'Wat Iliass El Hadioui te vertellen heeft, zou iedereen moeten horen. Niet alleen wie werkzaam is in en om het onderwijs, maar iedereen die daar ook indirect mee te maken heeft. Wij allemaal dus. El Hadioui ziet haarscherp hoe onderwijs en samenleving op elkaar ingrijpen, elkaar zelfs stevig in de greep hebben. Zo stevig dat onderwijsverbetering en -kwaliteit niet los kunnen worden gezien van ontwikkelingen in de samenleving – en andersom ook niet. Met name voor onderwijsvernieuwers is dit boek volgens mij verplichte kost.' In deze bespreking geeft adviseur onderwijsvernieuwing Fifi Schwarz vijf redenen waarom.
Van de achterflap: ‘Op basis van systematisch wetenschappelijk onderzoek onder bijna tweeduizend docenten op 41 scholen in zes steden biedt deze studie zowel inzicht in de concrete mechanismen die ten grondslag liggen aan kansenongelijkheid binnen de lessen, als in de wereld van de coulissenruimte achter het podium van de klas waar docenten zich soms professioneel eenzaam voelen.’
In zijn boekje Grip op de samenleving laat stads- en onderwijssocioloog Iliass El Hadioui zien op welke manier docententeams zich in de context van ingewikkelde problematieken en uitdagingen staande kunnen houden en hoe ze alle leerlingen betere kansen kunnen geven. De – beknopte – samenvatting van het uitgebreide onderzoek dat de auteur met zijn onderzoeksteam heeft verricht is voorzien van een uiterst gedegen theoretische onderbouwing.
De kern van El Hadioui’s boodschap is dat onderwijsverbetering (of zelfs alleen al het op peil houden van de onderwijskwaliteit) in essentie een kwestie is van teamprofessionalisering en cultuurverandering. Dat kan een moeilijk, confronterend en tijdrovend proces zijn. Maar als je dat goed aanpakt, is het zeer effectief en waardevol.
Waarom dit boek een aanrader is
Iliass El Hadioui is niet het type schrijver of spreker die – slechts teruggrijpend op anekdotes uit de eigen onderwijstijd als leerling – een paar pakkende oneliners op zijn publiek afvuurt die weliswaar heel aannemelijk kunnen klinken maar in de praktijk altijd meer voeten in de aarde hebben. Hij is een wetenschapper die het onderwijs ( = onderwijsmensen + onderwijsprocessen + onderwijsinhouden) door en door kent, nauwgezet onderzoekt en daar vorsend over nadenkt. Van hem geen ogenschijnljk laagdrempelige (maar in de praktijk vaak tegenvallende) innovatieve proefballonnen, maar aanpakken die in de praktijk grondig zijn onderzocht en werken. De socioloog focust op de kern en zegt dingen die – op het eerste gehoor – misschien niet fijn, maar wel goed zijn om te horen: goed onderwijs geven kost tijd en moeite.
Hieronder geef ik vijf inzichten die dit boek naar mijn idee het lezen meer dan waard maken:
- In het hele boekje komen innovatiebegrippen als blended learning, tijd- en plaatsonafhankelijk, gepersonaliseerd, flexibel, modulair onderwijs, en buzzlines als individuele leerroutes met veel ruimte voor zelfregulatie en eigenaarschap over het eigen leerproces niet voor. Toch hoop ik dat juist ook onderwijsvernieuwers kennis nemen van El Hadioui’s aanbevelingen. Hij stelt dat onderwijs verbeteren niet (alleen) begint bij de inhoud, de vorm of de technologie, maar bij de mensen die in het onderwijs werken. Hij wijst erop dat onderwijsvernieuwing gepaard moet gaan met cultuurverandering, anders zal de vernieuwing niet slagen. Het is dus niet alleen een kwestie van een nieuwe methodiek introduceren en denken dat docenten daar na enkele trainingen vanzelf raad mee weten (zie ook recente kritische publicaties over de introductie van de HILL-methodiek bij Fontys). En het is ook niet alleen een kwestie van (individuele) docenten bijscholen, maar van het veranderen van de hele schoolcultuur. El Hadioui leunt hierin zwaar op het werk en gedachtegoed van Anthony Muhammad. Muhammad heeft furore gemaakt met zijn inzichten over toxic school cultures en de verschillende types die daarin bewegen.
- Vertrekpunt bij die cultuurverandering zijn de professionele cultuur en collective teacher efficacy die nodig zijn om leerlingen en studenten tot leren te brengen. Elders is al vastgesteld dat collective teacher efficacy (het gezamenlijke vertrouwen in het – gezamenlijke – eigen kunnen) een uiterst belangrijke factor is voor leerlingprestaties. El Hadioui bouwt hierop voort en onderzoekt hoe dat vertrouwen dan kan worden bereikt en versterkt. Hij gebruikt daarvoor de analogie van het theater en specifiek de coulissenruimte, die hij ontleent aan socioloog Erving Goffman. De docent in de klas is vergelijkbaar met een acteur op het podium; de kwaliteit van het toneelstuk hangt af van de samenwerking in de coulissenruimte. Dit is een zeer verdienstelijke vergelijking omdat het inhaakt op het spanningsveld tussen individuele en collectieve autonomie. Daar hoort ook de dynamiek van de kleedkamer bij, waar collega’s zich onderling beklagen over de spanningen.
- Veel onderwijsinstellingen, ook die waar ik werk, proberen bij de tijd te blijven door het onderwijs aan te passen aan veranderingen in het werkveld en de samenleving. In Grip op de minisamenleving maakt El Hadioui duidelijk dat het al heel knap is als scholen in het licht van die veranderingen überhaupt de onderwijskwaliteit kunnen handhaven. Naar aanleiding van zijn onderzoek waarschuwt hij dat in scholen een cultuur van lage verwachtingen kan ontstaan waardoor het onderwijsniveau daalt. Hij noemt dit het risico van de zakkende schoolladder. Daarbij verwijst hij naar eerder werk, waarin hij betoogt dat leerlingen voortdurend switchen tussen verschillende sociale ladders: die van de thuiscultuur, die van de straatcultuur en die van de schoolcultuur. De socioloog ziet haarscherp de pijn die docenten kunnen ervaren als ze zes of zeven lessen per dag – in hun eentje – moeten voorkomen dat hun leerlingen of studenten switchen naar de codes van de peer group. Kortom, of een team nu onderwijs vernieuwt, of het hoofd boven water wil houden (of beide), het eerste waar aan gewerkt moet worden, is een team waarin collega’s een gemeenschappelijke structuur en cultuur vormen en elkaar voortdurend versterken. Wezenlijk onderdeel van dat team is de schoolleider/teammanager die daarvoor ruimte moet bieden. Dat is geen kwestie van vrijblijvende initiatieven van docenten toejuichen, maar dat proces van onderlinge versterking actief organiseren en stimuleren.
- Naast de inzichtelijke – beknopte – samenvatting van zijn onderzoeksbevindingen biedt El Hadioui een theoretisch kader waarin hij uitermate interessante en relevante concepten van andere sociologen hanteert. Hierboven noemde ik al de theateranalogie van Erving Goffman, Anthony Muhammads concept van toxic school cultures, en El Hadioui’s eigen concept van het switchen tussen drie sociale ladders.
Daarnaast verwijst hij naar Johan Huizinga’s homo ludens, als kapstok voor het speelse gedrag dat leerlingen/studenten voortdurend vertonen om te ontsnappen aan de didactische aanwijzingen van de docenten. El Hadioui gebruikt daarvoor de term ludificering, die weer afkomstig is van antropoloog Jos de Mul (blijkens dit Nivoz-verslag van een onderwijsavond met Iliass El Hadioui). Ten slotte haalt de auteur ook een van mijn favoriete sociologen, Robert Putnam, aan. Putnam introduceerde in de jaren negentig de begrippen bonding en bridging in relatie tot sociaal kapitaal. Bonding gaat om de mate waarin mensen met elkaar groepen, zelfs kliekjes, vormen op basis van gemeenschappelijke kenmerken of overtuigingen; bridging gaat over de mate waarin mensen in staat zijn om zich aan elkaar te verbinden ondanks verschillen. Vertaald naar de theateranologie ontstaan de kliekjes in de kleedkamer, maar wordt in de coulissenruimte hard gewerkt aan het onderling versterken van alle collega’s. - De socioloog zoekt voortdurend naar de juiste balans tussen het theoretiseren van de praktijk en het praktiseren van de theorie. Die twee gaan voor hem hand in hand. Hij is zich er daarbij van bewust dat ‘effectieve interventies, die wetenschappelijk gezien beproefd zijn in andere contexten, het nog altijd nodig hebben om goed, dat wil zeggen passend in de specifieke context, ingebed te worden’ (p.144). Daarmee sluit hij aan bij onderwijsexperts die pleiten voor evidence informed aanpakken, en wijst hij er tegelijk op dat de mate waarin elders opgedane praktijken overdraagbaar zijn naar de eigen schoolsituatie, zeer afhangt van de context van die eigen schoolsituatie.
Scherpe blik, abstracte formuleringen
Is er dan niets op dit boekje aan te merken? Helaas wel. El Hadioui’s taalgebruik is namelijk tamelijk ontoegankelijk. Hoewel hij haarscherp ziet voor welke uitdagingen docententeams staan, formuleert hij in uitermate abstracte en academische bewoordingen. Een voorbeeld, van pagina 46: ‘Een type repertoire dat in observaties steevast terugkwam is het best te beschrijven als een combinatie van de natuurlijke ontwikkelingspsychologische behoefte van kinderen, pubers en tot op zekere hoogte van adolescenten aan een collectieve ‘speelse’ sfeer in de klas waarbij er simultaan een te fragiel pedagogisch-normatief kader is om deze behoefte te kanaliseren en productief te richten.’ Ofwel: Leerlingen vertonen vaak duikgedrag en docenten vinden het dan lastig om hun aandacht op de les te vestigen.
Zelf vind ik El Hadioui’s formuleringen fraai en kan ik zijn rijke woordkeus wel waarderen, omdat ik verzot ben op lezen en mooie taal. Ook de concepten die hij kiest om zijn denken te kaderen en de wijze waarop hij verbindingen legt, zijn naar mijn idee uitermate treffend. Maar: prachtige, abstracte taal is niet altijd handig als je wilt dat veel mensen de boodschap omarmen. Het is daarom te hopen dat anderen zijn werk oppikken en hem, bijvoorbeeld in interviews, de gelegenheid geven om op laagdrempeliger wijze zijn verhaal te doen. Zoals bijvoorbeeld hier in De Groene. Gebeurt dat niet, dan raad ik de lezers toch aan om hier even goed voor te gaan zitten. Het zal enige moeite kosten, maar het zal de moeite meer dan waard zijn.
★★★★☆
#DeZinVanHetBoek
Uit alle boeken die ik lees, kies ik de zin die voor mij het meest treffend is. Uit dit boek is dat deze:
‘De effectiviteit van een adequate professionalisering op het pedagogisch-handelen en van innovatieve onderwijsconcepten hangt direct af van de mate waarin onderwijsprofessionals zich binnen het eigen team veilig voelen om deze inzichten te delen, ter discussie te stellen en zich kwetsbaar durven op te stellen op de momenten dat de eigen competenties niet toereikend zijn.’
Fifi Schwarz werkt als adviseur Onderwijs- en Organisatieontwikkeling op het Nova College in Haarlem. Dit artikel is met toestemming overgenomen van haar weblog De dingen de baas.
Reacties
Karin Nijman
Mooie recensie!