De school als inclusieve mini-samenleving: iedereen leert, iedereen doet mee
27 februari 2023
Lesuren die voor een groot deel opgaan aan gedoe, leerlingen die afhaken, stilletjes of met een hoop kabaal, leraren die het gevoel hebben er alleen voor te staan en leidinggevenden die het moeilijk vinden om van het team een collectief te maken. Op school gebeuren mooie dingen, maar voor velen die er werken zijn ook dit herkenbare situaties. Scholen in een (groot)stedelijke omgeving, met leerlingen van allerlei pluimage, kennen nog een extra uitdaging. Hoe kunnen zij werken aan vruchtbaar en veilig leerklimaat voor ieder kind?
In 2015 schreef stads- en onderwijssocioloog Iliass El Hadioui - op 15 maart live te zien op de eerstvolgende onderwijsavond bij NIVOZ - het boek “Hoe de straat de school binnendringt”, en in 2019 kwam er een vervolg op dat werk met “Switchen en Klimmen”. Vorig jaar kwam zijn laatste boek uit, “Grip op de mini-samenleving”. Het zijn door de praktijk gevoede wetenschappelijke inzichten die El Hadioui ontwikkelde en optekende, parallel aan het professionaliseringsprogramma De Transformatieve School, dat sinds 2014 wordt uitgevoerd op verschillende scholen, en waar hij ook van meet af aan programmaleider is.
Centraal in zijn nieuwe boek “Grip op de mini-samenleving” staat iets ononderhandelbaars, namelijk de verantwoordelijkheid om de kwaliteit van de school hoog te houden, om ieder kind zich volwaardig te laten voelen binnen de schoolse cultuur en tot leren te brengen, en ook om daar iets collectiefs van te maken. Niemand mag achterblijven. Wat vraagt dat van een school?
Het vraagt van docenten dat zij van hun klas een schoolse thuishaven maken voor ieder kind, bedreigingen ervan herkennen en desondanks grip kunnen houden. Maar docenten kunnen dat niet alleen, zij hebben de steun en inspiratie nodig van hun collega’s, en de rijkdom van een professionele leeromgeving waarin je elkaar op een hoger plan brengt. Daaraan leiding of sturing geven betekent het scheppen van een schoolcultuur, voor leerlingen én docenten, waarin je weet waar je naartoe gaat, waarin wat je doet ook werkt en waarin iedereen zich gehoord en veilig voelt. Dat is een grote opdracht voor leidinggevenden. Daarom kunnen ook zij niet zonder ruggensteun, van collega-leidinggevenden, van andere scholen, van wetenschappers en beleidsmakers.
In “Grip op de mini-samenleving” biedt El Hadioui een aantal theoretische kaders of vensters die helpen om (in)zicht te krijgen in de ‘mechanismen die ten grondslag liggen aan kansenongelijkheid en richtingen waarin we oplossingen moeten zoeken’.
Macro, meso, micro
Het debat over kansengelijkheid vindt plaats op verschillende niveaus. Binnen het macro-discours hoort de discussie thuis over ons onderwijsstelsel (of de structuur) en de mate waarin deze kansenongelijkheid reproduceert. Denk aan de discussies over de overgangsmomenten en adviseringsmechanismen. Het meso-niveau is aan de orde als we het hebben over het werken aan de professionele cultuur van een school en als we bijvoorbeeld onze zorg uitspreken dat scholen hier erg in verschillen en in die zin erg ongelijk bijdragen aan het bestrijden van ongelijke kansen. Op micro-niveau gaat het om wat er gebeurt in de klas, om het laveren van leerlingen tussen de thuis-, straat- en schoolcodes, en om het professionele repertoire dat de docent kan inzetten ‘om er een match van te maken’. Want dat is wat de docent te doen staat.
Het helpt om die niveaus helder voor ogen te houden, bijvoorbeeld als we inzoomen op een belangrijke mechanisme dat leerlingen op achterstand kan zetten: het vermogen tot code-switching.
Group codes, parental codes, school codes
Leerlingen bewegen zich in verschillende leefwerelden, waarin verschillende codes gelden. Die leefwerelden kunnen grote overeenkomsten hebben met elkaar, bijvoorbeeld de leefwereld van gezinnen met hoogopgeleide ouders en de wereld van de school. Werelden kunnen echter ook sterk van elkaar afwijken, waardoor leerlingen zich voor de taak gesteld zien te laveren tussen de verschillende werelden en bijbehorende codes. Kost het je als leerling weinig moeite om je thuis te voelen in de wereld van school, dan ondersteunt dat ‘het beklimmen van de schoolladder’ en ervaart de leerling de beloning van ‘erbij horen’ of inclusie. Maar lukt het je niet om de codes van de schoolcultuur je effectief eigen te maken, dan ervaart een kind uitsluiting.
Het is de opdracht aan de klas, aan de mini-samenleving, om onder verantwoordelijkheid van de docent eraan te werken dat het iedereen lukt om die schoolladder te beklimmen: ‘Sociale inclusie binnen de mini-samenleving van de klas dient begrepen te worden als het collectieve (code)switchen naar de schoolse sociale codes door leerlingen en professionals zonder dat er sprake is van een ervaren sociale pijn.’ Wat er precies in de klas gebeurt en in hoeverre de docent daarop grip kan houden, wordt in het boek onderverdeeld in vier basisscenario’s:
Het podium, de coulissen en de kleedkamer
Het grote verhaal van kansengelijkheid krijgt voor een heel groot deel gezicht in de kleine ruimte, namelijk in de klas tussen leraar en leerling. Desalniettemin is het een collectieve verantwoordelijkheid en daarmee ook een organisatievraagstuk, onder andere op meso-niveau.
De Canadese socioloog Ervin Goffman introduceerde de treffende metafoor van ‘het podium, de coulissen-ruimte en de kleedkamer’. Dit dramaturgische perspectief helpt om het menselijk gedrag in organisaties te herkennen en te begrijpen. Heel simpel gezegd is het podium de plek waar de docent zijn zichtbare werk verricht. Hij doet dat alleen. Om echter te voorkomen dat hij professionele eenzaamheid voelt, is het belangrijk dat hij rugdekking en inspiratie ervaart vanuit de coulissen. In de kleedkamers vindt een ander proces plaats, een meer sociaal en minder professioneel proces, namelijk de bonding tussen de gelijkgestemden. De kleedkamer is belangrijk als plek waar je even tot jezelf kunt komen, maar ook een plek waar onzichtbaar verzet kan ontstaan. Het is in ieder geval niet de plek waar professioneel geleerd wordt door iedereen.
Het is voor de kwaliteit van de professionele cultuur zaak om het professionele kapitaal zoveel mogelijk plek te geven in de coulissen. Op die manier komt kennis en kunde aan iedereen ten goede én zorgt het ook voor ‘deprivatisering van het klaslokaal’. Daaraan sturing geven is evenwichtskunst, want, zo schrijft El Hadioui: ‘een te sterk gestuurd script vanuit de coulissen-ruimte kan bijvoorbeeld het emotionele eigenaarschap en de persoonlijke eigenheid van docenten op hun podia ondermijnen’.
Iedereen die op een school werkt herkent het. Het zijn altijd dezelfde docenten die nieuwsgierig zijn, en het zijn ook altijd dezelfde docenten die op de rem staan
Believers, tweeners, survivors en fundamentalisten
Iedereen die op een school werkt herkent het. Het zijn altijd dezelfde docenten die nieuwsgierig zijn, en het zijn ook altijd dezelfde docenten die op de rem staan. Het is hoe het werkt, en je moet er iets mee als je dat ‘professionele kapitaal’ in de coulissen-ruimte wilt laten stromen. De Amerikaanse onderwijsdenker Anthony Muhammed introduceerde verschillende typen docenten. Believers zijn sterk gericht op kansen voor alle leerlingen en zijn geïnteresseerd in interventies die dit doel dichterbij brengen. Tweeners zijn nieuwe docenten die zich nog niet zo uitspreken. Zij zijn nog bezig om te ontdekken ‘hoe het hier op school eigenlijk werkt’. Survivors zijn docenten die al langere tijd lesgeven vanuit een overlevingsmechanisme, eigenlijk overbelast zijn en er niet veel (veranderingen) bij kunnen hebben. Fundamentalists ten slotte zijn gericht op het beschermen van de status quo en beschikken daartoe over het nodige strategische vernuft. Het spreekt voor zich: het ligt nooit zo eenvoudig. ‘Een docent is niet altijd en overal te typeren als een believer en heeft misschien die positieve hervormingsgezinde mindset in de interactie met de schoolleiding, terwijl dezelfde docent er een handelingsrepertoire op nahoudt dat meer fundamentalist is.’ En ook: het legitieme verzet van docenten dat gestoeld is op inhoudelijk sterk gemotiveerde redeneringen die in lijn zijn met het hogere doel van de schoolcultuur mag niet verward worden met een fundamentalistische mindset.
Resumerend: geen enkele leraar kan individueel verantwoordelijk gehouden worden voor het beklimmen door elke leerling van de schoolladder
Collective efficacy en leiderschap
Resumerend: geen enkele leraar kan individueel verantwoordelijk gehouden worden voor het beklimmen door elke leerling van de schoolladder. Onderwijs waarin sprake is van grote diversiteit in de ‘fluïde samenleving’ van dit moment is een grote uitdaging. De school heeft al het professioneel kapitaal dat tussen de muren te vinden is nodig. De praktijk is echter dat veel leraren hun beroep in relatieve eenzaamheid uitoefenen. Om het kapitaal ‘te laten stromen’ is een schoolcultuur nodig waarin leraren hun professionaliteit willen delen, zich erop laten aanspreken, invloed toestaan, bereid zijn om te leren, en erop gericht zijn om samen beter te worden. De plek waar dat plaatsvindt is de coulissen-ruimte, daar is al het een en ander over gezegd. Dat werkt niet zomaar: ‘Professionals moeten het gevoel hebben dat de coulissen-ruimte waardevol en betekenisvol voor hen is omdat daar inzichten en succeservaringen gedeeld worden die een bevredigend antwoord bieden op de ervaringen van sociale pijn en professionele schaamte.’ Je zou kunnen zeggen dat hier de basis ligt voor het samen opbouwen van een gevoel van competentie en succes, collective efficacy, dat het front-stage optreden van de individuele docent de ruggensteun biedt die hij nodig heeft.
Leiding geven aan veranderingen die inclusief hoogwaardig onderwijs dichterbij brengen, leiding geven aan een veilig en vruchtbaar leerklimaat voor leerlingen en leraren noemden we eerder in het artikel virtuoos. Het komt aan op een groot gevoel voor verhoudingen, voor wat behouden moet worden, waakzaamheid ten aanzien van vervreemding bij leerlingen en leraren van de klas en de school, en tegelijkertijd koersvastheid als het gaat om het hogere doel. Dit zijn de principes die een schoolleider in staat stellen een mini-samenleving van het professionele team te transformeren en een cultuurverandering in gang te zetten binnen een stedelijke schoolcultuur.
Tot slot
El Hadioui biedt systematieken, kaders of vensters via welke je kunt kijken naar wat er gebeurt in de school en welke transformaties voor jouw school noodzakelijk en raadzaam zijn. Hij zal in zijn lezing op 15 maart bij NIVOZ hieraan nog veel uitgebreider invulling geven. “Grip op de samenleving” is echter geen stappenplan, waarin precies staat beschreven hoe te handelen. Wel reikt het een bijzonder vocabulaire aan, waarmee je het gesprek op je school morgen kunt openen. Woorden als professionele eenzaamheid, professionele intimiteit, professionele schaamte, onderwijskundig verstoppertje spelen, deprivatisering van het klaslokaal, vervreemding en behoefte aan rugdekking raken bij iedereen iets persoonlijks aan. Daarmee krijgen bestuurskundige en onderwijskundige principes een menselijke dimensie.
Op woensdag 15 maart 2023 neemt Iliass El Hadioui de vierde NIVOZ-onderwijsavond voor zijn rekening, deze keer weer in Driebergen. Kaarten zijn nu te verkrijgen via deze link.
Renske Valk is hoofdredacteur van Van12tot18 en medewerker van NIVOZ.
Reacties
Ingrid
Is de avond ook online te bekijken? Het lijkt me een prachtig programma, maar kan er helaas niet bij zijn.
Joyce van den Bogaard
Hallo Ingrid,
Jammer dat je er niet bij kunt zijn. De avond is helaas niet live te bekijken, maar uiteraard verschijnen er volgende week wel verslagen van mensen die erbij zijn geweest. Ik hoop dat die je toch ook een beetje kunnen inspireren!
Groet,
Joyce, eindredacteur van hetkind