Mini-training kindgesprekken in 9 vragen & antwoorden
15 maart 2019
Marike van Gemert traint professionals in het praten met kinderen die (vermoedelijk) mishandeling of misbruik meemaken. Hier geeft ze antwoord op de belangrijkste vragen in een artikel dat eerder verscheen in Augeo Magazine.
1. Vanaf welke leeftijd kunnen kinderen praten over mishandeling?
Zodra een kind kan praten, kun je ook mét het kind praten, is mijn ervaring. Natuurlijk kun je van een peuter niet hetzelfde verwachten als van een kind van 8, 12 of 16, dus pas je je verwachtingen én het doel van het gesprek aan op de mogelijkheden van het kind.
Waar je bij een puber uitgebreid kunt doorvragen op wat hem dwarszit en hoe hij vindt dat het anders moet, zul je bij heel jonge kinderen vooral op concrete zaken ingaan. Zoals: ‘Hé, je hebt een bult op je hoofd. Wat is er gebeurd?’ Of: ‘Mama moet een tijdje goed uitrusten. Daarom mag jij bij opa en oma logeren.’
Voor heel jonge kinderen is het vaak fijn als er een goede bekende bij het gesprek is. Ook is het bij hen handig om gemaakte afspraken of gegeven uitleg te bespreken met iemand uit het eigen netwerk van het kind, zodat diegene latere vragen kan beantwoorden of de situatie nog eens aan het kind kan uitleggen.
Voor jonge kinderen geldt dat er vaker over ze, dan mét ze wordt gesproken, terwijl juist zij zo afhankelijk zijn van volwassenen om zich veilig te voelen en te begrijpen wat er allemaal gebeurt. Betrek ze daar dus bij en geef ze wat extra aandacht als ze het thuis moeilijk hebben.
2. Hoe maak je het gesprek zo min mogelijk belastend?
Praten over nare dingen kan heftig zijn en allerlei emoties oproepen bij een kind. Maar dat is niet per se erg. Juist door moeilijke dingen te benoemen en te vragen naar hoe het kind zijn situatie beleeft, kun je ervoor zorgen dat het zich gezien en gehoord voelt. Als je twijfelt of een gesprek echt te belastend kan zijn, overleg dan met een collega of deskundige.
Deze belangrijke tips geef ik hulpverleners graag mee:
- Spreek uit dat je het kind en zijn ouders wilt helpen.
- Praat altijd respectvol over de ouders. Zo breng je het kind niet in een (nog groter) loyaliteitsconflict.
- Reduceer spanning door samen iets te doen tijdens het gesprek. Dat kan zijn spelen, wandelen, een balletje trappen of een klusje dat toch nog moest gebeuren.
- Wees alert op subtiele signalen van het kind. Zo kun je zijn emoties oppikken en grenzen herkennen.
- Volg het kind in wat hij wel en niet wil vertellen. ‘Roeren in details’ is meestal niet nodig en kan (te) belastend zijn.
- Respecteer het altijd als je merkt dat een kind niet (verder) wil praten. En ook als het niet over bepaalde onderwerpen wil praten. Het kan schadelijk zijn als je een kind dwingt tot praten over dingen waarover hij niet kan of wil praten.
- Neem die tijd en rond het gesprek altijd zorgvuldig af.
Een gesprek kan allerlei emoties oproepen bij een kind. Maar dat is niet per se erg.
3. Wat kun je doen als ouders geen toestemming geven voor een gesprek met hun kind?
Voor sommige gesprekken hoef je geen toestemming te vragen. Bijvoorbeeld als je als leerkracht een gesprekje aanknoopt omdat je merkt dat het kind de laatste tijd veel stiller is dan anders. Of als je als verpleegkundige op de spoedeisende hulp vraagt hoe het kind aan zijn verwondingen komt.
Maar bij een gesprek tussen hulpverlener en kind is dat anders. Dan is toestemming nodig van de ouders. Wanneer je tegen de ouders zegt dat je apart met hun kind wilt praten, kun je stuiten op weerstand. Dat is vaak te voorkomen door de kindgesprekken meteen vanaf het begin te introduceren. Leg uit dat je er bent voor de veiligheid van alle gezinsleden, en je dus met allemaal wilt praten over hoe het gaat. Zowel gezamenlijk, als met ieder apart.
Soms verbieden ouders je om met hun kind te praten. Wees dan benieuwd naar wat er schuilgaat achter die weerstand. Vraag erop door en erken de emoties die naar boven komen. Probeer angst en bezwaren weg te nemen, bijvoorbeeld door te zeggen: ‘Uithuisplaatsing is op dit moment niet aan de orde. Het is juist onze bedoeling dat het met jullie samen, als gezin, weer beter gaat. Om dat voor elkaar te krijgen, wil ik ook graag van jullie kind horen hoe het met hem gaat en waar hij eventueel hulp bij wil.’
Als ouders ook dan geen toestemming geven, zou ik dat als signaal noteren bij stap 1 van de Meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling (signalen in kaart brengen) en overleggen met de aandachtsfunctionaris of Veilig Thuis.
4. Hoe ontschuldig je een kind?
Veel kinderen die te maken hebben met kindermishandeling, ervaren schuldgevoelens. Die gevoelens zijn vaak hardnekkig en niet zomaar weg te nemen. Kinderen moeten dus keer op keer horen dat de mishandeling of verwaarlozing níet hun schuld is. Tegelijkertijd is het van belang om ze wel degelijk te erkennen in hun gevoel.
Vraag daarom liever eerst dóór op schuldgevoelens: hoe ziet het kind zijn aandeel? Wat had hij anders kunnen doen? Was het dan anders gegaan? Steun het kind door zijn gevoel serieus te nemen: ‘Dus je denkt dat je vader niet zo kwaad was geworden als jij gewoon op tijd thuis was gekomen? En dan had hij ook je zusje niet de hele nacht buiten laten staan. Dat lijkt me moeilijk: dat het zo uit de hand is gelopen en je dan ook nog denkt dat dat jouw schuld is.’
Leg daarna altijd uit dat het kind níet schuldig is: ‘Alle kinderen doen weleens iets wat niet mag. Maar dat jouw vader zó kwaad werd en je zusje buitensloot, ligt niet aan jou. Als ouders zo boos worden, is er meestal iets anders aan de hand. Bijvoorbeeld dat ze te veel zorgen aan hun hoofd hebben of niet geleerd hebben om op een andere manier boos te worden.’
Zo hoort het kind dat de situatie niet zijn schuld is, zonder dat je de ouders afkeurt.
5. Hoe houd je rekening met loyaliteit naar de ouders?
Die loyaliteit is een van de belangrijkste redenen waarom het zo moeilijk is voor kinderen om over hun thuissituatie te praten. Praat zelf positief over de ouders en vraag het kind ook naar leuke dingen, zodat het kind ook positieve dingen kan vertellen over de ouders. Leg het kind uit dat nare en fijne gevoelens en ervaringen naast elkaar kunnen bestaan.
Leg het kind uit dat nare en fijne gevoelens en ervaringen naast elkaar kunnen bestaan.
Je kunt ook benoemen dat bepaald gedrag niet acceptabel is: ‘Ouders moeten zorgen dat kinderen genoeg te eten hebben en aandacht krijgen. Jouw mama wil dat ook. Maar als ze depressief is, lukt het haar niet om daarvoor te zorgen. Daarom ga ik met haar bespreken wie mama daarbij kan helpen.’
In geval van een complexe scheiding is het extra ingewikkeld: dan wordt het kind verscheurd in zijn loyaliteit ten opzichte van de ene en de andere ouder. Om te voorkomen dat je het kind nog verder ‘klem’ zet, is het handig om je vooral te richten op de beleving van het kind: hoe gaat het met het kind, in deze situatie? Wat is er allemaal veranderd voor hem? Hoe is het voor het kind dat de ouders zoveel ruzie maken? Waar maakt het zich zorgen om? Wat zou er moeten gebeuren om zich weer beter te laten voelen? Maak het loyaliteitsconflict bespreekbaar en vertel dat het logisch is dat het kind hier last van heeft.
6. Waar moet je aan denken bij strafbare kindermishandeling?
Als je vermoedt dat er sprake kan zijn van seksueel misbruik, PCF/ Münchhausen by Proxy of ander (zeer) ernstig geweld of verwaarlozing, moet je er rekening mee houden dat de politie het kind misschien nog wil verhoren. Voor een goed feitenonderzoek moet het verhaal van het kind zo zuiver mogelijk zijn.
Op deze manier zal je het verhaal van het kind zo min mogelijk beïnvloeden:
- Luister naar het verhaal dat het kind uit zichzelf vertelt.
- Stel alleen open vragen: wat, wie, waar, hoe, etc. Vermijd gesloten en suggestieve vragen.
- Toon je betrokkenheid nonverbaal, met je stem en mimiek. Als je te nadrukkelijk empathie toont (‘wat vreselijk!’), beïnvloedt dat (het verhaal van) het kind.
Bij deze ernstige vormen van kindermishandeling is het sowieso van belang om niets op eigen houtje te doen. Overleg in een vroeg stadium met Veilig Thuis en/of de politie. Maak afspraken over wie er op welk moment en waarover met het kind in gesprek gaat. Zorg ook goed voor jezelf: dit soort verhalen gaan je meestal niet in de koude kleren zitten.
7. Wat kun je doen als er na het gesprek geen verbetering optreedt?
Kindermishandeling is doorgaans niet op te lossen met één gesprek. Vaak gaat het om complexe problemen en hardnekkige patronen. Verandering kost (veel) tijd en gaat met vallen en opstaan. Als je het kind hebt gesproken en eventueel hulp in gang hebt gezet, wil dat dus niet per se zeggen dat de situatie snel verbetert.
Praat daarom regelmatig met het kind en laat weten dat je er voor hem wilt zijn. Bedenk ook samen met het kind wat hij kan doen als het thuis niet goed gaat. Wat kun jij hierin betekenen? Wie uit het eigen netwerk kan bijspringen? Wie vertrouwt het kind? Wie kan het kind bellen buiten kantooruren? Wat kan hij doen als het echt gevaarlijk wordt? Waar kan hij regelmatig zijn verhaal kwijt? Wat kan hij nog meer doen om af en toe even op adem te komen? Maak hierover afspraken met het kind en zijn ouders.
Bekijk ook of er mogelijkheden bestaan om het kind vaker (buitenshuis) een veilige omgeving te bieden. Hoe meer uren een kind doorbrengt in een gezonde omgeving waar hij gewaardeerd wordt (school, bso, sportclub, thuis bij vriendjes), hoe beter hij beschermd is tegen de negatieve gevolgen van kindermishandeling.
Blijven je zorgen bestaan of vang je nieuwe signalen van geweld of verwaarlozing op, dan meld je die (opnieuw) bij Veilig Thuis (0800-2000, gratis en 24/7 bereikbaar).
8. Hoe voorkom je dat je verkeerde verwachtingen wekt?
Het voorkomen van valse verwachtingen begint bij te vragen wat het kind van je verwacht. Wat hoopt hij dat je voor hem kunt doen? Vervolgens is het van belang om zorgvuldig te zijn in wat je toezegt. Wees helder over wat je wel en niet kunt doen ten aanzien van de verwachtingen die het kind van je heeft. Het ligt op de loer om meer te beloven dan je kunt waarmaken, ook omdat je dat zelf zo graag zou willen. Beloof niets namens iemand anders (‘Daar wordt mama heus niet boos om’, of: ‘Zij gaan ervoor zorgen dat jouw vader stopt met drinken’), omdat je dat gewoonweg niet kunt. Zeg liever dat je je uiterste best gaat doen om te helpen.
9. Mag je de inhoud van een gesprek geheimhouden?
Hoe ouder het kind, hoe groter de kans dat het vraagt om geheimhouding. Maar als het gaat om (signalen van) kindermishandeling, kun je die niet beloven. Neem die vraag wel altijd serieus en vraag erop door: waar is het kind bang voor? Wat mag moeder precies niet te horen krijgen? Wat kan er dan gebeuren? Is dat al weleens gebeurd? Leg ook uit dat de situatie niet vanzelf beter wordt: daar is hulp voor nodig en bij die hulp is de medewerking van de ouders nodig.
Wel kun je met het kind bespreken welke details hij liever niet deelt en op welke manier de informatie aan de ouders of betreffende hulpverlener wordt overgebracht. Je hoeft immers niet alles letterlijk over te brengen. Beloof dat je niets achter de rug van het kind om zult doen en je elke volgende stap steeds met hem zult bespreken. En, hopelijk ten overvloede: houd je aan die belofte!
Tot slot
Een gesprek met een kind dat kindermishandeling meemaakt of heeft meegemaakt kost tijd. Toch is het die tijd meer dan waard. Veel mishandelde kinderen vertellen later dat ze zich niet betrokken voelden bij wat er gebeurde en dat ze een luisterend oor hebben gemist. Daar kun jij verandering in brengen.
Auteur: Marike van Gemert / Fotografie: Madeleine Sars Photography
Marike van Gemert (42) werkte twaalf jaar bij de Kindertelefoon en acht jaar in de zorg, onder andere met mensen met ernstige gehechtheidsproblematiek. Met de Academie voor Praten met Kinderen traint zij professionals in praten met kinderen over kindermishandeling. Begin 2019 verschijnt haar Praktijkboek praten met kinderen. Het boek is nu al te bestellen via haar website
Reacties