Het papier is de wereld, ofwel subjectiverend onderwijs: ‘Als leerkracht weet je niet wat het antwoord van het kind zal zijn.’
23 oktober 2020
Michiel Bos onderzocht - in samenwerking met lector Aziza Mayo van de HS Leiden - hoe subjectiverend onderwijs (term gerelateerd aan werk van Biesta) eruit zou kunnen zien. In dat onderwijs staan kwalificatie en socialisatie in het licht van subjectificatie, ook wel persoonsvorming genoemd. In deze bijdrage (en video) belicht hij enkele uitkomsten van het onderzoek die kunnen bijdragen aan onderwijs dat het kind aanmoedigt te denken over de wereld, te voelen voor de wereld en de wil te ontwikkelen om in de wereld te zijn.
Michiel Bos is onderzoeker en lid van de kenniskring van het lectoraat Waarde(n) van Vrijeschoolonderwijs van Hogeschool Leiden. In zijn onderzoek heeft hij zich gericht op de leerlijn vormtekenen in het vrijeschoolonderwijs. Naast literatuuronderzoek en het bestuderen van het leerplan voor vrijeschoolonderwijs hield hij diepte-interviews met een klein aantal ervaren vrijeschoolleerkrachten en een kunstdocent van de lerarenopleiding voor vrijeschoolonderwijs en heeft hij een aantal lessen bijgewoond. Dit artikel verschijnt ook als hoofdstuk in het boek Overbruggen, een uitgave van het lectoraat Vernieuwingsonderwijs van Saxion.
In de lengterichting van de speelzaal ligt een dik touw op de grond. De zaal wordt daarmee in tweeën verdeeld. Groep 4 van Vrijeschool Ridder Joris in Zwolle zit in twee groepen tegen de lange wanden van de zaal. Twee kinderen staan naast elkaar met het touw op de grond tussen hen in. Op het teken van de juf lopen ze tegelijk allebei schuin naar voren, in spiegelbeeld en in opperste concentratie. De ene schuin naar links, de andere schuin naar rechts, van elkaar vandaan. Dan, op de afgesproken plek, maken ze een hoek en lopen ze weer schuin naar binnen in de richting van het touw tot ze weer naast elkaar staan. Ze maken weer een hoek en lopen nu naast elkaar terug naar het punt waar ze begonnen zijn. De volgende twee kinderen staan klaar.
Als de kinderen terug zijn in de klas mogen ze hun papier in tweeën vouwen zodat er een lijn ontstaat. Ze tekenen de gelopen vorm uit het hoofd na op het papier: twee driehoeken in spiegelbeeld tegenover elkaar; een zogenaamde ‘vormtekening’. Hier leren kinderen niet alleen een driehoek lopen en vervolgens tekenen; in deze oefening ontmoeten ze ook zichzelf in de wereld: in de beweging, in de ruimte en in het overbrengen van die ervaring op het papier. Het papier is de wereld.
Subjectiverend (kunst)onderwijs
In ‘Het prachtige risico van onderwijs’ beschrijft Biesta (2015) de drie domeinen waar het onderwijs zich op zou moeten richten. Namelijk: kwalificatie (kennis en kunde), socialisatie (culturele en sociale vaardigheden) en subjectificatie (persoonsvorming). De hernieuwde aandacht voor de pedagogische opdracht van het onderwijs sluit aan bij een toenemende behoefte van onderwijsprofessionals voor een breder perspectief op het kind. Dat wil zeggen: onderwijs dat niet alleen is gericht op de cognitieve ontwikkeling, maar ook van betekenis is voor de sociale en emotionele ontwikkeling van het kind (Curriculum.nu, 2019; Onderwijsraad, 2013). Biesta omschrijft subjectificatie als het wekken van de wil om op een volwassen manier in dialoog met de wereld te zijn. Dat betekent dat je als persoon in staat bent te bewegen tussen enerzijds je eigen wensen en behoeftes en anderzijds de wenselijkheid en de weerstand die je in de wereld tegenkomt.
In de vormtekenles kunnen we goed zien hoe kwalificatie en socialisatie in het licht staan van subjectificatie. Eerst worden de vormen door het lopen over denkbeeldige lijnen door de kinderen fysiek ervaren. Ze voelen hoe het is om een rechte lijn te lopen en een hoek te maken. Ze ervaren ook hoe het andere kind dat in spiegelbeeld loopt eerst dichtbij is, dan verder weg en dan weer dichtbij, om tot slot een stukje samen op te lopen.
Bij het tekenen van de gespiegelde driehoeken worden ze aangesproken op vaardigheden en komt de begripsvorming als ze de vorm voor zich zien verschijnen op het papier. Ze kunnen misschien wel ontdekken dat twee gespiegelde driehoeken samen een ruit vormen.
Deze didactiek is zo vormgegeven dat het kind wordt uitgenodigd om in de beleving, de verwondering, de aandacht, het lopen en het tekenen, zichzelf te ontmoeten. Het kind wordt impliciet de gelegenheid geboden om zichzelf de vraag te stellen: wat vraagt dit van mij? Hoe wil ik zijn in deze context? En juist in deze ontmoeting met de lesstof en de beleving daarvan kan persoonsvorming plaatsvinden. Dit noemen we subjectiverend onderwijs, omdat hier het subjectiverende moment niet een toevallig bijproduct is (het gebeurt eigenlijk altijd wel) maar er is sprake van een bewust gecreëerde pedagogische setting waarin het kind de mogelijkheid wordt gegeven zichzelf in de lesstof en de beleving te ontmoeten en in dialoog te komen met de wereld. De lesstof doet hier een appel op het kind en de leerkracht weet dat. De leerkracht weet echter niet wat het antwoord van het kind zal zijn.
Je kunt je misschien voorstellen dat het lopen en tekenen van deze gespiegelde driehoek een ander appel op een kind zal doen dan het zingen van een lied, het bewerken van een speksteen, het luisteren naar een fabel of het verwerken van lesstof over vulkanen.
Zoals we in het voorbeeld van de vormtekenles hebben kunnen zien lijkt er in het Vrijeschoolonderwijs kennis te zijn over de manier waarop je subjectiverend onderwijs kunt vormgeven. Lesstof en didactiek zijn zo gekozen dat het kind wordt uitgenodigd om zichzelf en de wereld te ontmoeten. Dit artikel beschrijft een kwalitatief onderzoek dat ik heb uitgevoerd om inzicht te krijgen in de vraag hoe kunstonderwijs bij kan dragen aan subjectiverend onderwijs en welk instrumentarium leerkrachten daartoe tot hun beschikking hebben. Hiertoe heb ik gekeken naar de manier waarop vrijeschoolleerkrachten lesstof (in dit geval vormtekeningen) selecteren en aanbieden. Ik heb in dit onderzoek voor dit specifieke vak gekozen, omdat het nadrukkelijk gegeven wordt met de intentie om het kind in de gelegenheid te stellen om de dialoog met de wereld te oefenen. Hiermee biedt de bestudering van vormtekenlessen een kans om te onderzoeken hoe kunstonderwijs kan bijdragen aan subjectiverend onderwijs en inzicht te krijgen in het instrumentarium dat leerkrachten daarbij tot hun beschikking hebben.
Het onderzoek bestond uit een literatuurstudie, lesobservatie en diepte interviews met leerkrachten. Hierbij kwamen drie centrale thema’s naar voren: het pedagogisch leerplan (1), de lesstof als ontwikkelingsstof (2) en het beeld (3). Ik zal ze alle drie toelichten. Deze thema’s geven zicht op het ‘instrumentarium’ dat leerkrachten gebruiken om tot subjectiverend onderwijs te komen.
Het pedagogisch leerplan (1)
Het pedagogisch leerplan van de vrijeschool geeft de leerkracht per leerjaar een kader van ontwikkelingsthema’s die zich in het algemeen bij het opgroeiende kind voordoen. Deze thema’s hebben betrekking op zowel de cognitieve, sociale als fysieke ontwikkeling. Het leerplan is sterk gebaseerd op de fysieke ontwikkeling van het brein en de manier waarop het kind betekenis kan geven aan en in verbinding staat met zichzelf en de wereld. Een veel gebruikt leerplan is geschreven door Astrid Schoots (Schoots, z.d.)
In elk leerjaar maken kinderen nieuwe ontwikkelingsstappen en komen daarin uitdagingen tegen. De lesstof (waaronder de vormtekenlessen) sluit aan bij deze ontwikkeling en ondersteunt het kind in het denken, voelen en willen, of in de woorden van Biesta: kwalificatie, socialisatie en subjectificatie. In groep 5 staan bijvoorbeeld vormtekeningen centraal waarin metamorfoses worden uitgebeeld. Sita de Kam zegt daarover: “Dat heeft te maken met de ontwikkelingsfase. Dan zit de derdeklasser [groep 5] op het spanningsveld, dat zich in de vierde klas [groep 6] uitkristalliseert, van helemaal kind zijn en één met de wereld en nog helemaal kind zijn maar wat afstand krijgen tot de wereld. De IK- inslag zoals we dat noemen in de vrijeschool.”
Met het tekenen van vormen die metamorfoseren wordt het kind uitgenodigd om in dialoog te komen met de verandering die hij (bewust of onbewust) ervaart. Deze verandering in de beleving van de wereld wordt dus niet uitgelegd en bewust gemaakt. De lesstof is hier een uitnodiging aan het kind om zijn eigen (subjectieve) weg te vinden met de nieuwe verworvenheden, zijn steeds veranderende blik op de wereld.
Het pedagogisch leerplan is leidend maar nooit dwingend. Het vrijeschoolonderwijs gaat met dit leerplan uit van de brede ontwikkeling van het kind waarbij op alle drie de borden tegelijk wordt geschaakt.
De lesstof is hier een uitnodiging aan het kind om zijn eigen (subjectieve) weg te vinden met de nieuwe verworvenheden, zijn steeds veranderende blik op de wereld.''
De lesstof als ontwikkelingsstof (2)
In het pedagogisch leerplan worden de algemene ontwikkelingsthema’s en de passende lesstof per leerjaar beschreven. Dat lesstof een bijdrage kan leveren aan de ontwikkeling van het kind komt omdat lesstof niet alleen als leerstof wordt gezien, maar ook als ontwikkelingsstof.
José Mol zegt hierover: “Maar het [de lesstof, M.B.] is ook een afspiegeling van wat je in het dagelijks leven nodig hebt. Maathouden, op het pad blijven, kunnen volgen, maar ook waar is jou plek in de wereld, waar plaats je de vorm op het papier? [...] Wat ik heel vaak gezien heb is dat kinderen bij wie de vorm van het papier valt of juist in een hoekje is geprutst, dat je dat ook terug ziet in hun dagelijks bestaan.”
Dat houdt in dat kinderen niet alleen kennis en kunde opdoen en dat de school een culturele en sociale functie heeft, maar dat de lesstof ook iets in het kind kan aanwakkeren. Niet alleen de wereld buiten het kind, maar ook de eigen binnenwereld is een bron voor het leren. Als een kind een driehoek loopt, ervaart het iets anders in zichzelf dan wanneer het een cirkel loopt. Je moet het maar eens proberen. Loop maar eens rustig een paar keer de vorm van dezelfde driehoek, elke zijde een paar stappen lang en dan de hoek. Loop daarna een paar keer een cirkel van een paar meter doorsnee. Dat voelt totaal anders. Waar de driehoek vraagt om af en toe stil te staan en een bewuste keuze te maken bij een hoek is het lopen van een cirkel een doorgaande, dromende beweging. Even terzijde: nu omschrijf ik de driehoek en de cirkel niet als een wiskundig figuur, maar ik schets een beeld; ik benoem de kwaliteiten van de driehoek en de cirkel, daarover zo meteen meer.
Het houdt in dat kinderen niet alleen kennis en kunde opdoen en dat de school een culturele en sociale functie heeft, maar dat de lesstof ook iets in het kind kan aanwakkeren.''
De respondenten noemen een aantal concrete voorbeelden van de analogie van vormtekenen en ontwikkelingsthema’s bij kinderen, een kleine greep:
Hoeken: Een hoek in een vormtekening is een keuzemoment. Waar ga ik heen? Er wordt van het kind aandacht en vooruitkijken gevraagd. Vlechten: Het kind wordt bij het tekenen even uit de doorgaande beweging gehaald. Het vraagt wakkerheid, alertheid en concentratie.
Spiegelen: Bij het spiegelen van vormen tijdens het lopen en het tekenen neemt het kind verschillende perspectieven in en bekijkt het zaken van verschillende kanten. Metamorfoses: Door het bewegen en tekenen van metamorfoses leert het kind dat veranderingen aan de orde van de dag zijn.
De beleving en het oefenen van de lesstof, in dit geval vormtekenen, is een analogie voor de ontmoeting van het kind met de wereld, dit innerlijk beleven, deze stoffering van de ziel is het de leerkracht te doen. Dit gegeven is een essentieel onderdeel van de keuze die de leerkracht maakt om dan wel een driehoek, dan wel een cirkel met de kinderen te gaan lopen en te tekenen. Dat geldt niet alleen voor de vormtekenles; dat geldt voor alle lesstof.
Het beeld (3)
Kwalificerende elementen in het onderwijs kunnen we benoemen als kennis en kunde. We kunnen die aanwijzen en expliciet maken. We kunnen ze zelfs meten met behulp van toetsen. Dat geldt in zekere zin ook voor socialisatie, waarbij het gaat om culturele en sociale vaardigheden. We kunnen normen, gewoontes en gebruiken benoemen en aanwijzen.
Het benoemen van subjectiverende elementen van onderwijs is ingewikkelder. Het gaat hier immers om de innerlijke en persoonlijke ontwikkeling van het kind. Hier expliciete woorden voor gebruiken of richting aan geven, is tegenstrijdig aan de existentiële vrijheid van het kind om te worden wie het is of hoe het wil zijn.
De leerkrachten die ik heb gesproken, gebruiken het beeld als middel om zicht te krijgen op en woorden te geven aan de subjectiverende intentie van hun onderwijs. Het gaat daarbij niet om een plaatje of een standbeeld, maar om een indruk van iets. De leerkrachten gebruiken beelden om kwaliteiten van kinderen benoemen, maar ook van groepen of van de lesstof.
Het beeld is een verzameling kwaliteiten die aan een fenomeen worden waargenomen. Het beeld van iets is vaak een metafoor. Hoe meer kwaliteiten er gevonden worden, hoe levendiger de metaforen en hoe completer het beeld.
Deze beelden zijn nooit statisch of eendimensionaal. De leerkracht probeert elke dag opnieuw de leerlingen, de groep en de lesstof te zien in het moment en het beeld aan te passen en completer te maken. De leerkracht baseert zich daarbij niet alleen op het feitelijk waarneembare, maar ook op zijn of haar eigen beleving, levenservaringen en interpretaties.
In de vormtekenles kiest de leerkracht de vorm waaraan gewerkt gaat worden, mede op grond van het beeld dat met het werken aan en ervaren van de vorm bij de kinderen opgewekt kan worden. Wanneer je de keuze van de lesstof niet alleen op de feitelijke definities baseert, maar ook op de beleving en de mogelijkheid om zichzelf in die lesstof te ontmoeten, dan geeft het beeld de mogelijkheid om de subjectiverende intenties en kwaliteiten van de lesstof te benoemen.
In de interviews kwamen een aantal voorbeelden voorbij:
- Het lopen of tekenen van een indraaiende spiraal brengt rust en concentratie. Een uitdraaiende spiraal zal het kind eerder naar buiten gericht krijgen.
- Het lopen of tekenen van een hoek is een keuzemoment, een moment van wakkerheid.
- Het lopen of tekenen van ronde, doorlopende vorm (bijvoorbeeld een lemniscaat) helpt het kind om een stromende, doorgaande beweging te ervaren.
Deze beelden van vormtekeningen worden voor het kind in de basisschool vrijwel nooit geëxpliciteerd of uitgelegd. Het kind wordt door het doen uitgenodigd de werking van de lesstof op eigen wijze te ervaren. Het kind mag in vrijheid, verwondering en spel deze ontmoeting met de lesstof aangaan.
Juist omdat het hier niet alleen gaat om de feiten, maar ook om beelden (de kwaliteiten benoemd in metaforen), is er voor het kind altijd ruimte om iets anders, iets subjectiefs te ervaren. Het beeld is een zachte kracht die zowel richting als vrijheid geeft. Het onderzoeken, benoemen en het inzetten van het beeld dat een kind, een groep of de lesstof oproept geeft de mogelijkheid om de dialoog met de wereld in de onderwijspraktijk mogelijk te maken.
Juist omdat het hier niet alleen gaat om de feiten, maar ook om beelden (de kwaliteiten benoemd in metaforen), is er voor het kind altijd ruimte om iets anders, iets subjectiefs te ervaren. Het beeld is een zachte kracht die zowel richting als vrijheid geeft.''
Het pedagogische leerplan, de lesstof als ontwikkelingsstof en het beeld geven de leerkracht instrumentarium om met behulp van het papier een oefenplaats te realiseren waarin het kind zichzelf kan ontmoeten en zijn dialoog met de wereld kan oefenen. Het biedt het kind een kans om op papier dat te doen en te oefenen wat het heeft te ontwikkelen om in dialoog met de wereld te kunnen zijn.
“Het papier is de wereld” is een uitspraak van José Mol (vrijeschoolleerkracht) tijdens een van de interviews voor dit onderzoek. Hierin zit alles besloten. Dit beeld van de vormtekenles is een metafoor voor wat er in les wordt nagestreefd. Het zegt precies wat de leerkracht met de vormtekenles beoogd: het kind op een veilige en kunstzinnige manier in dialoog brengen met de wereld. Het kind uitnodigen om zichzelf in die wereld te ontmoeten, zich als persoon te vormen.
Michiel Bos is onderzoeker en lid van de kenniskring van het lectoraat Waarde(n) van Vrijeschoolonderwijs van Hogeschool Leiden. Hij werkt als kunstdocent (via de Toonwerkplaats) en onderzoeker in het onderwijs.
In onderstaande video maak je kennis met het onderzoek van Michiel Bos naar onderwijs waarbij subjectwording centraal staat. Hier vertelt hij over het onderzoek, de uitkomsten en ervaar je hoe het tekenen van vormen een metafoor kan zijn voor de dialoog met de wereld.
Overbruggen: subjectwording door kunstonderwijs
Dit is een hoofdstuk uit het boek Overbruggen, verbinden van vernieuwingsonderwijs en onderzoek - een uitgave van het lectoraat Vernieuwingsonderwijs. Op 13 november 2020 zal het boek beschikbaar komen. Het rijkelijk geïllustreerde boek komt uit in de inspiratiereeks van het lectoraat Vernieuwingsonderwijs en kan via de uitgever worden besteld.
Literatuur
- Biesta, G.J.J. (2015). Het prachtige risico van onderwijs. Culemborg: Uitgeverij Phronese.
- Bos, M. (2020). Het papier is de wereld. (Onderzoeksverslag). Geraadpleegd van De Toonwerkplaats.
- Currcilum.nu (2019, april). Handreiking Brede vaardigheden. [pdf] Geraadpleegd van Curriculum.nl
- Onderwijsraad (2013). Een smalle kijk op onderwijs. Den Haag: De Onderwijsraad.
Schoots, A. (z.d.). Leerplan Vrije School. [pdf]. Geraadpleegd van RSSschool.
Reacties