Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Ik ben de enige vriend van Mark. En alleen ik ben gevraagd op zijn feestje.

10 januari 2018

Op de basisschool heeft Anniek Verhagen een zwak voor de stuntelige Mark. Zo kiest Anniek – zelf een populaire gangmaker – hem vaak als eerste bij gym. Als groep 8 erop zit en de zomervakantie aangebroken is, valt er een brief op de mat. Van Mark. Totaal onverwacht. Anniek besluit vrolijk terug te schrijven en er komt weer een brief. Zo gaat het door, tot Marks uitnodiging: of ze op zijn verjaardag wil komen. Alleen zij. ‘Breng je badpak mee’. Alles in Anniek schreeuwt nee.

In het themanummer ‘Grenzen’ van kind-magazine (mei 2016) gingen twee tact-docenten en een redacteur terug naar een schaamtevol moment uit hun opvoed- en onderwijspraktijk. Dat leverde blogs op, die nadrukkelijk géén succesverhaal zijn. Ze schuren, ze doen pijn, ze vervullen de auteurs met schaamte en spijt. In het na-ijleffect ervan blijven de ervaringen hen iets vertellen. In deze miniserie gaan we drie keer grenzen over – die van een kind, een leerkracht en een ouder. En we praten na.

Zoals vaker had mijn moeder de post gesorteerd op de onderste traptreden. Toen ik in de gang kwam, herkende ik het handschrift op de envelop al. Mark. Ik nam de brief mee naar mijn kamer en maakte hem open. Met weer merkwaardigere tekeningetjes dan in zijn vorige brief, nodigde Mark me dit keer uit voor zijn verjaardag. Hij wilde gaan zwemmen. Met mij alleen. Ik voelde me verstrakken. ‘Breng je badpak mee’, las ik. Nee, schreeuwde iedere vezel in mijn lijf: dat wil ik niet!

Een paar weken eerder had ik voor het eerst een brief van Mark gekregen. De zomervakantie was toen net begonnen. Groep 8 zat erop, ik was twaalf en had zin om naar de middelbare school te gaan. Spannend vond ik het ook. Bijna niemand die ik kende ging naar mijn nieuwe school. Die eerste brief was uit het niets gekomen, want behalve oppervlakkig op school hadden Mark en ik nooit contact. Ik vond het vreemd, maar ook wel grappig en besloot terug te schrijven.

Ik had veel vriendjes en vriendinnetjes met wie ik buiten ravotte, voetbalde of slagbal speelde. Ik was goed in sport. Met gym mocht ik vaak het team kiezen. Ik koos dan meestal als eerste Mark. Mark was een buitenbeentje. Stuntelig, onhandig en hij deed soms een beetje raar. Hij had een grote bril, vieze kleren en vaak snot aan zijn neus. Ik vond hem zielig. In de klas was ik iemand die graag dingen organiseerde. Ik hield van dingen samen doen en vond het fijn als andere kinderen mij aardig vonden. Daaruit bestond mijn contact met Mark: waar ik kon, trok ik hem erbij.

Na mijn eerste brief terug kreeg ik opnieuw antwoord. En toen ik terugschreef, kwam er weer een. Mark had steeds stoerdere verhalen en tekende zichzelf als een bodybuilder  op een podium: hij stond op het hoogste schavot, als de nummer 1. Ik snapte het niet helemaal en voelde me ongemakkelijk, maar ik bleef er ook de vrolijkheid van inzien en ik schreef terug. Tot de uitnodiging, die ik nu vast had.

Wat kon ik doen? Ik kon amper denken. Met de brief in mijn hand liep ik naar beneden. Mijn moeder hoorde mij aan en zei tenslotte: ‘Als je niet wil, moet je dat Mark zeggen.’ Ik kon hem terugschrijven, peinsde ik hardop. Maar liever nog antwoordde ik hem nooit meer. ‘Je kunt niet zomaar niks meer van je laten horen’, zei mijn moeder. Ze stelde voor dat ik zou bellen. Dat was het duidelijkst en het eerlijkst voor Mark.

Mijn moeder zocht het nummer op en schreef het op een kladje. Toen ik bleef dralen bij de telefoon, spoorde ze me nog een keer aan: ‘Dan heb je het tenminste gezegd. Dan ben jij er ook vanaf.’ Hoewel we nog nooit gebeld hadden en het daarmee nog groter voelde, wist ik dat ze gelijk had.

De telefoon ging over. De steen in mijn buik. Met een dichtgeknepen keel vertelde ik Mark dat ik niet naar zijn verjaardag kwam. Ik ging naar de middelbare school en zou daar nieuwe vrienden gaan maken, en hij ook. Het werd stil aan de andere kant van de lijn. Ik hoorde zijn ademhaling. Steeds zwaarder. Toen begon hij te huilen. Ik ook, ik vond het zo vreselijk. Minutenlang duurde het voor mijn gevoel, voor één van ons als eerste ophing. Ik heb nooit meer iets van Mark gehoord.

Anniek Verhagen is docente Pedagogische Tact bij het NIVOZ, mediator en trainer 

 

Terugkijken met Anniek: 'Ik besefte dat hij zich aangemoedigd had gevoeld.'

Heb je het nog ooit met je moeder over dit voorval gehad? Of heb je Mark ooit gegoogled?

Een tijd geleden was ik bezig een voordracht voor te bereiden, waarin ik wilde terugblikken op de waarden die me gevormd hebben. Pas toen herinnerde ik me deze gebeurtenis. Die twee huilende kinderen aan de telefoon vooral. Ik dacht er voor het eerst in zeker twintig jaar aan. Mark heb ik nooit proberen te zoeken. Ik zou heel hard moeten nadenken om me zijn achternaam te herinneren. Ik wist toen ook al niet precies waar hij woonde: we stuurden onze brieven per post. Ik vraag me wel af wat er van hem geworden is.

Terugkijkend, denk ik dat hij geen doorsnee thuissituatie had. Ik zou mijn moeder eens moeten vragen of ze zich dit voorval nog herinnert. Voor mij was het enorm – ik kan die steen in mijn maag zo oproepen. Maar als ik er als buitenstaander naar kijk, was het zo voorbij: een brief, een telefoongesprek.

Kun je terughalen waar jij een grens overgegaan bent? Hoe bewust was je je er destijds van?

Toen ik de brief las, was meteen duidelijk dat Marks voorstel mijn grenzen overschreed. En ja, vooral die tekeningetjes in eerdere brieven hadden me al wat ongemakkelijk doen voelen. Ik voelde dat hij me was gaan schrijven door die kleine momenten op school, dat ik hem aandacht gaf die hij van anderen niet kreeg. Ik besefte ook dat hij zich verder aangemoedigd gevoeld had, doordat ik terugschreef. Maar de snelheid waarmee hij in de bravoure schoot met zijn tekeningen en zijn brieven, begreep ik als kind niet. We waren toch gewoon briefjes aan het schrijven? Dat schrijven had ik best nog vier jaar kunnen volhouden – voor zijn plezier en omdat ik er ook de lol wel van inzag. Maar opeens was er daar die grens: nee, niet ontmoeten en zeker niet in een zwembad.

Hoe kijk je terug op hoe je toen gehandeld hebt?

Ik huilde om zijn verdriet. Huilen om andermans verdriet kan ik nog steeds gemakkelijker dan om dat van mezelf. Ik huilde natuurlijk ook omdat .k dit aanrichtte: hij had de moed bijeen geraapt om mij uit te nodigen en nu deed ik hem dit aan. Die macht wilde ik helemaal niet. Maar als ik ingestemd had, uit mededogen of om aardig gevonden te worden, had ik mezelf verloochend.

Ik voel nu eerder wanneer ik me op zo’n glijdende schaal bevind. Tegelijkertijd moet ik constateren dat deze situaties me nog steeds af en toe overkomen: ik heb de neiging me over anderen te ontfermen, soms ook als het niet nodig is. Het punt waarop ik ‘nee’ zeg, kom je niet snel tegen. Mijn grenzen liggen ver en ik maak ze niet altijd expliciet genoeg. Maar raak je de grens, dan is het: bam, klaar! Ik laat het zo ver komen, omdat ik de grens oprecht niet eerder voel.

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief