Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

De start van een schooljaar

11 september 2023

‘Ik maakte de flauwe grap dat ik elk uur Nederlands had en zij lachten omdat ze me een geslaagde grap gunden.’ Het nieuwe schooljaar is weer begonnen en daarom zijn er op veel scholen introductieactiviteiten voor de leerlingen én de leraren. Leraar Nederlands Mike Louwman was bij zo’n activiteit, georganiseerd op het strand, met leerlingen van 4 havo.

Niet voor het eerst liet het mooie zomerweer op zich wachten tot de eerste week van het nieuwe schooljaar. Gelukkig stonden er nog geen lessen op het programma. We gingen naar het strand, de ultieme plek om de vakantie te bespreken, de op de Nederlandse (of Italiaanse) camping nat geworden voeten te drogen en vooruit te blikken op het nieuwe schooljaar. Leerlingen keurden op gepaste afstand met dichtgeknepen ogen enkele voor hen nog onbekende docenten en namen samen mogelijke mentoren onder de loep, met argumenten die evenals het schooljaar nog vorm moesten krijgen. Ze knikten veelbetekenend naar elkaar, voordat ze aarzelend opstonden. Er waren activiteiten voorbereid. ‘Moeten we meedoen?’, klonk het uit verschillende monden. ‘Ja’, antwoordden we resoluut, terwijl we elkaar vragend aankeken. ‘In ieder geval de eerste ronde.’

Zelf was ik ’s ochtends met een mengeling van spanning en ongeduld van huis weggereden. Ik reed twee keer verkeerd voordat ik eindelijk een paar leerlingen in het vizier kreeg. Stapvoets reed ik achter hen aan, me bewust van de dreiging die dit op een ander tijdstip teweeg zou brengen. Gelukkig keken de leerlingen niet om. Ze fietsten met zijn vieren naast elkaar en sloegen nergens anders acht op dan op elkaar. Toen ik mijn auto parkeerde zag ik pas hoeveel mensen er tegenover de parkeerplaats stonden: voornamelijk leerlingen, bij elkaar gepakt in groepjes van vijf à zes. Eén groepje bestond uit docenten. Ik herkende ze aan de A4’tjes en de net iets te grote rugzakken.

Ik kreeg één van de A4’tjes in mijn handen gedrukt. Er stonden 23 namen op van leerlingen die ik geen van allen kende. Op goed geluk liep ik langs de groepjes. ‘Zitten jullie in klas 4H2? Nee? Jullie dan? Ook niet?’ Toen het raak was streepte ik gretig de namen door. Ik keek naar de leerlingen, twee lange jongens en drie meisjes die nu nog op elkaar leken, en het leek alsof ze wachtten op een reactie of een kennismakende opmerking. ‘Bedankt’, zei ik terwijl ik me realiseerde dat ik ze al bedankt had. Snel liep ik door naar het volgende groepje. Achter me hoorde ik één van de lange jongens lachen.

Op het strand had iemand een veld uitgezet waarop leerlingen op elkaar konden schieten met een stompe pijl en boog. ‘Alleen als je ‘m op je hoofd krijgt, doet het pijn’, riep de spelleidster geruststellend en ze deelde een paar laatste helmen uit. Leerlingen uit beide spontaan samengestelde teams aarzelden geen moment en vlogen op de pijlen af. Ik stond aan de zijlijn, mijn handen in mijn zakken. Ik was alleen. Ik hoorde mezelf iets roepen tegen een leerling die ik kende. Ze keek om en werd prompt geraakt. Een pijl viel vlak voor me neer op het zand. ‘Doe je niet mee, Mike?’, vroeg een jongen die de pijl opraapte. Ik had hem nog nooit gezien. Hij mij wel, kennelijk. Ik twijfelde. Als ze nou aan het voetballen waren... ‘Ik heb last van mijn pols’, zei ik en daar was in feite niets aan gelogen. Voor de zekerheid liep ik naar de vlotten, waar een aantal leerlingen zich voorbereidde op de overstreek.

‘Als jullie vlot af is en het ziet er betrouwbaar uit, ga ik erop’, beloofde een collega. Ze stond bij het groepje dat op kop ging. Aan de andere kant van de vlotten lagen drie collega’s op een strook gras. Ze riepen en lachten naar de leerlingen. Het zag er ontspannen uit. Ik had nog altijd mijn handen in mijn zakken, liep wat heen en weer, was blij te zien dat weldra het eerste vlot te water ging, samen met de collega. Met een andere docent liep ik mee naar de waterkant. De leerlingen duwden het vlot in het water en de collega sprong erachteraan. Naast me deed de andere collega hetzelfde. Dan ik ook, dacht ik, maar net toen ik aanstalten maakte, hield een leerling me tegen. ‘Er kunnen maar twee mensen op’, zei hij. Ik deed mijn handen weer in mijn zakken en sjokte terug.

Toen de lunch arriveerde, kropen alle leerlingen en de docenten bij elkaar. Ze kozen een plek op de grasheuvel rondom de dozen met broodjes, waar een eventuele tweede ronde op hen zou wachten. Ik zat er al een tijdje en was aan het kletsen met een paar leerlingen over hun vakantie. Het waren leerlingen die ik kende. Eén van hen had een bloedende teen; ze wist niet hoe het kwam. Ze had maar liefst 27 boeken gelezen deze zomer, ruim 24 meer dan ik. Ik vroeg haar naar het mooiste boek dat ze had gelezen en ze vertelde honderduit over een fantasyboek waarin ze helemaal was verdwenen. Met een broodje in onze hand bespraken we met zijn vieren onze roosters, vakken, docenten. Ik maakte de flauwe grap dat ik elk uur Nederlands had en zij lachten omdat ze me een geslaagde grap gunden. Het was een fijn weerzien. Ik dacht aan een ander weerzien, volgend jaar, met een voor mij nieuwe leerling die op dat moment passeerde. Ze at een broodje. Ik vroeg of het lekker was. ‘Huh’ vroeg ze. ‘Is het lekker’, herhaalde ik. Ze keek me onbegrijpend aan. ‘Het is een broodje’, zei ze. En gelijk had ze.

Misschien vraag ik het volgend jaar nog een keer.

Mike Louwman is leraar Nederlands op het Vasthorst College in Amersfoort

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief