Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

“We willen verslaving aan het leerproces teweegbrengen”

1 september 2011

Tijdens de Learning Lane nam Peter Pijl (NTO-Effekt) zijn publiek mee op een reis door de “spectaculaire machine” die ons brein heet. Het werd een meanderende tocht langs bergbeklimmers, dopaminedealers, een blinde man die leert zien en een autist met een bijzonder visueel geheugen. Om te eindigen bij de leerling, de leraar en zijn vakmanschap.



Wie? Peter Pijl, NTO-Effekt
Wat? Workshop “Je hersens erbij”
Waar? NIVOZ/hetkind op de Learning lane, 25 augustus 2011
Inhoud: De verworvenheden van hersenonderzoek en hun toepassing in de klas
Vrolijkste moment: Wanneer de diavoorstelling te lang stilstaat, kondigt de beamer aan dat “de slaapstand wordt voorbereid”. “Dat had ik ook een keer toen ik voor een grote zaal stond,” zegt Peter Pijl: “En iedereen zag het, behalve ik.”
Leukste vraag: “Is een leraar daarmee dus een dopaminedealer?”
Opmerkelijkste citaat: “De essentie van ons werk is vakmanschap in dienst van degene die leert.”


Als een touwbrug over een ravijn
Er zijn van die metaforen die bijblijven – sprekend, beeldend en geen al te grove versimpeling van de werkelijkheid. Peter Pijl heeft er zo een aan het begin van zijn presentatie Je hersens erbij, waarin hij bevindingen uit hersenonderzoek zal gaan verbinden aan wat je daar praktisch mee kunt in de klas. Het betreft een filmpje dat start met een hippe 3-D reis langs neuronen in de hersenen om te eindigen bij een van de belangrijkste karakteristieken van de hersencommunicatie: onze hersencellen zijn geen compleet gesloten netwerk, zoals een elektrisch circuit dat is, maar om een signaal van de ene hersencel naar de andere te brengen moet er telkens een kloof overbrugd worden. Die kloof heet een synaps en de stofjes die van de ene naar de andere kant gaan heten neurotransmitters. In het hoe, waarom en wanneer van het loslaten van die neurotransmitters schuilt veel van de magie van de hersenen. Meteen weer vergeten. Wat van belang is voor het leren, is dat dit kloofjes zijn waar je een sterke microscoop bij nodig hebt om ze überhaupt te kunnen waarnemen, maar die in wezen, zo stelt Pijl, vergelijkbaar zijn met een diep ravijn: “Het leren, het ontwikkelen van je hersenen, is het bouwen van verbindingen over die ravijnen.”

In de daaropvolgende beelden zien we een groep klimmers door een woest berggebied trekken en aankomen bij een ravijn van enkele tientallen meters breed. Een touw met anker wordt over het ravijn gegooid op zoek naar houvast. Daarna gaat een eerste dappere avonturier over het touw naar de overkant om de verbinding er te gaan verstevigen. Meer kabels volgen, tot er na vele oversteken een solide touwbrug gebouwd kan worden en de oversteek over de diepe kloof een fluitje van een cent wordt.



Wat haal je uit dit filmpje, vraagt Pijl zijn toehoorders? “Het gaat over nieuwe verbindingen aanleggen”, meent iemand. “Leren gaat in het begin niet makkelijk”, stelt een ander. “De kracht van herhaling: de verbinding wordt steviger, de overtocht makkelijker, wanneer je hem een paar keer gemaakt hebt”, vult een derde aan.

Het plooibare brein
Leren is het fysiek aanpassen van de neurale netwerken, gaat Pijl verder. De hersenen zijn plastisch en de verbindingen kunnen veranderen van vorm en samenstelling, al naar gelang hoe je ze stimuleert. Hoe plastisch het brein kan zijn, laat Pijl zien aan de hand van een filmpje waarin een blinde man leert zien met zijn tong. Via camera’s op zijn hoofd worden objecten in zijn omgeving geregistreerd, die vervolgens worden “geprojecteerd” op de tong van de blinde man. Waar bij ziende mensen de signalen in het oog een verbintenis leggen met bepaalde hersendelen die de beelden zichtbaar maken, gaan de tongstimuli na verloop van tijd, via een heel ander pad, toch naar precies diezelfde hersendelen. Het resultaat: we zien de blinde man probleemloos door deuropeningen lopen en doelgericht objecten aanraken, alsof hij kan zien. Pijl: “Het is echt een spectaculaire machine die wij allemaal in ons hoofd hebben. En let op, deze man is van middelbare leeftijd – de plasticiteit van het brein houdt dus niet op bij een bepaalde leeftijd, zoals lang gedacht is. Wat we inmiddels weten, is dat een mens als hij ouder wordt meer op routine gaat leunen. Daarmee neemt je leerbaarheid af. Het gaat erom, zoals de boeddhisten zeggen, een beginner’s mind te houden.”



Wat die spectaculaire machine kan blijkt uit een al even fascinerend fragment over Stephen Wiltshire, een autistische man uit Londen die, à la Rainman, een bijzondere gave heeft. Al sinds jonge leeftijd kan hij, met een heel korte blik op een architectonisch object, dat bouwwerk tot in detail natekenen. Stephen gaat de uitdaging aan om Rome, een stad die hij nog nooit gezien heeft, te tekenen. Na een vlucht van 45 minuten boven de stad, begint hij aan zijn vrijwel loepzuivere weergave van de Sint Pieter, het Colosseum, het Pantheon, het Forum Romanum én van alle straatjes en steegjes daartussen. Dagen blijft hij onafgebroken tekenen.



“Hoe is het mogelijk?” is de reactie van een van de deelnemers aan de workshop. Een ander betoont zich “flabbergasted”. “Waar doet hij het voor?”, wil iemand weten. Die vraag leidt in de richting waar Peter Pijl op wil: leren vindt bij uitstek plaats in een omgeving waar je je betrokken en uitgedaagd voelt. Stephen Wiltshire is hier helemaal in zijn element: hij doet het omdat hij dit goed kan én vanwege de waardering, het applaus, dat hem ten deel valt. Het vormt een opmaat naar de rol van succeservaringen bij het leren.

Verslaafd aan het leren
“We zijn uit op een verslaving aan het leerproces”, stelt Peter Pijl halverwege zijn presentatie. Hij legt uit dat leren plaatsvindt plaats in een zichzelf versterkende loop, waarvan de succeservaring een cruciaal onderdeel is. Bij kinderen start het met een taak, een opdracht, die hun interesse prikkelt. De taak moet relevant en op niveau zijn, wil het de aandacht van het kind krijgen. Niet dat de betrokkenheid van het kind dan al helemaal “van zichzelf” is, maar zijn nieuwsgierigheid is gewekt. Daarna is het van belang dat het succes, het slagen van de opdracht, zichtbaar is – in eerste instantie vaak begeleid door een externe beloning. Dat succes leidt tot een goed gevoel – op hersenniveau: het vrijkomen van het vrolijkheidshormoon dopamine, dat de zojuist aangelegde neurale verbindingen versterkt, en acetylcholine, wat helpt te concentreren. Beide versterken de lol in het leren, en zo kan de “leermachine” een nieuwe cyclus in gaan.

Wanneer je de opstartfase voorbij bent, komt het leren volgens Pijl in een verslavingsfase. In deze tweede fase is de externe beloning niet meer van belang. De lerende begint zijn taak met meer gelaagdheid te zien: hij onderscheidt inhoud, tempo, timing en andere aspecten van het leren. Kortom, hij neemt controle over het leerproces. Het is nog steeds van belang dat successen zichtbaar zijn en een fijne mix aan hormonen losmaken, die weer leiden tot de behoefte nóg meer te willen leren. Maar het aandeel van externe motivators neemt sterk af: ze hebben nog wel een rol, maar nu meer in het uiten van waardering, van ondersteuning en bevestiging voor wat de lerende zelf al ondervindt als leuk en de moeite waard. Een geslaagde opdracht leidt tot een fijn gevoel, waardoor de zin in leren nog sterker geprikkeld wordt. De lust tot leren is bijna tot een perpetuum mobile verworden.

Over vissen, vuurwerk en vooruitlezen
Om iets te laten zien van het concrete werk in de klas – voorbij de neurale netwerken en prettige hormooncocktails, behandelt Peter Pijl de casus van Alex, een dyslectische jongen met een ernstige gedragsstoornis en een verstoorde thuissituatie. Alex’ leesniveau was blijven steken op AVI-6. Hij voelde geen motivatie daar iets aan te veranderen en kreeg geen ondersteuning van thuis. Het team van Pijl slaagde er in acht weken tijd in om de jongen wat meer plezier in het lezen te geven én, ook tot Pijls eigen verbazing, hem te laten opklimmen tot het hoogste leesniveau, AVI-9.

AVI is met name een maat voor de leessnelheid, en leraar en leerling bepaalden samen wat ze wilden bereiken. Alex koos teksten over vissen en vuurwerk lezen én hij mocht “vooruitlezen” in het voorleesboek van de meester – drie zaken die hem erg interesseerden. In een intensief schema van vier keer in de week, vijftien minuten per keer trainden de meester en Alex samen het lezen. Om de vooruitgang bij te houden, lag er een stopwatch op tafel en mocht Alex telkens vooraf inschatten hoe lang hij erover zou doen. En als (externe) beloning spraken Alex met zijn meester af dat hij computertijd en een 3D-bouwplaat zou krijgen.

Hoewel de leessnelheid minder spectaculair toenam dan Alex zelf dacht (vooral omdat hij zijn startniveau erg laag inschatte), kreeg de leerling gaandeweg plezier in de activiteit. Ook voor Alex brak de “verslavingsfase” aan, waarin hij niet alleen blij en trots was, maar ook leerde reflecteren op zijn voortgang en inzet. En zelfs aan andere kinderen begon uit te leggen hoe je een goede lezer kunt worden.

Vakmanschap, in dienst van degene die leert
“Een leraar is dus een dopaminedealer”, stelt iemand. “Ja, en nog een slinkse ook”, grijnst Pijl: “Je levert niet zozeer de ‘drugs’ als wel de verleiding. Je bent een verleider tot leren.” Een tweede vraag gaat over de beloningen die Alex kreeg en die de rest van de kinderen niet kregen: “Hoe krijg je dat verantwoord naar de andere leerlingen?” “Dat is een vraag naar situationeel leiderschap,” zegt Pijl. “Je doet het door niet overdadig te zijn met de beloningen en niet extern te blijven belonen. Maar ook door uit te leggen waarom je Alex nu even speciale aandacht geeft. Kinderen begrijpen dat – ook in een klas in het speciaal onderwijs.” Een derde wijst naar de hetkind-poster Zonder relatie geen prestatie en zegt: “Kijk, dat is wat die meester van Alex doet. Hij bouwt een relatie met hem op. Hij kijkt naar de leerling als persoon, niet naar de leerlingen als groep.” Daar zit ook volgens Pijl de essentie van het werk als leerkracht: “Het is een vakmanschap in dienst van degene die leert.” Een dame in de zaal merkt op dat het uiteindelijk om liefde draait en verwijst naar Sue Gerhardt, die in haar boek Waarom liefde zo belangrijk is laat zien wat ouderliefde doet voor vooral de sociaal en emotionele ontwikkeling van de hersenen van een kind. “Dat is waar,” zegt Pijl met een verwijzing naar Roemeense weeskinderen die opgroeiden zonder liefde en aandacht en bij wie bepaalde vitale connecties in de hersenen niet zijn aangelegd. “Een mooi einde, vind ik: we begonnen bij het helpen zichtbaar maken van successen en we eindigen bij liefde.”

Tekst: Geert Bors, redacteur NIVOZ/hetkind

Literatuurverwijzingen uit Peter Pijls verhaal:
Norman Doidge (2007): The Brain That Changes Itself
Robin Fogarty (1999): Hersenwerk in de klas
Eric Jensen (2008): Fierce Teaching
Dick Swaab (2010): Wij zijn ons brein

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief