De stromende leerling aan de leraar voorbij *
3 april 2018
Taalarbeider en docent Rob Bekker was in de krokusvakantie uitgenodigd bij twee Syrische vrienden, ex-leerlingen van hem, en een van hun gezinnen. Ze vertellen over hun leven in Nederland, over hun vaderland, en geven tips over hoe het onderwijs op Ithaka nog beter zou kunnen worden. De motivatie om wat te maken van hun leven straalt van de jongens af. ‘Het is of we in de jaren van de wederopbouw zijn. Deze jongens zijn gemotiveerd om iets van hun leven te maken.’ Eenmaal thuis denkt Rob nog lang na over zijn bezoek, en gedurende drie dagen schrijft hij er een reflectie over.
Ik was even terug in de jaren vijftig, die tijd waar Gisterwereld en zijn ledenloze partij zo graag naar terug willen. In de woonkamer werd door de zoon gerookt, maar niet tijdens het eten en niet als zijn moeder beneden was. Zijn vader was even naar boven om te rusten, want hij had deze dag de maandelijkse injectie voor/tegen suikerziekte gekregen. Hij droeg nog een gaasje voor een oog. Toen de nicotinebehoefte te hoog opliep, kwam ook hij in de woonkamer een sigaret roken.
De winterjassen hingen aan twee kapstokken in de woonkamer. De teveelzie stond aan, ook nog toen ik weer vertrok. In de tussentijd at ik wat de moeder van mijn ex-leerling in de steenkoude keuken had gekookt. Volgende keer moest ik ook mijn mevrouw meenemen. Vriendelijk. De buurman, die een lamp had gerepareerd, was niet blijven eten, want hij had zin in de zuurkool die hij thuis zou gaan maken. Die kan nooit zo lekker zijn geweest als wat de moeder van Bashar ons voorzette. Ze schoof zelf als laatste aan naast haar man, die naast een andere ex-leerling zat, die naast Bashar zat, die naast mij zat. Het bewegend beeld bracht voetbal, stukjes voetbal, een feuilleton van schoten op doel, naast het doel, in het doel, over het doel, op de paal, op de lat. Voetbal samengevat als scoren.
In de woonkamer was het warm genoeg om zonder schoenen te zitten. Ik was in de krokusvakantie uitgenodigd omdat het er eerder niet van was gekomen. En dat had de gezondheid van een collega als aanleiding. We spreken niet over de sport, maar over de vele soorten kanker en wanneer je dan genezen bent. Omdat ik hen lesgaf, denken ze dat ik van alles meer weet dan zij: eens meester, altijd meester? Ook zeggen de jongens dat het onbegrijpelijk is dat mensen met die ziekte schelden. Waarom is dat, meester? Stukje college over hoe er in verschillende culturen wordt gescholden; met ziektes, met seksgerelateerde woorden, met god. Ik vertel er niet bij hoe een vriendinnetje van mijn dochter bij ons aan tafel begin deze eeuw niet verder kwam dan ‘vuile onderbroek’. Kabbel, kabbel, ik gebruik het woord niet gemakkelijk, maar het was gezellig daar in die Syrische woonkamer in Zuilen.
Het voetballen is afgelopen, het beeldbehang is nu een Engels programma waarin de hoogste baas van een restaurantketen anoniem op de werkvloer is in vijf van zijn bedrijven. Tijdens onze maaltijd wordt er geregeld iets gevraagd dat in de ondertitels langskomt. Ik hoor het verschil in beheersingsniveau van mijn twee ex-leerlingen. De jongste vraagt dingen waar ik al pratend nog over aan het nadenken ben. De oudste vraagt dingen die simpel in een definitie te beantwoorden zijn. Ik ben vanavond niet als leraar "Nederlands als tweede taal" aanwezig, dus alle manieren om ze zelf de betekenis te laten vinden laat ik achterwege. Beroepsdeformatie is geen ziekte maar een keuze en ik kies vanavond voor deze jongens en mezelf.
Ik krijg te horen: 'Mijn ex heeft mij bedrogen, meester, zal ik haar nieuwe telefoonnummer aan je geven? Bel haar en zeg dat ze teruggaat naar Bashar.' Ik laat weten dat ik geen postbode ben en hij vervolgt met dat haar actie niet goed is, of vind ik van wel? Dit is een leuk spel, ik laat weten dat zij net als hij een ex-leerling van me is en dat ik over allebei geen slechte verhalen ga vertellen, dus dat hij alles aan me mag vragen maar dat ik me niet verplicht voel om te gaan heulen. Vriend Omar moet lachen om de amoureuze verwikkelingen van zijn vriend. Hij geeft weerwoord, wat ik in de klas vorig jaar nog niet had meegemaakt. Ze komen gezamenlijk tot de conclusie dat voor je 25e jaar ‘liefde’ niet bestaat. Je moet ook eerst je school afmaken en dan een baan krijgen. Daarna komen er een huis en een huwelijk in beeld. Ik weet nu even niet te reproduceren waar in deze jaren ’50-schets dan de liefde bestaat. Ik heb daar mijn ouders, die na zes jaar verloving in 1956 trouwden, ook nooit over gehoord. Tien maanden na de plechtigheid werd ik geboren. Tien maanden na mijn eigen trouwen werd ons eerste kind geboren. Ik hoef helemaal niet terug naar die tijd, ben er niet weggeweest.
De jongens vragen of ik nog meer kinderen wil. De oudste herinnert zich dat ik geen kinderen meer ga krijgen en de jongste misschien ook, die is met dat soort zaken helemaal niet bezig. Hij beweert dat de hersenen van zijn vriend ‘daar’ zitten en hij wijst tussen zijn eigen benen. Als ik ze vertel dat die operatie bij een man eenvoudiger is dan bij een vrouw, vragen ze wat je dan voelt. Je hoort wel het ijzer van de instrumenten soms tegen elkaar tikken, want de verdoving is plaatselijk, en uren nadat de operatie is geschied (voor de lezers: de vader zit er nog steeds bij en kijkt nu naar Al Hadath-beelden van de oorlog in Ghouta) krijg je weer beweging in een teen, twee, drie, je onderbeen en zo verder, maar je voelt niets. Stelt ze dat gerust? Ik vraag me, teveelziemurw gemaakt, af waarom ze nog naar de beelden van de oorlog in Syrië blijven kijken na al die jaren. Zij vragen of ik denk dat zij nog terug gaan. Ik spreek uit mijn hart, intuïtief, en zeg dat daarvoor eerst de machthebber van dit moment weg moet zijn en die zal niet uit zichzelf gaan. Ook zullen de vele buitenlanden die daar in het potje blijven tegen- en mee-roeren zich moeten terugtrekken, dus nee, ik denk dat zij niet teruggaan. Ze vragen aan elkaar of ze in de oorlog zouden vechten als dat nodig was. Voor Nederland zouden ze dat doen. 'Nederland heeft mij meer gegeven dan mijn eigen land, meester, mijn eigen land heeft mij helemaal niets gegeven.' Ze weten dat Nederland niets eens een leger heeft dat in een oorlog iets kan betekenen, en op de fietstocht naar Giethoorn tijdens het schoolkamp van vorig jaar heb ik Bashar verteld dat geen jongen die ik ken nog in dienst wil, maar dat verandert niets aan hun loyaliteit aan ons land dat hen perspectief heeft gegeven. Het is of we in de jaren van de wederopbouw zijn. Deze jongens zijn gemotiveerd om iets van hun leven te maken. Dat gaat in Nederland gebeuren, ondanks het gefoeter van Gisterwereld en andere populisten. Mijn jongens kennen nog de dankbaarheid die ik niet meer voel voor wat er goed gaat in dit land, in mijn huis (er komt elke dag warm water uit de douche, als je daarvoor dankt dan verklaart elke landgenoot je voor gek ….), en ik kies niet in een keer het goede woord, het hoeft geen ‘dankbaarheid’ te heten. Ik poog om in mijn vocabulaire van dat soort verticale terminologie af te komen. Zoals we daar (aan het eind van de avond zonder de beide ouders) met ons drieën op de bank zaten, voelde ik me letterlijk en figuurlijk naast ze. Ze leerden me nog een les: we moesten op Ithaka strenger zijn, het was op het MBO moeilijker, veel moeilijker. Ik voelde hoe ik in het defensief kon belanden en koos voor iets anders. Ze gaven me goede informatie over wat ze nu als behoefte beleefden en ik tastte in mijn hoofd af wat ik daarvan kon overnemen. Ik wilde daarna ook checken of ze dit vorig jaar al als wens hadden. Eerlijk gezegd geloofde ik daar niets van. ‘Esprit d’ escalier’ heet deze vorm van ‘pas déjà vu’.
Rob H. Bekker, Woonplaats, 2 maart 2018
----
Wat ik wilde checken is in het schoolbelang en ik zou niet weten hoe ik het aan hen had kunnen vragen. Het schoolbelang is dat we het juiste midden vinden tussen richting geven en ruimte geven. Daarover kan de taalmeester niet op horizontale wijze met zijn taalgezellen spreken. Ik heb eenendertig jaar oefening, waar zij het met twee moeten doen. Ik wil niet denken over: onderwijs samengevat als scoren. Diplomagericht leren is kortzichtig beleid en op Ithaka, waar we niet (kunnen/mogen?) diplomeren, is het al helemaal niet aan de orde. Mijn taalgezellen noemen een andere klasgenoot van vorig jaar die het nu goed doet in de klas van Omar. Ik hoor het nieuws over Isaia opgelucht aan. Wat was het een gehannes om hem met alles dat hij buiten school moest regelen voor familie die na hem het land in kwam, binnenboord te kunnen houden. Balanceren was het, overleggen om de regels heen, om er niet tegenin te hoeven gaan en daar dan weer door uit evenwicht te raken. Doortastend door tasten, zo zou je het kunnen noemen, als je meer uit vertrouwen dan op grond van resultaten een leerling overeind houdt en daarbij jezelf niet verloochent. Ook dat snap je soms pas lang nadat het je gebeurd is. Niemand heeft zekerheid.
Omar legt nog een keer aan Bashar uit dat er in de wereld wel 80 miljoen meisjes zijn.
Ja toch, meester? Ik trap er weer in, ga er boven hangen en lieg: Wel 2.500.000.
Ook in de liefde valt er nog heel wat te scoren.
Rob H. Bekker, Woonplaats, 3 maart 2018
----
(taal)gezellen
eerst zijn ze zwijgers die nog niet luisteren
ze ontwikkelen zuignappen om te kunnen kleven
tien benen tonen samen een enkel hoofd
op een dag doe je iets aan je mond of je haar
je rent niet langer door ieders gangen
je hoort geregeld wat een (taal)meester zegt
wanneer die je een vraag geeft, graag
graag onderzoek je: hoe ik hier weg kom
Rob H. Bekker, Woonplaats, 4 maart 2018
*(titel vrij naar Watching the River Flow – Bob Dylan)
Reacties