Zelfsturing: zonder leraren lukt het niet
26 september 2019
Iedereen is het erover eens dat leerlingen zelfsturende vaardigheden moeten meekrijgen. Hóe je de leerlingen dat aanleert, wordt echter vaak bediscussieerd. ‘Maar dat je als leraar de controle helemaal uit handen geeft, is een dik misverstand’, stelt Koen Lombaerts, hoogleraar educatiewetenschappen aan de Vrije Universiteit van Brussel. Hoe zet je wel de juiste stappen naar zelfsturing? En wat leren we van kleuterleraren? Bart de Wilde schreef het artikel ‘Zelfsturing: zonder leraren lukt het niet’ op Klasse.be en wij herpubliceren het hier.
‘Leerlingen maak je zelfsturend door ze aan te leren hoe ze leren én met welke leerstrategieën ze het beste uit zichzelf halen. Door ze vooraf te laten nadenken hoe ze een opdracht aanpakken en of ze genoeg voorkennis hebben. En ze tussendoor en achteraf te laten analyseren wat gelukt is, waar ze vastlopen en bij wie ze hulp inroepen: online, bij klasgenoten of de leraar? Die beslissingen over zijn leerproces neemt de leerling op termijn dan zelf,’ definieert Koen Lombaerts, hoogleraar educatiewetenschappen aan de VUB.
‘Dat lukt natuurlijk niet meteen. Maar wachten tot een leerling 10 jaar is, zoals leerpsychologen en neurowetenschappers lang voorschreven, valt af te raden. Zij gingen ervan uit dat jonge kinderen een naïeve, eenzijdige kijk hebben op hun leerprestaties en hun eigen acties niet nauwkeurig kunnen beschrijven.’
Hardnekkige misverstanden
‘Recente onderzoeken stellen dat je zelfsturing wel al vanaf de kleuterklas kan stimuleren. Sterker nog: dat geeft een mooie voorsprong. Niet door een kind zonder bandjes in een zwembad te gooien en je vingers te kruisen dat het zwemt. Je geeft het leerproces nooit helemaal af aan je leerlingen. Je begeleidt ze door op cruciale momenten de juiste ondersteuning te geven, op alle leeftijden. Door je eigen denkprocessen luidop te voeren. Door te vragen wat ze denken te moeten doen om een opdracht succesvol af te ronden en te feedbacken op de strategieën die ze inzetten. Door bij een evaluatie stapjes in een redenering terug te zetten. Dat alles pikken ze beetje bij beetje op.’
‘Zelfsturing stimuleren is evenmin synoniem voor totaal individuele leertrajecten. Dat is nog zo’n hardnekkige misvatting. Het kan niet zonder klassikale instructiemomenten. Laat leerlingen samen de theorie over staartdelingen of verkeer ontdekken. Alle leerlingen hebben die basiskennis nodig. Maar toepassingen maken, oefenen in contexten en op verschillende niveaus kan wel via zelfsturing, individueel of met klasgenoten. Net zoals in de sport: voetbalcoaches trainen spitsen anders dan verdedigers en thuis oefenen die spelers wellicht ook andere vaardigheden. Maar er blijven gemeenschappelijke trainingen op conditie of balcontroles.’
Piloten in de kleuterklas
Inzetten op zelfsturing lukt al vanaf de kleuterklas, bevestigt ook Tinne Van Camp, docent leerpsychologie aan de lerarenopleiding van UCLL. Ze wijst op een sterke link met executieve functies als plannen, aanpassingsvermogen, zelfcontrole en werkgeheugen. Die functies maken zelfsturing mogelijk.
‘Kleuters zijn zeer gevoelig om die cruciale functies te ontwikkelen. Door als leraar in te zetten op zelfsturing help je alle kinderen daarbij, maar vooral kleuters met een minder sterke sociale achtergrond. Vaak missen ze rolmodellen omdat hun ouders zelf worstelen met plannen, met zelfcontrole en structuur. Hun leefomgeving stimuleert minder zelfsturing: ze groeien op in grotere chaos, met minder rijke materialen. Kinderen met lage zelfsturing kunnen op school moeilijker keuzes maken en werken minder scenario’s uit in de speelhoeken. Als leraar hun zelfsturende vaardigheden helpen ontwikkelen, is cruciaal voor hun leerkansen en persoonlijke ontwikkeling.’
‘Kleuterleraren trainen zelfsturende vaardigheden vaak geïsoleerd. Met stopspelletjes oefenen ze impulscontrole, met memorie het werkgeheugen. Kinderen gaan daarop snel vooruit, maar passen wat ze leerden niet zomaar toe in hun dagelijkse leven. Dat lukt ze beter als je een integrale, complexe vorm van zelfsturing vraagt. Als je leerstrategieën combineert. Dat doe je door niet zomaar een stappenplan aan te bieden, maar vooraf kinderen zelf alle opties te laten zoeken en achteraf ook evalueert wat (niet) werkte. Pas dan maak je kinderen zelfsturend en niet alleen zelfstandig. En het lukt nog meer door vrij spel of rollenspel aan te bieden. Daar worden kinderen op een heel spontane en natuurlijke manier uitgedaagd om hun zelfsturing maximaal in te zetten. Kinderen moeten er plannen, keuzes maken, samenwerken, initiatief nemen.’
‘Uitdaging voor de kleuterleraar: hoe kan je vrij spel verbeteren zonder zelf te sturen? Daarvoor moet je eerst scherp observeren, daarna kan je meespelen en nieuwe elementen toevoegen als het kind die nodig heeft om zijn spel vorm te geven. Bekijk dan hoe ze dat voorwerp integreren. Leraren reserveren vaak onvoldoende tijd om spelende kinderen te observeren of zelf mee te spelen in de hoeken. Of zetten met een snelle spelsuggestie kleuters vast, want die volgen maar al te graag het voorstel van hun leraar. Maar zo nemen leraren de regie in handen en dreigen kleuters uitvoerders te worden van het plan van de leraar.’
Vliegende start, trager vervolg
Hoe ouder een leerling, hoe meer zelfsturing je als leraar vraagt? Lijkt logisch omdat de executieve functies en metacognitieve vaardigheden tijd vragen om te ontwikkelen. Denk aan impulscontrole, schakelen tussen opdrachten, prioriteren of op lange termijn plannen. Geen spek voor de bek van een zesjarige, natuurlijk. En toch valt het Koen Lombaerts op dat net kleuterleraren het sterkst inzetten op (prille vormen van) zelfsturend leren.
‘Lees een visietekst van een kleuterschool en je stuit op de term ‘zelfontdekkend leren’. Kleuterleraren serveren in hun klas veel zelfstandige taken en geven kinderen de tijd om uit te zoeken hoe ze tot een resultaat komen. Kinderen zijn daar ook toe in staat, zelfs al hebben ze nog niet de vaardigheden om perfect zelfsturend aan de slag te gaan en echt hun leerproces vast te pakken. Ze daarin trainen, start al met zelf oplossingen zoeken om hun jas aan te trekken, met themaweken vanuit kindervragen, met zelfontdekkende speel- en leerhoeken.’
‘Vanaf het lager schakelen we vaker naar een meer klassikale aanpak. In secundair en hoger onderwijs puren we dat nog verder uit. Structuur primeert op zelfsturing. En alles moet snel, terwijl zelfsturing tijd vraagt. Bij elke overgang, van kleuter naar basis, van basis naar secundair, van secundair naar hoger, zetten we vreemd genoeg stappen terug en negeren we de voortgang die kinderen in het voorgaande onderwijsniveau boekten.’
‘We bouwen niet verder op de uitdagende eindtermen ‘leren leren’ op het einde van de lagere school. Daarin vragen we dat leerlingen, met of zonder begeleiding, zelf kunnen plannen. Maar we doen daar te weinig mee in het secundair en lijken het proces van externe sturing naar zelfsturing van nul op te starten.’
Obstakel? Niet meteen naar de leraar
‘Basisonderwijs leent zich uiteraard beter tot zelfsturing. Er is meer flexibiliteit, meer kans om via projectwerk een thema uit te kleden vanuit verschillende invalshoeken en leergebieden. Leerlingen leren er ook vaker samenwerkend leren, waarbij ze veel vrijheid krijgen, elkaar mogen stimuleren en bijsturen. Lopen ze even vast, dan roepen ze hulp in bij klasgenoten in plaats van meteen naar de leraar te stappen. Leraren werken er ook vaker met codes: groen kaartje op de bank betekent dat ik het zelf kan, geel dat ik online of bij een klasgenoot hulp zoek, rood dat ik een leraar nodig heb.’
‘Wat ook helpt: kleuters en leerlingen uit het lager onderwijs tonen vaak meer drang tot schoolse zelfsturing. Ze wíllen dingen zelf kunnen, van veters knopen tot een video maken, en dat trots tonen aan hun leraar en klasgenoten. Terwijl pubers liever anoniem onderuit zakken in hun bank, het helemaal oké vinden dat de leraar gewoon uitlegt hoe de renaissance in elkaar zit en een stappenplan meegeeft. Ze showen veel liever wat aangeleerde hulpeloosheid dan vooraan te moeten presenteren wat ze zelf of in groepjes uitgezocht hebben.’
Levenslang sturen
De vraag naar zelfsturing klinkt luid, bij toekomstdenkers en werkgevers. Het is een van de soft skills die onmisbaar lijkt voor de toekomst. Jongeren zullen hun (beroeps)leven in handen moeten nemen; levenslang moeten leren en schakelen naar nieuwe horizonten. Zonder een stevige portie zelfsturing lijkt dat onmogelijk.
‘Net daarom heeft onderwijs de maatschappelijke taak om zelfstandigheid en zelfsturing al van jongs af aan te leren’, stelt Koen Lombaerts. ‘Ook al kan je de effecten daarvan moeilijk meten, want die zie je pas op lange termijn. Wat we wel weten: zelfsturende mensen leren vaker levenslang en halen betere studieresultaten in secundair en hoger onderwijs. Niet toevallig, want ons onderwijs kent nog altijd huiswerk, toetsen, examens of praktische (eind)proeven waarbij leerlingen zelfgestuurd een leeractiviteit of -prestatie moet leveren en daarop beoordeeld worden. Als je dan kan terugvallen op vaardigheden als plannen of analytisch denken, stijgt je kans op een goed resultaat. Zelfsturing helpt kinderen dus op school, maar ook in hun latere professionele en privéleven.’
De grenzen van zelfsturing
Iedereen zelfsturend? Het idee nam heel snel een hoge vlucht, tot zowel in onderwijs als in het bedrijfsleven kinderziektes opdoken, vaak door een te snelle, vergaande omschakeling of onscherpe doelstellingen. Commerciële concepten zoals de Zweedse Kunskapskolan bijvoorbeeld, waar leerlingen grotendeels zelf hun leerdoelen bepalen en een eigen online leerroute lopen door speciaal ontwikkeld lesmateriaal, vangen in Nederland en Groot-Brittannië steeds meer tegenwind. Bedrijven keren hun kar nu blijkt dat in haastig samengestelde zelfsturende teams toch leiders opstaan en werknemers soms braaf binnen hun comfortzone blijven.
Voor welke valkuilen moet je oppassen als je zelfsturend wil werken? ‘Er zijn puur praktische grenzen’, vertelt Tinne Van Camp. ‘Een kind uit het tweede leerjaar kan al verder staan qua zelfsturing dan een leerling uit het vijfde. De verschillen zijn nog groter dan de taal- of rekenniveaus in je klas. Een hele klus voor leraren om daarmee om te gaan, zeker in een onderwijssysteem dat nog te vaak in jaarklassen denkt.’
Koen Lombaerts: ‘Zelfsturing werkt ook niet even goed voor elk kind in je klas. Ze groeien daarin niet allemaal even snel. Zo staan meisjes tussen hun 9 en 12 jaar verder dan jongens. Leerlingen zitten ook in verschillende thuissituaties, met ouders die niet allemaal even sterk participeren aan hun leerproces. Of een kind kan voor rekenen al heel zelfsturend werken, maar heeft bij Frans wel nog veel sturing nodig. Gelukkig kennen leraren hun leerlingen goed en houden ze daarmee rekening. Ze zoeken bij elk kind de balans tussen begeleiden en loslaten. En belangrijk: moeten ze in elk vak specifieke leerstrategieën aanleren.’
‘Nog een valkuil: zelfsturing betekent niet dat leerlingen binnen hun eigen blikveld blijven hangen of alleen taken en thema’s aanpakken die ze graag doen. Je kan in klimaatlessen alle info zelf aanreiken. Maar met iets meer flexibiliteit, met een mix van doceren en zelfsturing, kan je je lessenreeks minstens even leerrijk en uitdagend maken. Neem interesses en inzichten van je leerlingen mee. En stretch die door daaraan nieuwe onderzoeksvragen te koppelen die ze stap voor stap uitwerken en hen zelfgestuurd verder brengen dan zij in eerste instantie dachten.’
Dit artikel is overgenomen van Klasse.be.
Reacties