Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Kun je het zien? Over een kind echt zien en de tijd daarvoor nemen

8 december 2016

Basisschoolleerkracht Daisy Mertens ziet een onopvallend meisje in de klas: Jeda. Maar wel een meisje dat elke dag hoofdpijn heeft. Hoe zou het écht gaan met Jeda? Daisy observeert, praat met Jeda en vraagt door. Elke keer weer. Haar missie? Eigenaar zijn van het eigen leerproces, of je nou leraar of leerling bent. 

‘Kun je het zien?’

Jeda is een wat onopvallend meisje. Een meisje dat een kleine glimlach op haar gezicht heeft als ik haar ’s morgens in de deuropening begroet. Ze doet mee met de instructie, werkt hard en kan verrijkende leerstof aan. Als ze de beurt krijgt of als ik haar een vraag stel, zie ik een neutrale gezichtsuitdrukking. Soms lukt het haar niet om een antwoord te geven. Wel heeft ze heeft dagelijks hoofdpijn.

Jeda speelt buiten met vriendinnen, soms heel gezellig en bezig met een spel. Op andere dagen loopt ze alleen.

Ik zie een onopvallend meisje, dat ‘meedraait’ met de groep.

De afgelopen weken hebben we als groep eraan gewerkt dat iedereen verbonden met elkaar is, dat we prettig met elkaar omgaan. Ik heb me elke dag gericht op het opbouwen van een goede relatie met de kinderen en hoop dat ze met plezier naar school komen, het gevoel hebben dat ze het zelf mogen doen en de taak aankunnen.

Sinds een aantal jaar vullen de kinderen op school een vragenlijst in die gericht is op de sociaal-emotionele ontwikkeling. Vol verwachting bekijk ik de resultaten ervan.

Ik open de vragenlijst van Jeda. Haar welbevinden is laag, evenals de relatie met de leerlingen, en haar pestbeleving is hoog. Hoe kan dit? Ik baal ervan. Hoe had ik dit kunnen voorkomen? Had ik beter moeten observeren? Gerichter moeten luisteren?

Ik zie - in deze vragenlijst - een meisje dat zich niet veilig voelt op school en in de klas.

Een ding weet ik zeker: morgen ga ik het anders doen. Morgen wil ik Jeda echt zien.

De volgende dag hebben we een gesprekje over het weekend. Jeda heeft gesnorkeld en is bij oma geweest. Ze heeft hoofdpijn, want vanmorgen ging ze haastend naar school. Maar ze is open en geeft met een luide stem antwoord op mijn vragen. We sluiten af met een knuffel.

Die week gaat het beter. Jeda schrijft in haar dagboekschriftje hoe ze zich voelt en geeft als cijfer die dag en de dagen erna een 7,5. Het gaat ook weleens een dag wat minder. Die week heb ik nog vaker gesprekjes en ik merk dat dit onze band versterkt. Later krijg ik te horen van haar moeder dat Jeda zich prettiger voelt en ze de gesprekjes fijn vindt.

Ik zie en hoor dat Jeda zich fijner voelt, ze is meer open.

De week erop zit Jeda huilend in de rekenles. Ze maakt geen contact meer met anderen, ook niet met mij. Ze zit letterlijk in haar schulp. ‘Wil je opschrijven hoe je jezelf voelt?’ Ze pakt haar dagboek-schriftje en begint ijverig te pennen. De rekenles zet ik voort.

‘Ik wil geen onvoldoende, ik ben niet tevreden. Ik dacht dat ik het snapte en nu dit!’ staat er met grote letters in haar schriftje. Haar intense verdriet doet me besluiten om even individueel met haar in gesprek te gaan. ‘Wat zou je graag willen?’ vraag ik, en: ‘Wanneer ben je tevreden?’ ‘Pas als ik een goed punt heb’, antwoordt ze.

Dit vind ik een moeilijk moment, want voor mij maakt het niet uit welk cijfer ze haalt, het gaat tenslotte om het proces. Ik troost haar met deze woorden, maar het is tevergeefs. Voor Jeda maakt het namelijk wél uit. Dat mag ook, het is haar gevoel. Ik wil zo graag dat ze zich snel fijn voelt en het goed is, zodat ze zich gelukkig voelt.

Ik zie een Jeda die zo intens verdrietig is en baalt van haar fouten.

Ik merk dat ik vastloop in het gesprek en haal mijn collega erbij. Ik weet dat zij op dit moment meer geduld heeft dan ik en er in deze situatie met een frisse blik naar kan kijken.

Het enige wat ze doet is vragen stellen, ruimte geven om Jeda na te laten denken. Ook al vallen er stiltes van tien minuten, er wordt niks voor haar ingevuld.

‘Wanneer ben je gelukkig?’, is een van de vragen. ‘Als ik geen hoofdpijn meer heb.’ ‘Wat kun je eraan doen om erachter te komen wat je anders had kunnen doen?’ Jeda pakt voorzichtig haar potlood en schrijft: ‘Aan de juf vragen’.

Wat ben ik blij dat ze in dit gesprek eigenaar blijft van haar eigen leerproces. Ze vraagt aan me of ik met haar wil kijken naar de opdrachten, om ze samen te analyseren.

Ik zie dat geduld, tijd en loslaten een positieve invloed hebben op het eigenaarschap van een leerling.

Die middag zitten we aan tafel en voeren samen een diagnostisch gesprek over de rekensommen. ‘Ik had eigenlijk het goede antwoord ingevuld, maar had het toch weer veranderd. En bij die som had ik dat ook gedaan’, zegt Jeda met een kleine glimlach en zonder hoofdpijn. Ik vraag wat ze geleerd heeft. ‘Eigenlijk is dus meestal het antwoord dat ik als eerste in gedachten heb, het goede.’ Ook dit noteert ze in haar schriftje onder de titel ‘tips voor het maken van een opdracht of toets’.

En wat de juf heeft geleerd? De tijd nemen om te observeren, even afstappen van de waan van de dag. Gaan zitten en te kijken hoe het kind reageert in verschillende situaties en op verschillende momenten: ik heb je gezien!


Daisy Mertens is Leraar van het Jaar in het PO en werkt op basisschool de Vuurvogel in Helmond.

 

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief