Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Gert Biesta over de pedagogische opdracht, in 'The Rediscovery of Teaching'

26 september 2017

NIVOZ sterkt leraren, schoolleiders en andere betrokkenen bij het onderwijs in hun pedagogische opdracht. In dit artikel zoomt Luc Stevens in op die pedagogische opdracht, aan de hand van een samenvatting van het eerste hoofdstuk van The Rediscovery of Teaching, een boek uit 2018 van onderwijspedagoog Gert Biesta. Hieronder lees je zijn belangrijkste notities.


Voor NIVOZ bestaat de pedagogische opdracht erin dat leraren en schoolleiders verantwoordelijkheid dragen om jonge mensen in hun gang naar volwassenheid uit te dagen en te ondersteunen – met andere woorden: op te voeden. Dat wil zeggen dat zij zich met hun leerlingen verbinden, zich door hen laten aanspreken, en richting en inhoud geven aan het proces van volwassen worden. Deze veronderstelling wordt niet zonder meer onderschreven, zeker niet op beleidsniveau waar men lange tijd ‘onderwijs’ en ‘opvoeding’ ontkoppelde, en opvoeding van kinderen exclusief aan de ouders werd toebedeeld. Deze ontkoppeling lijkt echter onhoudbaar. Immers alleen al door hun aanwezigheid laten leraren kinderen en jongeren ervaren wat zij onder volwassenheid verstaan.

De pedagogisch denker en fenomenoloog Max van Manen wees al eerder op het belang van een goed begrip van de samenhang van de instructional dimension of teaching en pedagogy in klas en school. Het laatste, de pedagogische dimensie van het werk van leraren, komt in zijn ogen eerst. Hij  ziet het als een voorwaarde voor succesvol onderwijs.

“Een leraar die niet weet om te gaan met de relationele en situationele toevalligheden van het leven in een klas doet er waarschijnlijk weinig toe in het leren van zijn leerlingen, noch voegt hij veel zinnigs toe aan hun ontwikkeling.” (Van Manen, 2002, p.137. Vertaling LS, zoals ook de volgende citaten).

We weten het uit onze eigen onderwijsbiografie: leraren die rust, vertrouwen en wederzijdsheid tonen maken een goede kans om met hun leerlingen met succes te kunnen werken. Maar wat houdt die pedagogische dimensie als opdracht dan in? We bespreken Biesta’s principiële antwoord aan de hand van zijn eerste hoofdstuk uit The Rediscovery of Teaching.

De pedagogische opdracht: volwassenheid als kwaliteit van bestaan

Biesta start zijn eerste hoofdstuk met een veelzeggende linguïstische oefening, waarmee hij wil aangeven dat opvoeden niet zomaar een taak (a task) of een job is, maar een verantwoordelijkheid. Hij verwijst naar de Duitse woorden (Auf)gabe en (Auf)trag, in het Nederlands (op)gave en (op)dracht. (Auf)gabe en (op)gave verwijzen naar wat een leraar of opvoeder gezien zijn positie is gegeven, is toebedeeld. (Auf)trag en (op)dracht verwijzen naar de consequentie van deze gift: de verantwoordelijkheid die daarmee onlosmakelijk is verbonden: je moet het ook willen dragen.

Al snel in het eerste hoofdstuk komt Biesta tot een definitie van de pedagogische opdracht:

“… de pedagogische opdracht houdt het wekken van het verlangen in een andere mens in, om in en met de wereld op een volwassen (‘grown-up’) manier te willen bestaan (‘exist’), dat wil zeggen als subject(p.7, onderstreping is cursief in het origineel, vertaling LS).

Met de keuze van het woord exist geeft Biesta aan niet zozeer geïnteresseerd te zijn in wie iemand is (identiteit), maar hoe iemand is –  zijn ‘subjectiviteit’ of de kwaliteit van zijn bestaan. Dit is voor hem de eerste poot waarop zijn begrip van de pedagogische opdracht staat: het subject zijn van de mens.

De tweede poot is in zekere zin het antwoord op de ‘hoe-vraag’: volwassenheid als bijzondere kwaliteit van bestaan (grown-up-ness), door Biesta per definitie gezien in relatie tot de andere mens en het andere.

“Wat een volwassen manier van bestaan onderscheidt van een niet volwassen manier is dat in de volwassen manier het anders zijn en de integriteit van wat en wie ander(s) is wordt erkend, terwijl in de onvolwassen manier dit niet ‘op de radar’ is.” (p.8).

De vrijheid die een ander of het andere wordt gelaten is voor Biesta wezenlijk. De mens zou zichzelf niet als de navel van de wereld moeten zien, de ander en het andere als een verlengstuk van zichzelf – dat is infantiel (p. 16).

Subject zijn

Voor een goed verstaan van ons subject-zijn voert Biesta ons via Hannah Arendt naar Levinas. Arendt ziet in het handelen van de mens een mogelijkheid om een begin te zijn en een beginner. Tegelijk is het subject ook onderworpen aan de respons van de ander op zijn handelen (de tweede betekenis van subject-zijn: onderworpen zijn aan). Het subject heeft dus de consequenties van zijn handelen niet in de hand en moet deze ook niet onder controle willen brengen. Dat zou immers weer een beperking van de handelingsvrijheid van de ander betekenen, en daarmee een beperking van diens subject-zijn. Biesta voert hier het begrip pluraliteit in en citeert Hannah Arendt: “Pluraliteit is de voorwaarde voor menselijk handelen”. Logischerwijze dus ook voor het subject-zijn van een mens.

Vanuit deze beschouwing ‘op afstand’ over het subject zijn (het zogenaamde derde persoon perspectief) poogt Biesta dichterbij te komen en wel vanuit een eerste persoon perspectief: wanneer doet het subject-zijn zélf er toe? Biesta introduceert in antwoord hierop Levinas’ begrip uniciteit. Niet in de zin van ‘verschillen tussen mensen’ (wat onderscheidt mij van anderen, ofwel ‘identiteit’), maar uniciteit als onvervangbaarheid. Onvervangbaarheid wordt door hem verstaan als onvervangbaar voor het beroep dat door een ander op jou wordt gedaan. Daar ligt een unieke, niet vervangbare verantwoordelijkheid.

Voor Levinas is deze verantwoordelijkheid de eerste realiteit van het zelf, zo citeert Biesta de sociaal filosoof en socioloog Zygmunt Bauman. Biesta vervolgt: “ … zoals we zouden kunnen zeggen dat het alleen in ontmoetingen is, waar er een verantwoordelijkheid ligt voor mij, dat mijn uniciteit aan de orde is, dat ik aan de orde ben.” (p.12). Met andere woorden: Ik ben het die moet zien om te gaan met mijn subject-zijn (en daar niet voor weglopen), niemand kan dat voor mij doen.

Het midden houden tussen destructie van de wereld en zelfdestructie

Benoemde Biesta de eerste poot onder de pedagogische opdracht als ‘het menselijk subject-zijn’, hier komt hij toe aan wat hij noemt “het in en met de wereld op een volwassen manier bestaan” (exist), de tweede poot. Volwassenheid wordt door hem, zoals eerder gezegd, begrepen als “de erkenning van het anders-zijn en de integriteit van de ander en het andere” (p.13).

De titel van deze paragraaf gaat over de weerstand die onze initiatieven kunnen oproepen, hoe we daar mee omgaan, en wat daarin meer of minder wenselijk is – waarbij destructie verwijst naar dat laatste. Belangrijk voor Biesta is hier dat de mensen of de dingen die ons handelen weerstand bieden, recht van bestaan in zichzelf hebben, dat hun integriteit met andere woorden door ons gerespecteerd behoort te worden. Hoe hiermee om te gaan? Biesta zoekt een antwoord tussen twee uitersten.

Het ene uiterste is onze wil willen opleggen aan de wereld met als mogelijk gevolg destructie van wie of wat weerstand bood, in elk geval van de integriteit hiervan. Het andere uiterste is dat het subject zichzelf terugtrekt van de wereld, zich ontkoppeld en in isolement zichzelf teniet doet, niet meer in en met de wereld bestaat. Biesta pleit voor een bestaan tussen deze twee uitersten een pleit voor het midden (the middle-ground).

“Zij (de uitersten) markeren het midden, waar bestaan – een wereldlijk bestaan, een bestaan in en met de wereld – mogelijk is en letterlijk plaats vindt. We kunnen dit midden begrijpen als dialoog, zolang we niet denken aan dialoog als conversatie, maar als een vorm van bestaan, een manier van samen zijn die recht doet aan alle betrokken belanghebbenden of belangen” (p.14).

Biesta erkent dat dat midden geen gemakkelijke plaats is. Je moet je voortdurend verhouden tot krachten en belangen die niet de jouwe zijn, maar evengoed onontkoombaar. Het is de plaats waar het leven zich moet kunnen afspelen, alternatieven zijn er niet, behalve dan handelen dat ons tot een van de uitersten voert. Het is het verlangen naar dit midden, dat wij in onze kinderen moeten wekken. Het verlangen in en met de wereld te zijn, het verlangen naar de uitdaging van het volle leven (het maken van de beweging naar wie en wat ander(s) is), en de volle verantwoordelijkheid. Dat is de pedagogische opdracht.

Volwassenheid: het gewenste en het wenselijke

In deze paragraaf wordt volwassenheid gedefinieerd in de context van het proces van opvoeden en onderwijzen, en wel als het onderscheid willen maken tussen wat wordt gewenst en wat wenselijk is. Opvoeden wordt hier door Biesta gezien als interruptie, als het geven van een wending aan het streven naar wat gewenst wordt in de richting van wat wenselijk is. Biesta is uitgesproken in wat zich manifesteert als onvolwassen, als non-grown-up, als egocentrisch of in de woorden van Levinas als egologisch, de logica van het ego volgend.

Het opvoedingswerk: interruptie, uitstel en onderhoud

Biesta begint deze paragraaf met een toelichting van het pedagogisch principe van de interruptie aan de hand van Arendt en Levinas. Omdat het interruptieprincipe zo’n grote rol in zijn werk speelt citeren we Biesta hier uitvoeriger. Nadat hij interruptie als het belangrijkste pedagogische principe heeft benoemd (in contrast met het gangbare, wat modieuze idee van volle talentontplooiing) schrijft hij:

“Deze lijn volgt deels Arendts overwegingen over het gegeven van het subject-zijn – wanneer zij benadrukt dat wij ons subject-zijn niet in eigen hand hebben. Maar nog duidelijker wordt het in de gedachtenlijn die Levinas volgt en zijn suggestie dat het gebeuren van mijn subject-zijn altijd verschijnt als een interruptie van mijn immanentie, het voor en met mijzelf zijn, en als een wakker worden uit deze staat van sufheid” (p.16).

Biesta werkt het interruptieprincipe in die zin verder uit dat het niet moet worden verstaan als een veroordeling van het handelen van leerlingen of als een rechtstreekse aanwijzing van wat gewenst is, van hoe het zou moeten. Interruptie mag geen moraliseren worden. Het onderscheid tussen wat gewenst wordt en wat wenselijk zou zijn moet een levende vraag voor een kind of een leerling worden, moet niet op voorhand van een antwoord door de volwassene worden voorzien.

Hier voegt Biesta een nieuw begrip in: uitstel of opschorting (suspension) van het antwoord. Uitstel in tijd en ruimte om gelegenheid te bieden om in contact te komen met je verlangens (desires), ze zichtbaar en daardoor hanteerbaar te maken, zodat er mee gewerkt kan worden. Met andere woorden: het kind wordt op die manier subject of onderwerp van zijn verlangens en blijft zodoende hieraan niet onderworpen (subjected), blijft niet lijdend voorwerp. Het neemt zijn verlangens in de hand, zodat een “ongedwongen herschikking van verlangens” (p.18) kan ontstaan.

Dit proces van voortdurende afweging van enerzijds verlangens en anderzijds de wenselijkheid daarvan, en het voortdurend moeten hanteren van weerstand, is een niet geringe opgave voor het kind. Zeker wanneer we beseffen dat het proces van het omgaan met weerstand het midden moet houden tussen de uitersten van zelfdestructie en destructie van je omgeving.

Biesta voert in dit verband een derde begrip in: sustenance (ondersteuning en onderhoud). De opvoeder draagt de verantwoordelijkheid om het verlangen in het kind te wekken om op een volwassen manier in en met de wereld te bestaan. Dat vraagt van hem of haar dat hij of zij het kind steunt in het verlangen om dat moeilijke midden te bewaren (the difficult middle ground).

Van kracht naar autoriteit: het prachtige risico van opvoeden en onderwijzen

‘Kracht’ verwijst hier naar de kracht (power) van de interruptie. Deze gaat in één richting, en zal door kinderen vaak in eerste instantie als niet gewenst worden ervaren. Wanneer vroeger of later deze interruptie door het kind gewaardeerd wordt als een bijdrage aan het proces van volwassen worden, dan is de kracht van de interruptie getransformeerd in autoriteit. Deze is altijd dialogisch en relationeel (p.20). Maar of en wanneer transformatie plaats zal vinden is niet te voorspellen.

Het boek The Rediscovery of Teaching is in het voorjaar van 2018 in een Nederlandse versie verschijnen, door uitgeverij Phronese. Meer informatie.

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief