zijn luchtgeweer op ons heeft leeggeschoten waarna hij als enige getroffene zelf wijdarms en wijdbeens op de grond naast mijn bureau is gaan liggen, weet ik de goede actie nog niet. Het is de bedoeling dat ik drie leerlingen aan een digitale toets zet, met de te laat binnengerende dramakoning erbij maakt dat vier, en het is ook de bedoeling dat ik de rest van mijn taalgezellen die gisteren en vanochtend getoetst heb, volgens de afgesproken planning, lesgeef.
Bij mijn leerling die zojuist zijn luchtgeweer op ons heeft leeggeschoten waarna hij als enige getroffene zelf wijdbeens naast mijn bureau is gaan liggen, weet ik de goede actie nog niet.
‘Dit kan echt niet’, zeg ik zachtjes tegen de jongeman op de grond die alweer opstaat en zijn laptop pakt. ‘Op deze manier kan je hier niet zijn’, vervolg ik. Hij opent zonder opkijken zijn laptop en schuift zijn tafel iets bij de anderen vandaan, iets dichter bij mij. Ik tik - om iets te doen - een appbericht naar de begeleider die voor noodsituaties met hem door mij oproepbaar is, dat hij hem in de klas kan komen ophalen. Ik ontsluit drie kleine ruimtes voor de drie taalgezellen die hun toets een dag te laat gaan maken.
Zo heb ik ongepland even bedenktijd en terug in het lokaal besluit ik mijn theaterjongen een vraag te geven: ‘Ben je rustig genoeg om een toets te maken?’, want ik wil hem helemaal niet onder mijn ogen vandaan laten halen door iemand die mogelijk in lijn met het beleid van de gemeentestrategen werkt. Mijn taalgezel antwoordt bevestigend. Ik zet zijn toets online, wijs hem waar hij kan gaan zitten en ga mijn sleutels halen. Als ik het lokaal open, is hij uit zicht.
Wat heeft een verward mens nodig?
Er is helemaal niets pedagogisch aan dat politieke woord, mijn taalgezel is – gewoon? – in de war. Ik heb zijn hypomane toestand ook wel ‘gehersenspoeld’ genoemd en een beter woord heb ik er nog niet voor gevonden. Niemand van zijn klasgenoten zal het woord ‘geradicaliseerd’ gebruiken. Dat enkel nog door mij waargenomen feit illustreert de kloof tussen de wereld van de aandacht in de school enerzijds en de wereld van de controle en de regels in de openbaarheid – die blokkeren – buiten anderzijds.
Zijn verwarring verwart mij, maar niet ons. Ik heb mensen om me heen. Zijn radicalisering radicaliseert mij niet in een wereld die wil dat we tegenover elkaar gaan staan. Hij is niet geradicaliseerd, maar in de war.
Zijn radicalisering radicaliseert mij niet in een wereld die wil dat we tegenover elkaar gaan staan. Hij is niet geradicaliseerd, maar in de war.
Tineke, een collega op afstand, tolkte voor me toen er drie maanden geleden ook een explosie in het hoofd van mijn taalgezel had plaatsgevonden: ‘Het is liefde wat hij vraagt, onvoorwaardelijke. Geef hem die als je daartoe in staat bent.’
Prachtgesprek na bizar theaterstukje
Kan ik dat? Ik had een dag die ik thuis betitelde als ‘niet goed’. Er volgde geen doorvraag terwijl ik de boodschappen voor het avondeten uit mijn tassen pakte, en ik hernam mijn antwoord: ‘De dag was wél goed en de aanleiding voor de goede dingen was niet goed.’
Ik vertelde mijn hele zware verhaal binnen een kader dat ik op de werkplek nog niet paraat had. Het werd daardoor lichter, mijn adem zakte naar daar waar ik die wil hebben. Ik kon lichter kijken naar wat in de uitvoering van lood was geweest.
Ik zag helder welk een prachtig gesprek ik met de andere leerlingen in het lokaal had gehad over het bizarre theaterstukje. Een gesprek over wat ze hadden zien gebeuren, wat ze hadden gedacht, wat ze hadden gevoeld, wat ze zouden willen vragen en wat ze in een herhaling van de gebeurtenis zouden kunnen doen. We veronderstelden dat onze verwarde genoeg vertrouwen van ons voelde om ‘in dit theater’ zijn voorstelling te geven: hij doet dat niet in de kantine of op straat.
Pedagogiek of politiek
Terug naar mijn persoonlijke en professionele pedagogische opwinding over het etiket ‘geradicaliseerd’. De gemeente Utrecht moet iets doen tegen radicalisering en op school trof ik op een dag ook pedagoog Micha de Winter die vanuit de gemeentelijke werkgroep bij ons kwam peilen welke ondersteuning wij nodig hadden. Moet je dat willen als pedagoog, onder die parapluterm? Het benoemen en duiden van gedrag is aan de regelkant van de samenleving (die daar maatschappij heet; zakelijkheid schakelt daar de menselijkheid vrij gemakkelijk uit) een gewaardeerde bezigheid. Hoe beter je dat kan, hoe hoger je stijgt. Het formuleren van protocollen is een weg om je eigen positie in onze maatschappij te verbeteren. Knappe koppen bij elkaar bedenken de maakbaarheid van damage control.
Maar we wonen niet in een kennismaatschappij, we wonen in een ervaringssamenleving en daar is je vermogen om met anderen om te gaan een belangrijkere bepalende waarde. Een handreiking aan degenen die uit zichzelf niet zullen meekomen, het omgekeerde van repressieve prikkels uitdelen als weg naar een vreedzame samenleving.
Harmonieuze jongen zoekt nu conflict…
Mijn leerling, een 17-jarige verstandsmens, hanteert een moreel protocol dat hij mij nooit heeft voorgelegd om het rustig tot me te nemen. Ik krijg er kleine inkijkjes in op momenten die we daar niet voor hadden uitgekozen. Hij toont ons zichzelf op een wrange manier, we kenden hem als een harmonieuze persoonlijkheid. Zijn klasgenoten noemden hem in het gesprek na het incident ‘een lieve jongen’. Nu daagt hij ons keer op keer conflict zoekend uit. Hij test of we met hem meegaan, hij test mijn liefde.
Nu daagt hij ons keer op keer conflict zoekend uit. Hij test of we met hem meegaan, hij test mijn liefde.
Ik voel dat ik niet aan zijn norm of protocol kan voldoen, en ik wil het ook niet want de manier waarop hij hierover in dialoog lijkt te gaan is eenzijdig eisend. Het is alsof er een afvinklijstje is en ik heb al menig rood vinkje gekregen omdat ik niet het voor hem benodigde gedrag vertoonde / of / antwoord gaf. Het is af en toe intimiderend hoe hij de wereld in ‘met mij’ en ‘tegen mij’ verdeelt. Hij gaf vanaf het begin van het jaar mijn vrouwelijke collega’s geen hand. Star, maar ik had er niet over gepiekerd.
… zijn klasgenoten zoeken toenadering
Nu voelden de klasgenoten zich ‘verdrietig, machteloos, beetje bang, stress’ en ze wilden hem helpen. Dat deden sommigen al door hem mee te nemen naar hun eigen moskee of door met hem mee te gaan naar zijn moskee. Die uitstapjes leidden niet tot toenadering of tot beter wederzijds begrip. De jongens die hun voorbeelden met de klas deelden konden niet aan de standaard van de nepschutter voldoen. Het was in hun beleving enkel goed als ze precies hetzelfde deden als hun klasgenoot die ze wilden helpen. Ze vertelden me alles dat ze wilden vertellen en de volgende lesdag waren ze weer de 'regular pains in the ass'.
Ik beschouw de pedagogische omgang met mijn taalgezellen als een dans – van toenadering en uiteenwijken, van afgesproken ritmes en verrassende improvisaties. Het is belangrijk dat ik per dag opschrijf, hoe ze met me dansen.
Het is belangrijk dat ik besef dat ze niet vragen om het maatschappelijke boekje met danspassen en hoe die perfect aan te leren.
Wat ze me ook hebben verteld is wat de belangrijkste vraag was die we moesten onderzoeken. Ik zou daar de moeder van het slachtoffer voor kunnen bellen, ze vonden dat dat wel kon, en dan zou ik haar vragen of hij thuis ook deed wat hij op school deed.
Dat ging dan over dat euforisch uit de band springen en het prijzen van zijn geboorteland-in-duigen.
Mijn telefoontje zou de moeder niets opleveren, dus ik was dat al langer aan het uitstellen maar mijn jonge raadgevers wisten dat het hun klasgenoot ging helpen.
Maatschappelijk debat met amper gemeenschapsgevoel
Wat ze zich niet realiseerden was dat hij helemaal geen hulp vraagt,
dat hij zichzelf niet zag als iemand die geholpen dient te worden.
Het waren de anderen die iets in zichzelf hadden te veranderen – vindt hij.
Het hoogste dat een mens kan bereiken is – in zijn woorden – ‘een goede moraal’. Ik hoor daar de rechtlijnigheid in die de vaderlandse politiek al bijna twee decennia tot een zwart-wit strijdtoneel maakt waar het slecht met elkaar dansen is.
Het starre van mijn jonge taalgezel wordt bepaald niet verzacht of versoepeld door het op conflicten gerichte maatschappelijk debat
Het starre van mijn jonge taalgezel wordt bepaald niet verzacht of versoepeld door het op conflicten gerichte maatschappelijk debat waar nauwelijks gemeenschapsgevoel uit spreekt. Hij wil met rust gelaten worden, dus ook niet deelnemen aan klasgesprekken waarin we het menselijk lichaam expliciet bespreken in zijn vele functies die menselijk leven mogelijk maken. Ik zou hem willen vragen wat precies in zijn leven wordt verstoord door ‘sekskwaliteit’? Hoe kom je van je blokkade af, wat betekent je zucht naar zogenaamde zuiverheid? Hij lijkt verslaafd aan zijn eigen overtuigingen, of de overtuigingen waarmee sommige volwassenen zijn hersenen spoelen.
Een in tweeën verdeelde maatschappijmaakt het voor jongeren acceptabel om het eigen eiland als norm te nemen en te verdedigen. Dat leren ze op straat en dat willen we ze op school afleren (het belangrijkste leren is geregeld: afleren).
Maar voorlopig kan de school als wezenlijk onderdeel van de samenleving niets voor hem betekenen.
‘Alsjeblieft, meester, help mij’
Hij vluchtte uit het gebouw weg toen een begeleider die hem wekelijks ziet hem wilde aanspreken op de gebeurtenis van die ochtend. Eerst verstopte hij zich in de toiletruimte, daarna was er een sprint naar de brandgang waar hij eerder al zijn toets had zitten maken – een toets die hij gezien de tijd die in mijn gegevens opduikt, slordig snel heeft gemaakt; hij was dus niet rustig genoeg voor een toets – naar buiten. Vervolgens stuurde hij een klasgenoot als postbode naar me toe om zijn spullen uit het lokaal te halen want hij ging naar huis. De deskundigen vonden dit na ruggenspraak de beste optie voor het moment. Ik bel moeder dat hij naar huis komt.
Hij spreekt een boodschap in op mijn mobiel, een excuus voor zijn boosheid en een verzoek om schoolwerk naar hem op te sturen.
Later heb ik telefonisch contact met een tweetalige deskundige die als nieuwe informatie meldt dat de moeder thuis de politie heeft gebeld toen hij zich ook daar buitensporig gedroeg. Als dit verhaal een fotoalbum was, dan zien we op de volgende foto mijn taalgezel in de crisisopvang, dat is de psychiatrische afdeling van het UMC. Hij spreekt een boodschap in op mijn mobiel, een excuus voor zijn boosheid en een verzoek om schoolwerk naar hem op te sturen. Ik weet op dit moment het adres daarvoor niet.
Hij belt dat hij in een soort ziekenhuis is. Hij kan dan het gesprek met het ROC op 18 april niet halen, en hij heeft zijn portfolio nog niet klaar en hij vraagt of ik mijn commentaar bij een onderdeel al heb ingevuld. Hij belt dat hij niet op onze school wil blijven na dit jaar en hoe moet hij dat dan regelen? ‘Alsjeblieft, meester, help mij.’
Rob H. Bekker is leraar Nederlands aan het Ithaka College in Utrecht/Maarssen (voorheen: ISK, Internationale Schakelklassen) en verzorgt er voor nieuwkomers de overgang naar leven, studeren en werken in Nederland.
Reacties