Schoolportret De Kroevendonk: 'Inclusief onderwijs is niet moeilijk, je moet het gewoon doen'
13 mei 2025
Vijfentwintig jaar geleden werd Teun Dekker directeur van De Kroevendonk, een reguliere basisschool in Roosendaal. ‘Wat willen we nou eigenlijk?’ vroeg hij zijn toenmalige team. ‘Want hoe kan het nou dat kinderen ’s morgens uit de wijk vertrekken en ’s avonds weer terugkomen?’ Het antwoord was helder: ‘Ons onderwijs moet inclusief worden. We willen dat alle kinderen gewoon welkom zijn. We weten niet hoe het moet, maar we gaan het wel doen. Want we wisten één ding zeker: ieder kind heeft recht op onderwijs, ook als het anders is.‘ Intussen staat De Kroevendonk te boek als voorbeeldschool voor inclusief onderwijs. NIVOZ-redacteuren Rikie van Blijswijk en Marco Martens tekenden op hoe dat er in de praktijk uitziet. De foto's zijn aangeleverd door De Kroevendonk.
Bij binnenkomst bewegen verschillende personeelsleden met groepjes kinderen door de hal, die sereen oogt door de ruime opzet en het lichte, geluidsabsorberende houtwerk dat overal terugkomt. Het gebouw is volledig ontworpen vanuit de visie van het team dat erin werkt. ‘Dat is Sanne,’ wijst Teun, ‘een zorgmedewerker vanuit Samen naar school-klas.’ Teun leidt onze blik naar de andere kant van de gang: ‘Dat is een onderwijsassistent en daar staat een leerkracht. Ik weet van tevoren nooit wie ik tegenkom. Ik moet vooral niet in de weg lopen. Professionals moeten hun werk kunnen doen.’
‘Er zit een enorme structuur achter’, zegt Teun ons desgevraagd. ‘Als je nu alleen al kijkt naar dit leerlandschap, dat kan er straks totaal leeg of helemaal anders uitzien. Nu is er een medewerker van het Huppeteam, de specialistische begeleiding voor kinderen met het Syndroom van Down. Daar zit een leerkracht, daar een onderwijsassistent. En het zijn kinderen uit vier groepen.’
Zorgtaken en onderwijstaken
Dat alles en iedereen door elkaar loopt is de kracht van De Kroevendonk, maar de systemen zijn daarop niet altijd ingericht. Zo moeten zorgtaken in de verantwoording van onderwijstaken gescheiden worden: ‘Dan is het leuk om tegen de gemeente te zeggen, wijs het maar aan. Wat is opvang Wat is zorg? Wat is onderwijs? Vertel me maar. Mensen snappen soms niet dat er hier keihard geleerd wordt. Hier is ontwikkeling.’
‘Inclusief onderwijs gaat niet over iedereen hetzelfde bieden, maar over maatwerk,’ vervolgt hij. ‘Neem bijvoorbeeld een jongen met het syndroom van Down. Hij werkt deels met de reguliere methodes, maar gebruikt ook gespecialiseerde programma’s zoals Rekenlijn en Leespraat. Dit wordt begeleid door de leerkracht, de onderwijsassistent en een expert van het huppeteam. Maar belangrijker nog: hij is volwaardig onderdeel van de groep.’ En dat is niet alleen belangrijk voor kinderen met speciale behoeften, maar voor alle leerlingen: ‘Kinderen leren hier van jongs af aan dat iedereen anders is en dat iedereen erbij hoort. Dit zorgt voor een inclusieve houding die zij meenemen naar de rest van hun leven.’ Teun haalt een voorbeeld aan van een jaar of tien geleden: ‘We hadden een meisje met een beperking in groep 8. Toen een documentairemaker haar klasgenoten vroeg wat ze van haar vonden, zei een jongen: “Karin is gewoon Karin. Zeur niet, weet je. Zij is gewoon onderdeel van onze klas. Wat er mis met haar zou zijn, interesseert ons niet.” Dat is precies wat we willen bereiken.’
Op een ouderwets krijtjesbord
Teun herinnert zich een belangrijk moment dat zijn denken over onderwijs heeft gescherpt: ‘Tijdens mijn pabo-opleiding volgde ik orthopedagogiek als keuzevak. Een orthopedagoog schreef op een ouderwets krijtjesbord de vraag wat een mens is. En stelde: vóór je een onderwijsvisie kunt formuleren, moet je het over mensvisie hebben. Dat is bij mij blijven haken. Je hebt een kans gekregen om een aantal jaren in het leven van een kind mee te lopen en volgens mij moet je dat doen vanuit personeel dat ervoor kiest om dit vak te mogen doen.’ Teun ziet zichzelf daarin vooral als een facilitator: ‘Mijn rol is simpel: inspireren, faciliteren en mijn team ondersteunen. Het is mijn taak om ervoor te zorgen dat zij hun werk zo goed mogelijk kunnen doen.’
Kinderen leren hier van jongs af aan dat iedereen anders is en dat iedereen erbij hoort
Om deze visie ook in de organisatie te borgen, zette Teun een ander soort management neer dan de gebruikelijke directeur-adjunct-constructie: ‘Ik wilde een team hebben waar ik in de minderheid ben, zodat ik indien nodig overruled kan worden. Daarnaast doen nieuwe medewerkers verplicht de basiscursus mediërend leren: ‘Dan krijg je in de hele organisatie een ontwikkeling vanuit de pedagogiek.’ Vanuit diezelfde visie is later ook voorschoolse educatie ondergebracht bij De Kroevendonk. Ook dat had gevolgen voor de inrichting van het management: ‘We hebben een directeur-bestuurder, een leidinggevende onderwijs en een leidinggevende opvang. Er zitten twee intern begeleiders (onderbouw en bovenbouw) in het coördinatieteam en een orthopedagoog. Staf en lijnverantwoordelijkheid zitten daarmee samen aan tafel. Voor ons is dat heel gewoon, omdat je alleen maar lijnverantwoordelijkheid kunt hebben als vanuit de visie alles goed is neergezet.’
Het fundament: Mediërend Leren en De Vreedzame School
De pedagogische basis op De Kroevendonk is het gedachtegoed van Reuven Feuerstein: ‘Het uitgangspunt is dat ieder mens zich ontwikkelt. Je kijkt niet naar beperkingen, maar naar mogelijkheden. Dit idee veranderde onze manier van denken fundamenteel.’ Om deze aanpak te borgen, volgde het hele team bij Emiel van Doorn van Stibco, Bodegraven, de basiscursus Mediërend Leren: ‘We wilden dat iedereen dezelfde taal sprak. In ons hoofd gebeurde van alles: we gingen anders praten, we gingen anders kijken. Je moest wel bij elkaar gaan kijken. Dat was gaaf. Of je nu een jonge of ervaren leerkracht was en of je nou groep 1 of groep 8 had; iedereen was enthousiast. We gingen met ons vak aan de slag. We keken naar kinderen en naar hoe ontwikkeling gaat, zonder dat we een methode moesten uitvoeren. Competentie, autonomie, relatie; het kwam allemaal langs.’
Naast Mediërend Leren implementeerde De Kroevendonk ook De Vreedzame School, een programma rond sociale vaardigheden en burgerschap: ‘Kinderen leren hier conflicten oplossen, verantwoordelijkheid nemen en samenwerken. Dit is essentieel in een inclusieve school, waar verschillen de norm zijn.’ In het verleden zijn er nog weleens kinderen uitgestroomd naar het speciaal onderwijs. Maar het liefst houdt Teun ze binnenboord: ‘Het lastigst is het als gaat om gedrag, daar hebben anderen eerder ‘last’ van. Ook daarin zijn we in ontwikkeling. We hanteren drie criteria: De klas mag er last van hebben, maar niet onder leiden. Het kind moet zich blijven ontwikkelen. En het personeel moet het nog aan kunnen. De criteria zijn geen uitsluitingspunten, maar aandachtspunten voor ons werk om daar te handelen waar het nodig is.’
Organisatie: hokjes en vakjes
Bij De Kroevendonk werken leerkrachten nauw samen met zorgmedewerkers, orthopedagogen en onderwijsassistenten. ‘We hebben bijvoorbeeld de Samen naar school-klas van Stichting Wij Samen, het Huppeteam voor kinderen met het syndroom van Down, en andere specialisten. Iedereen weet precies wat zijn of haar rol is.’ In de praktijk werken deze verschillende professionals rond het kind soepel samen, maar qua financiering en wetgeving is dat niet altijd vanzelfsprekend: ‘Het wringt nog weleens tussen maatschappelijke en commerciële belangen. Als er een kindcentrum in het gebouw zit, moet je dat regelen met de gemeente. De gemeente mag geen opvang bekostigen en ook is de gemeente verantwoordelijk voor de jeugdzorg. Onderwijsgelden mogen weer niet worden besteed aan bijvoorbeeld opvang. In Nederland hebben we alles geregeld in hokjes en vakjes die doen alsof een kind opgedeeld is in hokjes en vakjes, maar dat is een kind niet.’
In Nederland hebben we alles geregeld in hokjes en vakjes die doen alsof een kind opgedeeld is in hokjes en vakjes, maar dat is een kind niet
In die rigide regelgeving zoekt Teun nadrukkelijk de ruimte: ‘Je moet weten wat de regels zijn en wanneer je ze kunt overtreden. Als je het over jeugdzorg en onderwijs hebt, zeg ik in de gesprekken met de gemeente of het samenwerkingsverband weleens: oké, dan gaat dat kind hier weg. Volgens de regels snap ik dat. Maar jullie zijn dan verantwoordelijk voor het vervoer en dat kost veel geld. Dus die leerling is in het speciaal onderwijs drie keer zo duur als bij ons. Dat is toch een probleem dan? En je haalt een kind uit de cohesie van een wijk weg. Dat willen we toch niet? Roosendaal is bovendien een NPLV-gemeente waar we juist willen werken aan de samenhang in wijken. We kennen vijf zogenaamde focuswijken. Er is veel diverse problematiek en samen kunnen we hier iets aan doen. Inclusie gaat segregatie tegen. Hier in het gebouw loopt alles rond. De crimineel en de advocaat aan het Europees Hof. Die zijn hier welkom, gewoon omdat ze mens zijn. Als je van jongs af aan inclusief onderwijs vormgeeft, gebeurt er ook wat op het gebied van polarisatie. Daar geloof ik heilig in. Er is verbinding. Dan weet je over wie je het hebt en is het geen vaag iemand meer. Dan ontmoet je elkaar. Zo heb ik op het plein meegemaakt dat een kind van een politieagent, een kleuter, aan de broek van haar moeder stond te hijsen. Ze wilde bij een klasgenootje spelen. De moeder draaide zich om en keek een ouder aan bij wie ze net die dag in functie aan de deur had gestaan. Je krijgt soms leuke dynamiekjes.’
Ruimte bieden
‘Hier beneden hebben we een buitenlesarena’, wijst Teun uit het raam. ‘Als je kinderen hebt die het moeilijk vinden om stil te zitten en je laat ze hele dag zitten en luisteren, gaat het mis. Dat ging bij mij vroeger al mis. Dus je moet de ruimte bieden. De hele dag binnen zitten is ook niet gezond. Dus dan ga je ermee spelen binnen de wettelijke kaders die er zijn.’ Zo was het voor Teun ook belangrijk dat er een grote personeelskamer kwam: ‘Een soort bistro moest het zijn. Want er gebeurt hier emotioneel heel veel bij ons personeel. De impact is soms gigantisch. Er moet gehuild kunnen worden. Mijn collega’s hebben me zien huilen. Soms is het gewoon even shit en dat mag je ook laten merken.’
Soms is het gewoon even shit en dat mag je ook laten merken
We passeren de geluidsdichte snoezelruimte: ‘Je kan er tot rust komen en soms wordt er muziektherapie gegeven. We hebben afkoelplekken voor kinderen die door het lint gaan. Dat werkt als een trein. Op diverse plekken hangen platen met een nijlpaard die zijn kop in een bak ijs steekt. Daar ga je bij zitten. Je kan zelf kiezen als kind: in de klas, of ergens anders. En als het ergste weg is, ga je rondjes rennen. Of even voetballen. Dan is de emotie al wat gezakt.’
Teun wijst naar de logo’s op de deuren: ‘Deze zijn niet contrasterend in kleur. Daar hebben we nu voor gekozen omdat we dat mooi vinden. Maar krijgen we een slechtziende leerling, moeten ze direct worden aangepast. We hebben het hele gebouw laten screenen en op basis daarvan onze keuzes gemaakt.’
Verandering in attitude
‘Vanochtend,’ verzucht Teun, ‘was op het nieuws dat het speciaal onderwijs blijft groeien. Dat kennen we al 80 jaar. Ik dacht altijd: inclusief onderwijs moet je van onderaf opbouwen. Maar het is wel helpend als er kaders komen. Als je als ministerie zegt dat je over zes jaar geen speciaal basisonderwijs meer hebt, dan is dat het besluit. En als wij het kunnen, kan iedereen het. Strakkere kaders zijn onontkoombaar. We gaan naar inclusief onderwijs. En dat betekent dat we natuurlijk die expertise van het speciaal onderwijs heel hard nodig hebben.’ Inclusief onderwijs staat niet tegenover speciaal onderwijs of tegenover regulier onderwijs, maar het gaat over funderend onderwijs voor alle kinderen vanuit een inclusieve pedagogiek. De grondhouding is daarin essentieel, meent Teun: ‘Passend onderwijs werkte voor geen meter, omdat de attitude niet veranderde. Je kunt blijven mopperen over werkdruk, maar als je hier komt kijken en praat met mijn collega’s, hoor je een ander verhaal. Dat moet je stimuleren. En als je niet uitgaat van de totale mens in alle facetten, blijft dit geneuzel bestaan. Zolang je mensen in hokjes en vakjes indeelt, blijven er kinderen uitvallen. En dat is raar: we hebben een toelaatbaarheidsverklaring voor Speciaal Onderwijs. Het is van de zotten dat we een systeem hebben waarin een kind toelaatbaar wordt verklaard voor een vorm van onderwijs. Wat is dat voor kul? Als je als kind rondloopt in onze samenleving, ben je natuurlijk welkom op een school. Dat begint bij mindset en dan helpt het natuurlijk als de regelgeving meewerkt. En dan kun je als ministerie een droombeeld formuleren, maar dromen doe je maar in je bed. Als je geen stappen zet, blijven we dromen.’
Het is niet moeilijk; je moet het gewoon doen
Aan een jongen die ons passeert – hij noemt hem bij zijn voornaam – vraagt Teun of hij het leuk vindt om wat te vertellen. Dat is niet het geval; hij vervolgt zijn weg naar het toilet. Teun vertelt: ‘Hij zat thuis, maar draait nu een heel stuk mee in de klas. Vaak gaat dat goed, dan telt hij knap tot 20, of 30 of 50. En soms gaat het mis, er is weleens strijd geweest. Tot het betere gooi- en smijtwerk aan toe. Dan kun je zeggen: hij hoort hier niet. Dat hij moet leren lezen en rekenen. Maar het begint echt met mindset. En weten dat je er als personeel nooit alleen voor staat, want dan gaat het niet lukken. Je zult het altijd samen moeten doen.’
De stip aan de horizon
Hoewel er initiatieven zijn die via een juridische route inclusiever onderwijs proberen af te dwingen, zoekt Teun de oplossing ergens anders: ‘De oplossing zit er volgens mij in dat steeds meer mensen in Nederland geïnspireerd worden om naast een kind te gaan staan, vanuit de pedagogiek. Van daaruit stimuleren we en proberen we onze kennis te verspreiden.’ Zo is er binnen het kindcentrum nu een professionele leergemeenschap (PLG) inclusief onderwijs. Hier wordt ook veel literatuurstudie gedaan zodat dat wat we doen ook goed onderbouwd is. Je rekent een kind niet af op zijn gedrag, maar bekijkt het ontwikkelingsgericht. Je geloof dat iedereen van elkaar kan leren en maakt er ook gebruik van. Je geeft ruimte om opnieuw te beginnen. Reflectie is belangrijk. Dit zijn elementen uit de vaardigheden van onze professionals waar we het professionele gesprek over voeren. We hebben jarenlang de ontwikkeling van inclusief onderwijs gehad. We hebben veel ervaring en kennis vergaard. Onze intentie is om dat te delen. Waarbij we ook zeggen: dit werkt in ons inclusieve kindcentrum. Zit je in Emmen, dan heb je misschien iets anders nodig. Maar ga nadenken over welke vaardigheden professionals nodig hebben. En daar hebben we heel bewust het woord professional gekozen, zodat je niet in de valkuil trapt dat je alleen over leerkrachten praat, maar over alle professionals.’
‘De stip voor de samenleving,’ besluit Teun, ‘is dat elk kind in zijn eigen wijk naar school kan. En dat we dit doortrekken naar het voortgezet onderwijs, zodat kinderen niet negatief uitstromen. Kinderen hebben recht op inclusief onderwijs. Het is niet moeilijk; je moet het gewoon doen.’
Reacties