Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Over staken praten met leerlingen - Van ‘Je wil gewoon een vrije dag' tot 'Hoeveel verdient u eigenlijk?'

8 november 2019

VO-docent Mike Louwman gaat in gesprek met zijn leerlingen over staken, geld verdienen, werkdruk en het verschil tussen werken op een basisschool en een middelbare school. 

‘Wat zouden jullie doen als er geen school was?’ Ik stel de vraag aan tweedeklassers die het weekend nog uit hun kleren moeten schudden. We zitten in een kring. ‘Bedoel je wat ik doe in de vakantie?’ vraagt een jongen. Hij kijkt verlangend naar buiten. ‘Wij gaan altijd naar Portugal’, roept een meisje dat vorige week nog trots de afdruk van haar horloge op haar pols liet zien. ‘Nee, dat bedoel ik niet’, zeg ik. ‘Ik bedoel, wat zou je doen als het altijd vakantie was, als je niets hoefde te doen, maar dan altijd, elke dag?’ In de kring valt een onrustige stilte. ‘Is het dan nog wel vakantie?’, fluistert een jongen. Zijn vraag klinkt als een gedachte, nog niet klaar voor antwoorden. ‘Ja, natuurlijk is het dan nog wel vakantie’, zijn buurman zucht. ‘Of ga je dan soms ineens aan school werken?’

De discussie dwaalt af naar de definitie van vakantie. Ik dwaal mee. Via een aantal vragen komen we uit bij de waarde van school, of naar school gaan. En het volgende moment hebben we het over staken. ‘Je gaat toch niet staken?’, roept een leerling verontwaardigd. Ik kan moeilijk inschatten of hij met ‘je’ mij of men bedoelt. ‘Ik snap het wel’, zegt een meisje twee stoelen verder. Ze lijkt verbaasd over haar eigen stelligheid. ‘Ik snap het wel’, zegt ze nogmaals. ‘Leraren zijn superbelangrijk maar niemand wil leraar worden. Dat is best een groot probleem.’ Ik knik voorzichtig. ‘Ja, oké’, zegt de jongen. ‘Maar daar kan de overheid toch niets aan doen?’ ‘Jawel’, zegt het meisje meteen. Weer herhaalt ze haar reactie. ‘Jawel. De overheid kan ervoor zorgen dat leraren meer verdienen.’ Ze zit op de rand van haar stoel, met haar handen plat op haar knieën.

Ik vraag een leerling te reageren. Hij zit in een bocht waar de discussie nog niet gepasseerd is. Hij grinnikt. ‘Wat is er?’ vraag ik. Hij grinnikt een tijdje door en zegt dan, met een rood hoofd: ‘Hoeveel geld verdien je?’ De onvermijdelijke vraag. ‘Wat denk je’, vraag ik. Ik zie de jongen in stilte iets uitrekenen. ‘Tienduizend euro’, schat hij. ‘Per...?’ Hij schrikt op. ‘Wat? Oh, ehh, per maand. Nee, ik bedoel, per jaar.’ Zijn vriend, die naast hem in zijn stoel hangt, mompelt dat het minder is. ‘Ik denk vijfduizend per jaar’, zegt hij. Hij krijgt bijval van een heleboel klasgenoten. Ik vertel hoeveel het is. ‘Wow!’ roept een andere jongen uit dezelfde bocht. ‘Dat is kapot veel, meneer.’ Ineens ben ik een meneer. ‘Wie vindt nu nog dat ik moet gaan staken?’ vraag ik. Geen vingers.

‘Ik ben het met jullie eens’, zeg ik. ‘Ik verdien genoeg. Maar waarom zou ik dan gaan staken?’ Het meisje met de horlogeafdruk: ‘Je wil gewoon een vrije dag. Snap ik, willen wij ook wel. Gaat school eigenlijk dicht? En onze toets Spaans? Wanneer maken we die?’ Het meisje naast haar: ‘Mijn moeder zit ook in het onderwijs. Zij zegt dat het vooral de werkdruk is.’ Ik knik wat minder voorzichtig. ‘Wat is werkdruk’, vraagt het meisje met de horlogeafdruk. ‘Te veel werken. Te druk met werken’, antwoordt een leerling naast me resoluut. ‘Waar ben ik dan zo druk mee, denken jullie?’ Ik realiseer me dat ik deze vraag nog nooit gesteld heb aan leerlingen. Ik krijg indirect antwoord. ‘Mijn moeder geeft les op de basisschool en dat is toch echt anders. Zij is de hele dag alleen maar aan het lesgeven. En zij geeft alle vakken. En ze moet alles bijhouden, echt alles, tot aan wat voor ligakoeken de leerlingen bij zich hebben.’

Er wordt gelachen en door elkaar gesproken. De hele groep doet mee, ik weet niet precies sinds wanneer. ‘Hoezo is dat dan anders?’ vraagt een jongen met weinig zitvlees en nog minder geduld. Hij geeft zelf het antwoord. ‘Lesgeven is lesgeven, toch? En als het al anders is, dan is het ook anders dat leraren op de middelbare school veel meer moeten nakijken.’ Hij kijkt enigszins triomfantelijk naar zijn klasgenoot. Zo, nu jij weer. Heel kort is het helemaal stil. ‘Oké, maar dan is het hooguit even zwaar. Mijn moeder werkt zo hard, dat kan echt niet zwaarder.’ Het meisje is er bij gaan staan en brengt onbedoeld haar opponent op ideeën. De jongen staat op, loopt naar het bord en trekt een lange, verticale lijn. Op de linkerkant schrijft hij heel groot ‘basisschool’, rechts de woorden ‘middelbare school’. ‘Zo,’ zegt hij, ‘nu wil ik het weten ook.’

De rijen zijn, toevallig of niet, precies even lang geworden. Het onderste woord is hetzelfde: ‘staken’. Ik wil het nog over de salariskloof hebben maar daar is geen tijd meer voor. Leerlingen zetten de stoelen en tafels weer goed en pakken hun spullen. ‘Ik wil eigenlijk wel docent worden’, klinkt het ineens. ‘Wie zei dat?’, vraag ik, terwijl een leerling uit de volgende groep de lokaaldeur opent. Het meisje met de horlogeafdruk steekt haar hand op. ‘Vet veel vakantie, meneer.’  

Mike Louwman was o.a. docent Nederlands op RSG Pantarijn in Wageningen; vanaf schooljaar 2019-2020 werkt hij op Academie Tien in Utrecht. De columns over zijn eerste jaren voor de klas zijn gebundeld onder de titel 'Als docent'. In het najaar van 2018 is 'Als docent 2' uitgekomen.

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief