Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Bekijk het kind in zijn context

4 oktober 2023

Geen labels meer uitdelen, maar kijken in de context. Laten we daar vandaag gewoon mee beginnen, zegt Bert Wienen, autoriteit op het gebied van normaliseren. Kijken in de context begint met kijken achter het kind.

Tegen het einde van het interview formuleert Wienen precies de vraag waar het om draait: ‘Wat zou er nog meer aan de hand kunnen zijn?’ Die vraag zou moeten klinken in elk schoolteam waar gepraat wordt over vermoedens van bijvoorbeeld ADHD, dyslexie of een angststoornis. De uitdijende medische taal is steeds meer de school ingeslopen door de goedbedoelde samenwerking tussen onderwijs en jeugdhulp. Maar leidt er ook toe dat meer kinderen en jongeren het label van een stoornis krijgen en opgroeien met het idee dat ze ziek zijn.

Breed kijken
Wienen wil er geen misverstand over laten bestaan. Voor het afschaffen van jeugdhulp of jeugdzorg is hij zeker niet. Die hulp en zorg wil hij juist toegankelijk houden voor hen die het echt nodig hebben. Door breder te kijken en niet te snel te grijpen naar een diagnose. “Nu wordt het geld verdiend en uitgegeven met de lichtere gevallen aan de voorkant van het systeem. Terwijl we met de zwaardere cases aan de achterkant nog steeds kinderen uithuisplaatsen en rondpompen in het systeem.”

Leer je verhouden tot mensen die anders zijn dan jij

Aanmoedigen
Bert Wienen is een man van de wetenschap en van de praktijk. Als associate lector, onderzoeker, projectleider en gemeenteraadslid bestudeert hij wetenschappelijke literatuur, maar staat hij ook regelmatig in een lerarenkamer in het land. Wienen duidt, prikkelt en schuurt en krijgt hiervoor steeds meer bijval. Een autoriteit als het gaat om demedicaliseren en normaliseren. Vooruitlopend op de troepen verzamelt hij onderweg goede voorbeelden. Die hij het liefst van de daken zou schreeuwen.

Enthousiast vertelt hij het verhaal van de schooldirecteur uit het voortgezet onderwijs die een plek wilde geven aan een blind meisje uit het speciaal onderwijs. Het meisje draait inmiddels goed mee op zijn school en heeft vriendinnen in haar eigen buurt. Een ander voorbeeld dat Wienen graag deelt is het verhaal van de school waar de leerkracht aan het begin van het schooljaar niet vertelt over de reken- en gymles, maar de ouders als groep aanspreekt en medeverantwoordelijk maakt voor de hele klas en hoe hun kinderen dat jaar met elkaar om zullen gaan.

Beter mens
“Elk mens doet ertoe. En je wordt zelf een beter mens als je je leert verhouden tot mensen die anders zijn dan jij. Daarmee gaat je blik op de wereld open”, zegt Wienen met grote oprechtheid. Volgens hem is het in ons eigen belang om veel breder te gaan kijken. Door te beginnen met het labelen aan banden te leggen en het verwijzen van leerlingen naar het speciaal onderwijs te stoppen. Want inclusiviteit begint volgens Wienen in het onderwijs. “De  inclusieve samenleving van de toekomst wordt daar gebouwd. De manager die straks moet zorgen voor inclusief personeelsbeleid, zit nu op school. Mijn toekomstdroom is dat het speciaal onderwijs straks niet meer hoeft te bestaan. Dat alle leerlingen onder één schooldak zitten. Voor de kinderen voor wie echt nodig is, heb je misschien nog aparte klassen. Maar de school is de plek waar ze elkaar tijdens de pauze en de lunch elke dag recht in de ogen kunnen kijken en al spelend en chillend samen kunnen opgroeien.”

Een eerste stap in de richting van een inclusieve samenleving is normaliseren en demedicaliseren. En normaliseren begint bij kijken in de context. Misschien ietwat ongrijpbare woorden, maar die neerkomen op ‘achter het kind of het individu kijken’. Twee uitgangspunten zijn daarbij belangrijk: het ligt niet aan het kind en er kan altijd meer. Aan de hand van een lopend praktijkvoorbeeld laat Wienen zien hoe kijken in de context werkt.

Context centraal
“In Zwolle ben ik betrokken bij een onderzoek van zeven VO-scholen met zo’n tienduizend leerlingen, waar steeds meer signalen van angst en depressie zijn. In plaats van de focus te leggen op individuele scholieren met klachten, kijken we naar schoolfactoren en stellen we contextvragen. Wat geven leerlingen zelf aan? Hoe worden op school de voorspelbaarheid, veiligheid, het pesten, de prestatiedruk ervaren? Bij dit praktijkonderzoek zijn de zorgcoördinatoren en mentoren betrokken. En ook de gemeente en jeugdgezondheidszorg zitten aan tafel. Samen analyseren we de data en stellen ons de vraag wat dit nu betekent en wat je er als school zelf aan kunt doen.”

Ook op andere scholen biedt Bert Wienen schoolteams regelmatig een ander perspectief. Zoals bij het jongetje dat elke dag rond 10.00 uur heel erg druk wordt. Heeft hij een hyperactieve stoornis of kan er iets anders spelen? Hij laat de school zien dat die er goed aan doet om de jongen en zijn gedrag niet uit zijn context te halen. Maar juist te kijken naar de hele omgeving waar de jongen in zit. Dan kom je er misschien achter dat het kind thuis geen ontbijt krijgt en door een hongerprikkel halverwege de ochtend door de klas stuitert. Daarbij durft Wienen buiten de gebaande paden te stappen: waarom zou je als school deze jongen geen ontbijt geven, als je dat thuis niet voor elkaar krijgt? Waarom werken we er niet aan om dat soort zaken mogelijk te maken, vraagt hij zich af.

Intrinsieke wens
Met het stellen van brede vragen een nieuwe cultuur laten ontstaan. Daarbij is voor iedereen een rol weggelegd: de ouders, de leraar, de schooldirecteur en intern begeleider, de jeugdhulpprofessional en de jeugdgezondheidsmedewerker. Gemeenten en scholen moeten volgens Wienen overkoepelende afspraken maken over voor wat soort context ze als scholen en gemeente willen zijn. Dat er in ons land 352 afzonderlijke gemeenten zijn, is volgens Wienen juist een positief aspect. “Elke wijk, elke buurt is anders. Dat geeft de gelegenheid om het in de eigen specifieke context te bekijken.”

Ouders
Net zo belangrijk als gemeente en onderwijs zijn de leraren en ouders. “Zij zitten het dichtstbij het kind, hebben de meeste invloed. Als ouder is inclusiviteit iets wat je voor je kind moet willen. Ouders zouden onderling veel meer in gesprek moeten over opvoeden, ook wanneer het niet goed gaat, in plaats van alleen maar de fantastische ervaringen uitwisselen. Daar waar ouders wachten, op het schoolplein of langs het sportveld, daar gebeurt het. De school kan ook samen met de ouders die momenten in het schooljaar creëren.”

Ouders mogen van Wienen ook wat vaker op de handen gaan zitten. “Leren verdragen, verdragen dat het af en toe helemaal niet gaat zoals je wil en dat dat erbij hoort. Verdragen dat je kind misschien ondergemiddeld scoort en dat dat niet erg is. Ondergemiddeld wil niet zeggen onvoldoende. Niet direct denken in afwijkingen, maar rust creëren rond de ontwikkeling van kinderen.”

Ruimte
Voor de leraar is het allerbelangrijkste om ruimte en tijd te krijgen omzich te verbinden met kinderen in de klas. De school als beste plek om te normaliseren. “Van goed onderwijs knapt een kind heel erg op. In een goed pedagogisch klimaat kan een kind oefenen, fouten maken en zich ontwikkelen en leren omgaan met weerstand. Leren om te gaan met het feit dat je niet altijd alleen maar krijgt wat bij je past of wat volledig op jou is afgestemd. Dan gaat een kind zich goed voelen. Iets verder op de horizon vraagt het een systeemverandering. Van klassen van maximaal 18 tot 20 leerlingen, van geen lage maar hoge verwachtingen van je leerlingen hebben en een systeem waarin je als leraar je eigen tempo krijgt om het curriculum door te werken.”

Ingewikkeld én normaal
Van de jeugdhulpprofessional vraagt het een besef van de tijdelijkheid van je rol. “In de school is jeugdhulp te gast. Zorg dat je nooit alleen met de ouders en het kind in gesprek gaat, maar doe dat altijd samen met de school. Ik ken scholen die blij zijn dat er jeugdhulp binnen de school is, omdat het verwijzen van een kind dan sneller gaat. Maar een medewerker uit de jeugdhulp zou ook moeten kunnen zeggen dat het probleem niet bij het kind ligt, maar bij de school of de aanpak van de leraar. Dat vraagt enorme sensitiviteit.”

We houden elkaar in een gouden greep, de belangen zijn groot

Een belangrijke rol bedeelt Wienen toe aan de jeugdgezondheidszorg (JGZ). Die is bij elk kind betrokken, van geboorte tot jongvolwassenheid. “Zij zien ieder kind en zijn bezig met de gewone ontwikkeling van kinderen. Ze kunnen uitleggen hoe een normale ontwikkeling gaat en vertellen dat opvoeden soms ingewikkeld is. De JGZ is denk ik ook minder geneigd tot medicaliseren. Dat zie ik nu in Hardenberg bij een schooltraject met een jeugdarts gebeuren. Zij heeft het normaliseren in het bloed en probeert het binnen de school op te lossen door te ontschuldigen en uit te leggen, heel knap is dat.”

Gouden greep
Waarom gaan we het niet gewoon doen, dat normaliseren en inclusief maken van onderwijs en maatschappij? Daar lijkt iedereen bij te winnen. Maar zo eenvoudig is het niet. “We houden elkaar in een gouden greep, want de belangen zijn groot.” Opgetogen: “Toch heb ik een prachtbaan! Ik mag werken aan mijn missie en dat is bijdragen aan een inclusieve samenleving. Die samenleving gun ik mijn kinderen ook, in mijn belangrijkste rol, als vader.”

Dit artikel is met toestemming overgenomen van Druk en Dwars kwam tot stand in samenwerking met het NCJ en OnzeJeugd.NU

Bert Wienen is onderzoeker en mede initiatiefnemer van het instituut voor inclusief onderwijs. Wienen gelooft erin dat iedereen die voor kinderen werkt, zijn of haar werk elke dag een beetje inclusiever kan doen. Onlangs verscheen van hem bij Instonde Boeken het boek “Van individueel naar inclusief onderwijs”. De eerste editie was razendsnel uitverkocht, de tweede ligt snel in de winkel.

Reacties

1
Login of vul uw e-mailadres in.


Ria Frowijn
1 jaar en 2 maanden geleden

Een steekhoudende visie met de leerling centraal!

Login of vul uw e-mailadres in.


Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief