Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Pedagogische hoop als tegenwicht tegen de cultivering van het kwetsbare kind

17 november 2019

Frederike de Jong luisterde donderdagavond 14 november naar Micha de Winter, de tweede spreker van de reeks NIVOZ-onderwijsavonden. De titel van zijn lezing was: van kwetsbaar naar hoopvol. De Jong – docente op het Bonaventuracollege in Leiden schreef een verslag, ook voor haar collega’s op school, dat ze met het platform hetkind deelt.

De Winter is emeritus hoogleraar Maatschappelijke Opvoedingsvraagstukken en was verbonden aan de Universiteit Utrecht. Hij leidde de avond zelf in op zijn klarinet, als begeleider van een aantal Klezmer-liederen. Dat was kwetsbaar in zijn schoonheid. Het begrip ‘kwetsbaarheid’ kreeg in zijn lezing echter een andere lading dan ‘teken van moed, de moed om anderen te inspireren met je creativiteit’ (een omschrijving op internet). 1 Behalve als kwaliteit kan het begrip immers ook gezien worden als zwaktebod. 2 De Winter gaf het begrip de andere lading van de tegenpolen. Kwetsbaarheid kreeg bij hem de betekenis van ‘gekwetst kunnen worden, erg gevoelig’. 3

De Winter schetste een historische ontwikkeling van de wijze waarop we kinderen beschouwen: van het ‘pedagogisch optimisme’ in de negentiende eeuw, waarin kinderen worden gezien als flinke en stevige mensen waarop je verder kunt bouwen, naar een ‘goedbedoeld pessimisme’ in de twintigste eeuw. We zijn steeds meer naar kinderen gaan kijken als ‘kwetsbare wezens’ die door alle mogelijke risicofactoren in de problemen kunnen komen.

Waar de risico’s feitelijk afnemen, worden ouders steeds bezorgder, omdat we steeds meer oog hebben gekregen voor kwalen, afwijkingen, problemen en stoornissen. Wat we eerder beschouwden als ‘normaal, acceptabel en gemiddeld gedrag’, wordt steeds vaker als ‘afwijkend’ beschouwd en steeds minder als uitingen van diversiteit.

Steeds meer kinderen zien wij als kwetsbaar. Maar is dat erg? De Winter dacht van wel. Het bevordert een cultuur van labeling, terwijl de meeste kinderen juist zo gewoon mogelijk willen zijn. Ter illustratie: veel meer kinderen worden voor ADHD behandeld dan er kinderen zijn die voor de diagnose in aanmerking komen (voor zover die diagnose al klip en klaar te stellen is, tekent De Winter aan). Voor dyslexie geldt ook zo’n verhaal: tussen een half en 1% van de kinderen in Nederland ‘heeft dyslexie’ – als je daar al van kunt spreken – maar 7% van de kinderen in Nederland heeft een dyslexieverklaring. Als voorbeeld van overdiagnostisering van dyslexie noemde De Winter een normale basisschool die hij bezocht waar 50% van de leerlingen een dyslexieverklaring heeft. De reden was simpel: het bureau dat de verklaringen uitgeeft, zat naast de school.

Volgens De Winter willen de meeste kinderen niet kwetsbaar zijn, maar weerbaar. Ze willen niet in de slachtofferrol worden geplaatst, maar worden uitgedaagd weerstanden te overwinnen. Hij geeft aan dat uit psychotherapeutisch onderzoek is gebleken dat wanneer je er in de therapeutische relatie in slaagt mensen weer perspectief te laten zien, verwachtingsvol de toekomst in te laten kijken, dat enorm helpt bij hun geestelijk herstel.

Hij vertaalt deze en andere inzichten naar de pedagogische praktijk. Om tegenwicht te bieden tegen de cultivering van ‘het kwetsbare kind’ introduceert hij een ‘pedagogiek van de hoop’. Om te laten zien hoe zo’n pedagogiek eruit kan zien, heeft hij de eerste letters van het woord HOOP genomen en daar geprobeerd betekenis aan te verlenen:

1. Handelingsperspectieven cultiveren;

2. Onderbreken van impulsieve oordelen;

3. Optimisme voorleven;

4. Participatie bevorderen.

Bij 1: handelingsperspectieven cultiveren. Versterk de agency, de handelingsbekwaamheid van kinderen. Leer ze dat er problemen zijn in de wereld, maar dat je dat zelf kan veranderen, door daar met elkaar wat aan te doen. De hoop ligt dus in het menselijke handelen zelf. We zijn tot veel in staat. Het is heel hoopgevend voor kinderen om van jongs af aan te leren dat je met elkaar dingen kunt bereiken door je in te spannen: leren door doen.

Bij 2: onderbreken van impulsieve oordelen. We leven in een tijd van impulsiviteit. Veel mensen hebben hun mening over allerlei zaken klaar voordat de zaken zich hebben afgespeeld en die impulsiviteit zit ook in kinderen. Ze hebben hun oordeel onmiddellijk klaar. Kinderen hebben recht op hun eigen oordelen, maar wij kunnen daar als opvoeders vragen bij stellen. Daarmee help je de kinderen verder. Een voorbeeld van de wijze waarop je met een diversiteit aan meningen in een schoolklas kunt omgaan is de methode Deep Democracy van Myrna Lewis. Het gaat er daarbij om actief te zoeken naar afwijkende meningen, om vervolgens het meerderheidsbesluit te verrijken met de argumenten van de minderheid. Je voegt de wijsheid van de minderheid dus toe aan het meerderheidsbesluit.

Bij 3: optimisme voorleven. We moeten de negativity bias (een woord uit Rutger Bregmans nieuwste boek De meeste mensen deugen) leren doorzien. Deze houdt in dat de journalistiek ons vaker negatief nieuws voorschotelt dan positief nieuws, omdat negatief nieuws nou eenmaal beter verkoopt. We moeten leerlingen leren dat een optimistische blik ook mogelijk is. Dat kan heel eenvoudig door ze de feiten voor te leggen of te laten opzoeken: die zijn vaak veel positiever dan de publieke opinie ons voorhoudt.

Bij 4: participatie bevorderen. Kinderen hebben er volgens het Kinderrechtenverdrag recht op te worden betrokken bij besluiten die voor hen van belang zijn. Wanneer we ze de mogelijkheid geven hun stem te laten horen en invloed uit te oefenen op de omgeving waarin ze opgroeien, thuis en op school, bevordert dat een gevoel van welbevinden en de wil zich te ontwikkelen.

In het nagesprek dat op de lezing van Micha de Winter volgde, stelde Maartje Janssens aan hem de vraag hoe we het schoolethos zodanig kunnen versterken, dat er een klimaat onstaat waarin een pedagogiek van de hoop gedijt. Met het stellen van de vraag openden zich nieuwe perspectieven die volgens De Winter een aparte lezing waard waren.

Belangrijk was in ieder geval dat de individuele docent natuurlijk veel kan doen, maar dat zijn en haar handelen is ingebed in de bredere context van de school en de school in de bredere context van de samenleving en dat ook daar stappen gezet moeten worden om een dergelijke pedagogiek te kunnen realiseren.

Frederike de Jong is docente godsdienst en filosofie op het Bonaventuracollege in Leiden

Noten

Reacties

1
Login of vul uw e-mailadres in.


Pas
4 jaar en 6 maanden geleden

Heel mooi! Ik mis alleen de nadrukkelijke kanttekening waakzaam te zijn om optimisme niet op te dringen (maar af te stemmen). Het is joúw optimisme, joúw hoop, joúw wens (en geloof in de werking van) positieve aspecten te benadrukken. Er schuilt een gevaar voorbij te gaan aan negativiteit, dan ligt de kracht bij luisteren in het kwadraat en de onmacht bij jezelf herkennen zodat deze niet (via projectie van -uit angst ontstane- optimisme, perspectief en hoop) bij het kind/de ander terecht komt.

Login of vul uw e-mailadres in.


Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief