Bij de sportclub is Raoul ‘die getalenteerde laatkomer’; in de gymzaal op school ‘die gedreven jongen’
3 oktober 2017
Wie is Raoul? Op de sportvereniging zeggen ze: ‘Een topsprintertje, dat altijd te laat op de training is’. De gymleraar op school ziet dat heel anders: hij heeft Raoul vorig jaar zelfs gevraagd gymassistent te worden bij de kleuters. In het Utrechtse project ‘Sportief Vermogen’ worden die verschillende opvoedcontexten dichter bij elkaar gebracht. Corina van Doodewaard: ‘Het helpt de kinderen, maar ook de opvoeders om hun eigen pedagogische intenties te bevragen en af te stemmen.’
"It takes a village to raise a child"
Het is misschien wel één van de snelst sleets rakende oneliners. En dat is jammer, want in dat ene zinnetje toont zich de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van velen voor het volwassen helpen worden van onze volgende generatie. Elke keer als ik met de trein vanuit Zwolle richting Utrecht reis, voel ik me verbonden met deze wijsheid.
Sinds 2016 maak ik deel uit van de projectgroep ‘Sportief Vermogen’ in de Gemeente Utrecht. Vertrouwen in het sportieve vermogen van alle kinderen, is ons uitgangspunt. Onze opdracht: onvoorwaardelijk openstaan voor hun toekomst. Iedereen die deze ambitie onderschrijft, maakt deel uit van ons netwerk. De overtuiging samen een opvoedende ‘village’ te zijn, bracht ons al snel bij de constatering dat kinderen op school soms heel andere dingen meemaken dan in de wijk of op de sportvereniging. Dat leerden we al vlot uit het verhaal van Raoul:
Raoul is elf, bijna twaalf, en wordt bij de atletiekvereniging geroemd om zijn loopvermogen: hij sprint iedereen eruit. Zijn trainer ziet een grote toekomst voor Raoul, maar vindt dat hij dan nog wel moet leren om beter op tijd te komen.
Diezelfde Raoul zit in groep 8. De gymleraar heeft zijn aanleg ook gezien en heeft hem vorig jaar gevraagd of hij het leuk zou vinden om assistent te zijn in de gymles. Sindsdien helpt Raoul elke dinsdag bij de oudste kleuters. Die beginnen om 13.00 uur, maar Raoul gaat altijd wat eerder zodat hij ook kan helpen bij het klaarzetten van de spullen. En als de eerste kinderen de speelzaal inkomen, onder wie zijn zusje Jamila die gym meestal (te) spannend vindt, staat hij al helemaal klaar om met ze te gaan spelen.
Iedere context is een eigen wereldje
Wat die twee blikken op Raoul mij leren, is dat engagement contextgebonden is. Het beeld dat de sportclub heeft van de jongen – vanuit de daar heersende clubcultuur – doen hem als compleet individu geen recht. Waar de club een jongen ziet die wel wat discipline kan gebruiken, voelt hij zich in de schoolgymzaal zo verantwoordelijk dat hij vaak zelfs te vroeg is. Maar dát hij zo’n gedreven gymassistent is, wisten ze op bij de atletiekclub dan weer niet.
Iedere context is een eigen wereldje dat maar ten dele aansluiting heeft bij de hele werkelijkheid. Of het nu de cultuur van de lerarenkamer of de sfeer in de kleedkamer is. Het overbruggen van verschillende contexten is een rol die bij uitstek gespeeld kan worden door de jongere zelf, maar het kan vereenvoudigd worden als de professionals in die contexten actief contact met elkaar zoeken. In elk geval op het niveau van de basisschool; in de tienerjaren wordt het voor kinderen in toenemende mate belangrijk om ook zelf invloed en regie te hebben.
Al is het nog lang niet vanzelfsprekend dat deze ervaringen gedeeld worden tussen school, wijk en sportclub, het zijn wel deze alledaagse verhalen, die de leerlijn ‘Sportief Vermogen’ voeden. Kinderen de kans geven om hun sportieve vermogen te ontwikkelen, vraagt ook om volwassenen die hun pedagogische intenties op elkaar afstemmen. Die hun beelden over opvoeden in en door sport met elkaar delen en samen willen werken. Ook als kinderen zich niet zo thuis voelen in die sportieve wereld en zelf maar weinig vertrouwen hebben in hun sportief vermogen.
Gedeelde opvoedintenties
Het verhaal van Raoul en van Jamila is veel langer, de volwassenen die zij ontmoeten zijn superdivers. Het kost tijd en ruimte om de volwassen rolmodellen die hen omringen met elkaar in gesprek te brengen. Lef om de openlijke en verborgen agenda’s te bespreken die resoneren in hun sportieve handelingspraktijken. Optimisme om kinderen te inspireren voor hun eigen toekomst. Als de professionals in beide contexten hun beelden en opvoedingsintenties vaker delen, ontstaat er meer ruimte voor Raoul om zich te ontwikkelen. En belangrijker nog: dan gaat er in die beide contexten reflectie plaatsvinden op eigen voor normaal aangenomen waarden.
Aanstaande woensdag stap ik weer in de trein om mijn steentje bij te dragen aan de leerlijn Sportief Vermogen in een superdiverse stad als Utrecht. En donderdag naar Driebergen – me in de bossen weer laven aan een onderwijslezing over gelijke kansen in superdiverse klassen…#zinin!
Corina van Doodewaard richt zich als hogeschoolhoofddocent en onderzoeker voornamelijk op sociaal-pedagogische vraagstukken in bewegingsonderwijs en jeugdsport. Corina is lid van het Bloggerscollectief.
Reacties