Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Weet waar je voor staat

9 september 2019

Hoe los jij conflicten in de klas op? Is het oké voor jou als iets niet direct lukt? Het zijn vragen die je je als leerkracht kunt stellen en die je confronteren met jouw overtuigingen over goed lesgeven en over leren. Het zijn ook vragen die Christiaan van Os zich stelde nadat er in zijn klas een vechtpartij uitbrak toen Marciano keihard klasgenoot Romeo op zijn neus timmerde. Terwijl net ook de vakdidacticus van de lerarenopleiding op bezoek was in de klas. Een spannend moment voor Christiaan.

Vraag een docent wat voor werk hij doet, en vaak zal het antwoord zijn: ‘Ik sta voor de klas.’ Een nogal letterlijke invulling van ‘Waar sta je voor?’. Nog veel belangrijker is het echter om te weten waar jij voor staat in figuurlijke zin. Wat is voor jou belangrijk? Waar liggen voor jou de grenzen van wat oké is en wat niet? Welke overtuigingen heb jij over goed lesgeven, over leren, over fouten (mogen) maken, over respectvol met elkaar omgaan? Jouw antwoorden op deze vragen vormen het fundament onder jouw manier van lesgeven, onder de beslissingen die je neemt van minuut tot minuut. Ze bepalen in grote mate hoe jij (onbewust) reageert op het gedrag van jouw leerlingen. En, misschien nog wel belangrijker, ze bepalen welk voorbeeld jij bent voor kinderen in jouw klas(sen) en de lessen die jij hen bewust en onbewust leert.

Hoe dat in de praktijk kan werken? In het vervolg van deze blog deel ik een anekdote over het vroege begin van mijn docentschap.

Een explosieve situatie

Het was op een gure dinsdagochtend in november 2011. Mijn 4havo-klas en ik hadden het genoegen om plaats te nemen in een slecht verwarmd noodlokaal (zo’n witte blokkendoos) waarin de leerlingen als sardientjes in een blik op elkaar gepropt zaten. Los van de barre omstandigheden was deze ochtend van extra spanning voorzien, omdat mijn vakdidacticus van de lerarenopleiding een bezoek aan mijn les bracht. Er was mij een hoop aan gelegen dat ik die dag een goede indruk zou achterlaten. De niet optimale omstandigheden zouden mij daar niet van weerhouden, besloot ik ter plekke.

Gefocust en met veel energie heette ik mijn leerlingen welkom en stelde ik hen voor aan mijn vakdidacticus. Vervolgens startte ik mijn les en doken we gezamenlijk in de wondere wereld van balansen en resultatenrekeningen. Tijdens mijn uitleg voelde ik, volledig tegen mijn zin in, een zweetdruppel langs mijn voorhoofd glijden. Het blijft toch spannend, gezien en beoordeeld worden. Enkele minuten daarvoor zag ik in mijn ooghoeken dat er iets speelde tussen Romeo en Marciano. Romeo speelde het spelletje genaamd ‘ik-hou-mijn-wijsvinger-vlakbij-jouw-gezicht-maar-ik-raak-je-niet-aan-dus-ik-doe-niets-verkeerd-maar-ik-irriteer-je-toch-lekker-puh’.

Tot mijn latere spijt, besloot ik op dat moment om er geen aandacht aan te besteden, gefocust als ik was op het geven van een goede, strakke uitleg. Een tikkende tijdbom, zo bleek even later.

Terwijl ik net de fijne kneepjes van debiteuren en crediteuren aan mijn leerlingen voorschotelde, gebeurde het in een flits. Aan de linkerkant van mijn lokaal, vlakbij het raam, knakte er iets. Een enigszins misselijkmakende knak. Gevolgd door het rondspatten van een rode vloeistof en een schreeuw van ongeloof.

Marciano besloot op explosieve wijze dat hij het spelletje van Romeo niet langer tolereerde en timmerde zijn vuist loeihard op de neus van Romeo. Zijn neus begaf het daarbij direct evenals het dunne laagje zelfvertrouwen waarmee ik op dat moment voor de klas stond.

Ik moest reageren, optreden. Kordaat en resoluut. Dit gedrag ging alle perken te buiten. De veiligheid in mijn klas stond op het spel. Toch was daar in mijn stem weinig van te merken. Aarzelend riep ik uit: ‘Marciano, ga je maar melden bij meneer Dijkhuizen.’ Tot mijn verbazing bleef Marciano echter zitten. Ook toen ik mijn boodschap nog een keer herhaalde. Het was alsof hij niet zeker wist of ik het wel meende. Alsof hij even afwachtte of ik wel achter mijn beslissing stond om hem naar het afdelingshoofd te sturen.

Pas na de derde keer besloot Marciano dat ik toch echt wilde dat hij het lokaal zou verlaten.

De kracht van overtuigingen

Het heeft een tijd geduurd voordat ik doorhad waarom Marciano in eerste instantie bleef zitten. Maar na enige tijd daalde het in: een deel van mij had begrip voor Marciano. Romeo haalde hem het bloed onder de nagels vandaan en had consequent geweigerd te luisteren naar beleefde verzoeken van Marciano om te stoppen. Een veel jongere versie van mij had op z’n minst dezelfde neiging gehad om te doen wat Marciano deed. Niet iets om trots op te zijn, maar wel mijn innerlijke werkelijkheid van dat moment.

Het moment van reflectie triggerde een flashback naar mijn jeugd. Ooit had ik als kind besloten dat het oké was om af en toe een tik uit te delen als de situatie daarom vroeg. Uit zelfbescherming; ik wilde dat het pesten zou stoppen.

En dat straalde ik uit toen ik Marciano sommeerde te vertrekken; de toon van mijn stem, de blik in mijn ogen, mijn gehele non-verbale houding, vertelde Marciano dat ik het voor een deel met hem eens was en dat ik wellicht hetzelfde had gedaan. Geen wonder dat hij twijfelde om op te staan en naar de afdelingsleider te gaan.

Geleerde les

Ondanks dat ik er op dat moment heel erg van baalde, dat dit net gebeurde toen mijn vakdidacticus kwam kijken en dat dit überhaupt gebeurde, ben ik achteraf toch erg blij dat deze leermogelijkheid zich aan mij aandiende. Een ‘blessing in disguise’.

Het werd mij na verloop van tijd haarscherp duidelijk dat het essentieel is om mezelf als docent goed te kennen. Dat mijn persoonlijke overtuigingen mijn gedrag in de klas sturen en dat het maar de vraag is of dit in het belang van de klas is. Mijn eigen overtuiging dat het soms oké was om van je af te slaan, conflicteerde met wat mijn klas nodig had (grenzen, veiligheid) en wat ik als docent moet brengen om een fijne situatie in de klas te creëren waarin leren mogelijk is.

Begrijp me goed: iedereen weet dat het niet oké is dat leerlingen elkaar slaan en dat je dat als docent nooit en te nimmer mag tolereren. Dat weet ik nu en wist ik toen ook. Dat is niet het punt.

Het gaat er wel om dat (onbewuste) overtuigingen je gedrag als docent sturen, zelfs als je rationeel weet dat het niet helpend is in je klas. De boodschap die ik non-verbaal uitstraalde was niet de boodschap die ik mijn leerlingen mee wilde geven.

Lesgeven begint bij het onderzoeken van je eigen overtuigingen, om vervolgens te bepalen of deze wel of niet in het belang zijn van de klas. Is het antwoord nee, dan is het tijd om afscheid te nemen van de overtuiging en een nieuwe overtuiging daarvoor in de plaats te laten komen.

Pas als je weet wie je bent en wat je belangrijk vindt, kun je bewust kiezen wat jij jouw leerlingen wil meegeven.

Slotgedachten

Overtuigingen heeft iedereen. Sommige ondersteunen een positief en veilig leerklimaat, sommige niet. Stel jezelf maar eens de volgende vragen:

  • Hoe los jij conflicten op?
  • Mag jij van jezelf fouten maken?
  • Is het oké als iets niet (direct) lukt?
  • Is het oké als leren niet de hoogste prioriteit heeft?

Jouw persoonlijk antwoord op deze vragen (en vele andere) bepalen in grote mate wat jij (on)bewust communiceert en meegeeft aan jouw leerlingen.

Ik hoop in ieder geval dat ik je met dit verhaal aan het denken zet over wat voor jou als docent belangrijk is en dat je je afvraagt in hoeverre dit dienend is voor jouw leerlingen.

p.s.: met Romeo is alles goed gekomen!

Vraag: welke situatie in jouw lespraktijk roept bovenstaand verhaal bij jou op?

Christiaan van Os is docent, onderwijsvernieuwer en eigenaar van onderwijslessen.nl. Hij helpt VO-docenten een krachtige en flexibele stijl van lesgeven te ontwikkelen zodat ze met meer ontspanning, leukere en effectievere lessen creëren.

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief