Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

'Geborgenheid' in het verhaal van Maartje. Wat betekent dat voor de pedagogische opdracht in de school?

1 december 2020

Maartje Janssens - wetenschappelijk medewerker bij NIVOZ - leverde op uitnodiging van voormalig Verus-directeur Dick den Bakker een bijdrage aan het boek Geborgenheid. Thuiskomen in de wereld dat net is verschenen. De gebundelde verhalen (30 essays) bieden een eigentijdse kijk op de pedagogische opdracht van het onderwijs. Maartje laat 'geborgenheid' spreken in haar verhaal over het begeleiden van een vluchtelingengezin. Het is getiteld: ‘Vol vertrouwen de wereld tegemoet’.

In dit essay laat ik het begrip geborgenheid spreken in het verhaal van mijn begeleiding van een Ethiopisch gezin. Moeder Meseke vluchtte tien jaar geleden naar Nederland, waar zij asiel aanvroeg. Nog altijd duurt haar procedure voort. In de loop van haar tijd in Nederland komt ze bij de Nijmeegse Stichting GAST terecht, een stichting die ongedocumenteerde vluchtelingen opvangt. GAST staat voor Geef Asielzoekers een Toevlucht.

Als vrijwilliger word ik aan Meseke gekoppeld om haar te begeleiden in het dagelijks leven en de juridische procedure. Vijf en een half jaar geleden krijgt zij een zoon, Eyuel. Zij is een alleenstaande moeder. Vanaf de geboorte ben ik begeleider van twee: moeder en kind. Na een paar jaar krijgt Meseke een relatie en een klein jaar geleden wordt hun zoon geboren. Vlak voor zijn geboorte verhuizen ze naar een asielzoekerscentrum in Amsterdam. De frequentie van het contact neemt daardoor af, maar de intensiteit van de band blijft. In dit essay neem ik je daarin mee.

Februari 2015

Meseke knijpt hard in mijn hand en kijkt me angstig en indringend aan. Niet eerder voel ik haar appèl op mij zo sterk. Het ontroert me, maar het beangstigt me ook. Ik word me ten volle bewust van haar afhankelijkheid van mij, van mijn verantwoordelijkheid voor haar. ‘Het komt goed Meseke, nog even, hou vol’. Hoe heb ik me ooit kunnen voorstellen dat ik, als vrijwillig begeleider van uitgeprocedeerde vluchtelingen, nu degene ben die aan het kraambed van een van hen sta mee te puffen?

Ik herinner me het moment dat ze me vertelt dat ze in verwachting is nog levendig. In die tijd zijn we nog niet zo close. Ik kom haar opzoeken op haar kamertje van zes vierkante meter op drie hoog. We zitten op haar bed. ‘Ik ben zwanger.’ Ik weet niet goed hoe ik moet reageren. Wie is de vader? Is dit gewenst? Hoe ver is ze? Wil ze het houden? Kan ze het houden?

Ze is uitgeprocedeerd. Formeel mag ze niet eens in Nederland zijn. Ze is er wel, maar ze is er ook niet. Hoe kun je een kind krijgen en opvoeden, als je op papier niet eens bestaat? Zal ze dan ook een niet-bestaand kind op de wereld zetten? En hoe kun je voor een kind zorgen, met de altijd aanwezige dreiging van uitzetting naar het land waar je gevaar voor je leven loopt? De herinneringen aan wat ze mee heeft gemaakt in Ethiopië zijn nog levendig. Elke nacht wordt ze getergd door nachtmerries. Ze slaapt in die tijd nauwelijks en is erg somber. Ze bezoekt een psycholoog voor depressie en PTSS.

Ik kijk om me heen in die kamer waar de muren letterlijk en figuurlijk op ons afkomen. De vragen die door mijn hoofd spoken worden opgevolgd door praktische bedenkingen. Waar moet het kindje slapen, spelen? Waar gaan de luiers en kleertjes van betaald worden? Als uitgeprocedeerde mag Meseke immers niet werken, en moet ze rondkomen van de vijfentwintig euro per week die ze van onze stichting krijgt.

En bovenal: ze staat er alleen voor. Een uitgeprocedeerde, alleenstaande vrouw in een vreemd land, waarvan ze de taal nauwelijks spreekt, de wegen niet kent, en geen familie of vrienden heeft om op terug te vallen.

Ze zegt me dat ze het kind wil houden. En nu ligt zij daar, en sta ik daar. Angst spreekt uit haar ogen. Ik lees er dingen in die ik op dat moment niet bij haar kan toetsen maar me wel goed voor kan stellen. De naderende geboorte van haar kind herinnert haar ongetwijfeld aan haar eerdere kind, dat ze tijdens haar vlucht in Ethiopië moet achterlaten, en waarvan ze niet weet of het nog in leven is.

‘Het komt goed Meseke’. ‘Het komt goed’, dat zinnetje kan ze niet meer horen, het wordt haar zo vaak gezegd, maar er is nog bitter weinig van te merken. Toch is dat vaak het enige wat ik kan zeggen.

Die avond wordt haar zoon Eyuel geboren.

Het komt goed Meseke. Het komt goed. Dat zinnetje kan ze niet meer horen. Toch is dat vaak het enige wat ik kan zeggen.''

Augustus 2020

Als mijn vriend en ik Eyuel ophalen in het asielzoekerscentrum in Amsterdam om een paar dagen samen te gaan kamperen, komt hij met pretoogjes op me afgerend. Hij springt in mijn armen en klemt zich stevig om me heen. We hebben elkaar al even niet gezien. Hij is nu vijf jaar. Het is een vrolijk, onbevangen, (eigen)wijs en lief kind.

En dan Meseke. Ze glimlacht als ze ons ziet. Nog steeds heeft zij veel stress over wat er in haar land van herkomst aan de hand is, over de mensen die ze achter heeft gelaten en niet weet hoe ze eraan toe zijn. Stress ook over haar procedure, waar geen einde aan lijkt te komen. Toch gaat het stukken beter met haar. De komst van haar beide zonen, en haar liefdevolle relatie, doen haar zichtbaar goed.

Tijdens deze paar dagen met Eyuel merk ik hoe diep de band is, die vanaf zijn geboorte is opgebouwd. Het lijkt wel alsof ik pas nu, nu hij en zijn moeder een eigen weg zijn gegaan, doorheb hoeveel die eerste jaren van verbondenheid voor hem en voor mij hebben betekend. Ik weet nog dat een collega destijds tegen me zei: het is heel belangrijk voor hem dat hij ervaart dat er iemand voor hem is, ook voor zijn latere leven. Maar op dat moment heb ik me dat nog niet zo gerealiseerd. Of althans, ik ervoer het nog niet zo, zoals ik het nu deze vakantie ervaar: in hoe hij kijkt, wat hij doet, wat hij zegt.

In die tijd deed ik voor mijn gevoel gewoon wat nodig was. Bij de geboorte en het opgroeien van een kind komt nu eenmaal veel kijken, zeker wanneer dat in een situatie zonder rechten is. Ik ben er vanaf het allereerste begin bij. Heel praktisch, om dingen te regelen, zoals de bezoekjes aan het consultatiebureau, later de peuterspeelzaal, en weer later de basisschool. Maar ook en vooral door er te zijn, voor moeder en kind. In de beginjaren breng ik veel tijd op die kamer op drie hoog met ze door. Later neem ik Eyuel mee naar buiten. Naar de speeltuin, de bibliotheek, het strand, naar familie en vrienden. Hij begint mij ‘Maartje bah’ te noemen, dat in tegenstelling tot de associatie die wij er bij hebben, in zijn eigen kindertaal ‘voor mij’ betekent. ‘Maartje voor mij’. ‘Maartje baaaaah’, roept hij dan heel hard over straat.

Ik weet nog dat een collega destijds tegen me zei: het is heel belangrijk voor hem dat hij ervaart dat er iemand voor hem is, ook voor zijn latere leven.''

Thuisgekomen in de wereld met en door anderen

Met mij zijn er anderen die zich, vanaf het allereerste begin, over hem en zijn moeder ontfermen. De uren voorafgaand aan de geboorte zie ik nog levendig voor me. Vrienden en vriendinnen van zijn moeder zijn er, samen met mijn vriend en ik, voortdurend bij in het ziekenhuis. We steunen haar, lachen met elkaar, mijn vriend komt met pizza’s de kamer in lopen, we eten op en om haar bed. De verbondenheid is heel sterk voelbaar. En vanaf dat Eyuel geboren wordt, is hij omringd door mensen die van hem houden.

Naast vrienden zijn er anderen die Eyuel omarmen. Zoals collega’s van Stichting GAST, die hem wekelijks met open armen ontvangen in het koffiecafé en met hem knuffelen, spelen, een Sinterklaasgedichtje voor hem maken. De leidsters van de peuterspeelzaal, die zich hard maken voor een plekje voor Eyuel in de groep – wat niet vanzelfsprekend is, want zonder BSN-nummer kom je nergens. De stichting die de opvang financiert. De directeur en juf van de school, die hem een veilige plek bieden in de klas en geduldig en liefdevol hem en moeder begeleiden. Allerlei vrienden en kennissen die spullen komen brengen. Wat ze allemaal gemeen hebben, is de overtuiging waarmee ze zich voor hem inzetten.

Zo voelt niet alleen Eyuel, maar ook ik me geborgen. Er ontstaat een kring van mensen om hem heen die het mogelijk maakt dat hij de wereld vol vertrouwen tegemoet kan treden.

Wat ze allemaal gemeen hebben, is de overtuiging waarmee ze zich voor hem inzetten. Zo voelt niet alleen Eyuel, maar ook ik me geborgen.''

Nu ik hem zo in zijn element zie op de camping, kijk ik naar hem met vertrouwen en trots. Hij gaat zich wel redden, dat weet ik. Onwetend van de schrijnende situatie waarin zijn moeder al tien jaar verkeert, beweegt hij zich open en blijmoedig door het leven.

Hij mag dan juridisch gezien nog niet bestaan, maar zijn plek in de wereld heeft hij al lang gevonden.

Maartje Janssens werkt als wetenschappelijk medewerker voor stichting NIVOZ in Driebergen. Daarnaast werkt ze als begeleider van ongedocumenteerde vluchtelingen in Nijmegen. Ze studeerde Pedagogische Wetenschappen en Filosofie en vond inspiratie in Emmanuel Levinas’ filosofie van de Ander. Dit vormt een rode draad in haar werk en leven.
 

Geborgenheid, thuiskomen in de wereld

Over de pedagogische opdracht van de school.


Wat geeft de school mee aan jonge mensen om als volwassenen in het leven staande te kunnen blijven en een waardevolle bijdrage te kunnen geven aan de samenleving en de verbinding tussen al die verschillende mensen? Speelt geborgenheid daarin - meer en anders dan het nemen van maatregelen om veiligheid te garanderen - een rol en is het bieden van geborgenheid een taak van de school? In dertig essays wordt het thema Geborgenheid van verschillende kanten bekeken en beschreven.

We lezen over de betekenis ervan in het leven van alledag van mensen in en buiten het onderwijs, die vaak hun hart openen om een blik te gunnen in hun eigen levensverhaal.

We vernemen wat levensbeschouwelijke tradities als jodendom, christendom en islam over dit onderwerp zeggen.

We bestuderen wetenschappelijke invalshoeken vanuit de ontwikkelingspsychologie, pedagogie, religie en filosofie.

En we horen wat mensen, die met hun voeten in de klei van het onderwijs staan, ervan vinden.

Het boek eindigt met Tien noties bij Geborgenheid, waarin geprobeerd wordt de pedagogische opdracht van de school op het spoor te komen. Samengevat komt deze opdracht op het volgende neer: jongeren helpen thuis te komen in de wereld.

Meer informatie en bestelmogelijkheden van het boek - uitgegeven bij Ten Brink  vind je hier.

 

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief