Jutten als inspirator voor professionele dialoog in de lerarenkamer
21 januari 2015
Hartger Wassink levert een bijdrage aan het voeren van de professionele dialoog in de klas, in de lerarenkamer, maar ook daarbuiten. Hij voert het werk van Jan Jutten op die het begrip systeemdenken, een van de beroemde vijf disciplines van Peter Senge, op een heel praktisch bruikbare manier uitwerkt voor het onderwijs.Met onderstaand causale schema kan ik in één plaatje een gedachtegang weergeven die ik in 500 woorden moet uitschrijven. Anderen kunnen deze gedachtegang nu in één oogopslag zien en hierop reageren. Waar het mij namelijk om gaat is, dat dit niet de waarheid is, maar mijn visie op de zaak. Daar nodig ik u dus ook graag uit: waar klopt mijn gedachtegang niet? Waar kan hij verbeterd worden?
Naar mijn idee levert Jutten met zijn boek (uit 2007 alweer) een belangrijke bijdrage aan de ‘nieuwe taal’, waartoe Geert Kelchtermans een oproep deed, om zo niet alleen de smalle, maar ook de dieper gelegen, bredere aspecten van onderwijskwaliteit te benoemen. In het onderzoek dat ik met collega’s van het RdMC uitvoer, hoop ik hier volgend jaar concreet mee te gaan werken. Niet alleen om zelf onderzoek mee te verrichten, maar ook om leraren zelf de middelen in handen te geven gerichter te reflecteren op hun eigen lespraktijk.
Het schema begint bij de ‘algemene tevredenheid’ over het onderwijs. Als die daalt, leidt dit op korte termijn tot aandacht voor kwaliteit in smalle zin: leerresultaten, doorstromingscijfers, rendement van scholen. Dat gaat op langere termijn ten koste van de aandacht die geschonken wordt aan de ‘brede kwaliteit’: inspiratie, vertrouwen, bevlogenheid, vriendschap. Dat effect versterkt zichzelf; naarmate er meer over smalle kwaliteit gesproken wordt, is er minder ruimte om het over brede kwaliteit te hebben.
Op korte termijn heeft het effect (gele cyclus): aandacht voor leerresultaten zorgt ervoor dat scholen betere resultaten gaan boeken. Zo stijgt bijvoorbeeld het aantal leerlingen uit PO dat een advies voor havo en vwo krijgt. Echter, op langere termijn (oranje cyclus) holt het de aantrekkelijkheid van het beroep uit, omdat de professionele ruimte van leraren door de overmatige aandacht op cijfers en systemen uitgehold wordt. Daardoor komen er minder leraren met een brede beroepsopvatting, en daalt uiteindelijk de tevredenheid van ouders en leerlingen over het onderwijs alleen maar verder. Want waar is die docent gebleven, die wat meer doet voor z’n leerlingen, die echt bevlogen is in zijn vak, en leerlingen weet te inspireren als persoon?
De oplossing zit in de paarse cyclus: het gesprek zou meer over die dieper gelegen aspecten van onderwijskwaliteit moeten gaan. Dat vergt moed, en een zorgvuldig gesprek, omdat daar de persoonlijke dimensie bij betrokken moet worden (wat Geert Kelchtermans de ‘kwetsbaarheid‘ van het beroep van leraar noemt). Ben ik inspirerend als leraar? Hoe geef ik leerlingen vertrouwen? Hoe zit het met mijn bevlogenheid? Dat zijn echter wel de zaken waar het om gaat. En als leraren ruimte en ondersteuning krijgen om ook die kant van hun professie te ontwikkelen, zal de status van het beroep weer stijgen. Dan wordt weer duidelijk dat goed lesgeven iets anders is dan nauwgezet een methode volgen, maar dat daar veel meer bij komt kijken, om te beginnen een gebalanceerde persoonlijkheid.
Op langere termijn levert dat naar mijn idee de brede professionals op, die de beste garantie vormen voor de goede leerresultaten van leerlingen, binnen het smalle kwaliteitsperspectief.
Hartger Wassink publiceerde eerder dit artikel op zijn eigen blog.
Reacties