Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Onderwijsavond: "Wij práten met onze kinderen. Da's betrekkelijk uniek."

22 juli 2012

Afgelopen schooljaar werden op Landgoed de Horst zeven Onderwijsavonden georganiseerd. “Hoe de pedagogiek verdween uit de opleiding en wat er daarna overbleef”, luidde de titel die Luc Stevens Bas Levering suggereerde voor zijn voordracht. Levering pakte de handschoen graag op. Op 29 februari 2011 nam hij zijn toehoorders mee op een tocht door de ideeëngeschiedenis van de laatste veertig jaar. Van peperdure Marie-Antoinette-kinderfeestjes, tot tijgermoeders uit de Verenigde Staten. Maar Levering staat ook stil bij ons Nederlandse polderopvoeden.Geert Bors bezocht de avond, en doet verslag.


Ook in het nieuwe schooljaar worden nieuwe Onderwijsavonden georganiseerd. Meer informatie over data en tickets is te vinden achter deze link.


“Meneer Levering, wat vindt u hiervan? Hebt u daar verstand van?” Aan de start van zijn Open Avond geeft pedagoog Bas Levering een klein doorkijkje in hoe het is om één van die deskundigen te zijn, die vaak gevraagd worden om in de media te reageren op hypes en andere snelle mediavragen. Zijn antwoord: “Nog niet, maar bel morgen eens terug.”

De grap heeft een ernstige ondertoon. Levering vindt het namelijk wel belangrijk de stem van de pedagogisch expert te laten horen in de media. “Van onderwijs en opvoeding denkt iedereen verstand te hebben. Iedereen heeft immers op school gezeten en is opgevoed.” In veel mediadiscussies of politieke uitlatingen over onderwijs wordt de discussie teruggebracht tot al te grove pennenstreken – als voorbeeld noemt Levering Van Bijstervelds uitspraken over ouders die meer betrokken moeten zijn bij school en de stormachtige discussie die volgde. “Wij zijn ervoor niet te gemakkelijk te generaliseren.”

Bas Levering is vanavond aangekondigd als een onderzoeker die de pedagogische paragraaf in het onderwijs bewaakt, zowel wetenschappelijk als door het te koppelen aan de praktijk en het publieke debat. De diversiteit van mediavragen stemmen hem tot nadenken, tot het ontwikkelen en onderhouden van een brede blik op zijn vakgebied. En, verklapt hij, met de vraag die het NIVOZ hem stelde was het niet anders: de titel van zijn lezing - “Hoe de pedagogiek verdween uit de opleiding en wat er daarna overbleef” – is, hoe prikkelend ook, door Luc Stevens aangedragen. Levering met een grijns: “Ik vind het wel aangenaam als een ander iets voor je bedenkt.”

Een onderwijs dat geen last heeft van de leerkracht

Om de vraag te beantwoorden, maakt Levering een tocht door de ideeëngeschiedenis van de pedagogiek van de laatste veertig jaar – een tocht met als visuele ankerpunten boekenkaften en -titels, die ofwel zelf een aardverschuiving in het denken teweegbrachten of representaties waren van wat zich nu achteraf aftekent als de grote tendensen in de pedagogiek. “Gaandeweg mijn zoektocht naar een beantwoording van Lucs vraag, kwam ik erachter dat de pedagogiek niet alleen uit de opleiding is verdwenen, maar dat op een goed moment de pedagogiek uit de pedagogiek is verdwenen. Het is dus nog veel erger.”

Levering vertelt dat hij, als hij zijn jaren als studentassistent meerekent, nu 41 jaar verbonden is aan de Universiteit Utrecht. Hij was er precies op tijd om mee te maken hoe er in de tweede helft van de jaren zeventig een nieuwe wind ging waaien binnen de opleiding: “In 1975 werd ik wetenschappelijk medewerker. Een boek dat destijds gebruikt werd, heette The Psychology of Learning and Instruction. Met de komst van dit boek was het volkomen afgelopen met het vakgebied dat eens ‘schoolpedagogiek’ had geheten en dat was uitgegaan van de relatie tussen leerlingen en leerkracht. Dit merkwaardige boek, van John P. De Cecco, gaat over het vormgeven van onderwijs op zo’n manier dat incompetente leerkrachten niets aan het proces kunnen bederven. Onderwijs zo ingericht dat je geen last hebt van je leerkrachten.”

Dit is waar het dictaat van evidence-based onderwijs begon, stelt Levering: “Denk je eens in: de leerkracht weggedacht uit het onderwijsproces, wegens zijn mogelijk storende inbreng.” Voor de gelegenheid heeft hij het boek weer eens ter hand genomen: “Het is een werk uit een andere tijd. Er spreekt een enorm optimisme uit over mastery learning, een methode waarbij leerlingen het leren via geprogrammeerde instructie zelf wel zouden kunnen doen.” Met de komst van deze manier van denken, veranderde er veel meer, zegt Levering: “Het vak kreeg een nieuwe naam: schoolpedagogiek werd onderwijskunde. En binnen het vak werd niet meer over de doelstellingen van onderwijs en opvoeding nagedacht. Den Haag bepaalde voortaan waar het naartoe moest en de taak van de universiteit werd om te onderzoeken wat de meest effectieve weg daarheen was. Eigenlijk hebben we daar nog steeds mee te maken.”

Terug naar een praktische pedagogiek

Onderwijskunde werd een technocratisch vak en al in de vroege jaren tachtig vroegen een aantal Pabodocenten aan Levering en zijn Leidse collega Siebren Miedema hoe de pedagogiek weer terug in de opleiding kon komen. “Toen al”, benadrukt Bas Levering: “De omslag was razendsnel gegaan en het gemis ontstond meteen.” In 1983 begonnen hij, Miedema en Wouter Pols een onderzoek dat in 1989 zou leiden tot de publicatie van het boek Opvoeding zoals het is.

Zes jaar lang ging het team op zoek naar een nieuw concept om de pedagogiek terug te krijgen in de opleiding. Wouter Pols, leraar op een opleidingsschool, ontdekte een van de sleutels via het vertaalwerk dat hij deed van het boek Vergeten samenhang van de Duitse pedagoog, Klaus Mollenhauer (oorspronkelijk uit 1983; Nederlandse vertaling 1986). “Mollenhauer nam het op zich de relatie tussen opvoeding en cultuur te herstellen. Hij liep er in de jaren tachtig tegenaan dat we de antwoorden op cruciale pedagogische vragen niet meer konden vinden.” In Duitsland was dat onder andere gekomen door de opkomst van de ‘antipedagogiek’ in de jaren zeventig, een beweging die het principe huldigde dat opvoeding onmogelijk is, omdat er altijd een vorm van onderdrukking speelt. “Die gedachtegang was deels voortgekomen uit de psychoanalyse en kwam Mollenhauer al te theoretisch voor. Hij kon niks met dat onderdrukkingsjargon: hij stelde dat een opvoeder al invloed heeft door aanwezig te zijn.”

Niet alleen de antipedagogiek vormde Mollenhauers springplank om terug te gaan naar een praktische pedagogiek, zijn werk is ook te lezen als een aanklacht tegen het postmodernisme dat in die dagen hoogtij vierde. “Het postmodernisme had geformuleerd dat er in de pedagogiek een maakbaarheidsmechanisme fungeerde: het idee dat je door opvoeding een werkelijke bijdrage kunt leveren aan de ontwikkeling van je kinderen. Dat maakbaarheidsideaal haalde het postmodernisme onderuit.” Wederom: te theoretisch, in Mollenhauers opinie.

Optimisme houdt opvoeders op de been

Bas Levering ontleende nog iets anders aan Mollenhauers streven om voorbij het theoretische van de antipedagogiek te gaan: “Mollenhauer ging in zijn werk uit van allerlei ongebruikelijke bronnen – dagboeken, schilderijen enzovoorts. Toen we bezig gingen met ons project, verscheen in Vrij Nederland voor het eerst een zomerbijlage, waarbij lezers mochten schrijven. De meest succesvolle edities van die formule hebben door de jaren heen gemeen dat ze vrijwel altijd gaan over ouders die over hun kinderen en kinderen die over hun ouders spreken.” Levering nam die lezersbijdrages als onderzoeksmateriaal, ontwikkelde zo een vorm van narratief onderzoek en kwam tot opmerkelijke ontdekkingen: “Veel brieven waren geschreven omdat mensen niet tevreden waren met het resultaat van hun opvoeding. Als de kinderen niet tevreden waren wat er van hun gekomen was, gaven ze de ouders de schuld. En als ouders ontevreden waren, gaven ze zichzelf de schuld.”

Hoe komt dat, vraagt Levering, en geeft meteen het antwoord: “Dat noemen we verantwoordelijkheid – de overschatting van de macht van de opvoeder. In de opvoeding overschatten we onze invloed systematisch. En weet je, dat moet ook, om de moed erin te houden.” Postmoderne theorievorming ten spijt, blijven ouders verantwoordelijkheid nemen: “Ondanks teleurstellingen, blijven opvoeders geloven. Het optimisme dat ze ertoe doen, houdt ze op de been en houdt ze betrokken.”

Eén van de lezersbrieven bleef Bas Levering in het bijzonder bij. Het betrof een bijdrage van een zekere mevrouw Leersen-Knoops, destijds tegen de zeventig jaar, die schreef over de betekenis die haar vader in haar opvoeding had gehad. “Ze kijkt terug en begint met de ergernissen. De dingen die ze moest doen en niet wilde. De dingen die ze vandaag nog steeds doet – als voorbeeld geeft ze: nog een keer snuiten in je zakdoek voor je hem in de wasmand gooit.” Ja, het lijkt erop dat we de invloed van ouders op onze ontwikkeling overdrijven, stelt Levering, en tóch is die invloed ook heel groot: “Uiteindelijk vertelt mevrouw Leersen-Knoops dat haar vader nog wel eens om een hoekje komt kijken en raad komt geven. Zo ontdekte ik bij deze mevrouw dat de opvoeding niet ophoudt bij de volwassenheid en dat de invloed van ouders er ook op je zeventigste gewoon nog is. Ondanks je eigen volwassenheid, ondanks dat je zelf al verantwoordelijkheid hebt genomen voor ander leven – je partner, kinderen.”

Al met al, het karakter van de onderwijskunde en de dominantie van evidence-based onderzoek ten spijt, staat het er met de pedagogiek die zich wil bezighouden met wezenlijke vragen als ‘waarom en waartoe voeden we op?’ niet zo erg voor als we vrezen, zegt Levering. Zo publiceerde Berding en Pols in 1998 een boek met de ‘ouderwetse’ titel Schoolpedagogiek, waarin Pols bijvoorbeeld een prachtige analyse geeft van Theo Thijssens De gelukkige klas. “Het gaat weer helemaal over de relatie tussen leerling en leerkracht”, stelt Levering: “Meester Staal kan pas orde houden, als hij zich kwetsbaar opstelt. De leraar als factor is terug in de pedagogische discussie.”

Witte jassen: hoe de pedagogiek therapeutisch werd

Daarmee is Levering pas op de helft. Hij doorloopt veertig jaar pedagogische geschiedenis nógmaals, nu via een andere lijn waarbij het persoonlijke aan de grote trendveranderingen raakt. Levering begint met een foto van professor Jan Rispens, een Nederlands orthopedagoog die volgens hem “ervoor verantwoordelijk was dat de pedagogiek uit de pedagogiek verdween. Niet dat hij het in zijn eentje deed, maar zeker voor de Universiteit Utrecht heeft hij daarin een cruciale rol gespeeld.” Levering zal aantonen hoe de wijzigingen in het denken en de onderwerpkeuze van Rispens prachtig parallel lopen aan de ontwikkeling van de pedagogiek in het algemeen.

Rispens promoveerde in 1974 en hield, bij zijn aantreden als hoogleraar in Groningen in 1979, een oratie met de titel De paradox van de hulpverlening. Levering: “De Franse filosoof Foucault was in de mode en werd rond dezelfde tijd begrijpelijk gemaakt voor Nederlandse oren door filosoof Hans Achterhuis, die duidelijk maakte dat hulp de neiging heeft de hulpvraag te bestendigen. Rispens noemde dat de paradox van de hulpverlening. Pedagogen weten dat pedagogische hulp erop gericht moet zijn zichzelf op te heffen. We zijn namelijk gericht op het brengen van mensen tot zelfstandigheid. Zeker als het om de markt, om banen gaat, bestaat de neiging dat de hulpvraag bestendigd wordt: als diagnoses geld opleveren, gaan er gekke dingen gebeuren.” Dat, besluit Levering, “was de maatschappijkritische Rispens.”

Bij zijn aanstelling in Leiden in 1983 ging Rispens verder op het ingeslagen pad. “Zijn oratie, De theorie van de kundige ingreep: over de theoretische fundering van klinisch en orthopedagogisch handelen, stelde zich de vraag hoe je legitimeert dat je therapeutisch ingrijpt”, vertelt Levering, “Het laat zien dat het denken in doelstellingen in de pedagogiek niet weggedrukt mag worden en dat hulpverlening zich moet richten op die doelstellingen: geen zelfbedachte, maar met een oriëntatie op waar de ouders met het kind naartoe willen. Dat bepaalt de kundigheid van de ingreep.”

“En daarna ging het mis met Rispens”, oordeelt Bas Levering: in 1986 bracht Levering een bundel uit over theoretische orthopedagogiek, waarin Rispens het openingsartikel schreef. “En weet je wat het bijzondere van orthopedagogiek is? Dat het pedagogiek is. Dat het gewoon om opvoeden gaat.” Rispens echter ging op de toer van het diagnostische – hij bracht de psychiatrische classificatie in de orthopedagogiek. “Vanaf dat moment ging de orthopedagogiek zich richten op stoornissen”, legt Levering uit. “Voor mij is het volkomen helder dat pedagogische hulpverlening gaat over opvoeding en gericht moet zijn op persoonsvorming. Stoornissen zijn daarbij perifeer. Maar onder leiding van Rispens verzette de orthopedagogiek de bakens en ging zich op de psychiatrie oriënteren.” Levering, droogjes: “Om aanvaard te worden als wetenschapper, helpt het om een witte jas aan te trekken.

Begin jaren negentig volgde Rispens met de bundel Preventie van psychosociale problemen bij kinderen en jeugdigen. Levering: “Dat was er dus van de orthopedagogiek geworden. Het gaat niet meer over ‘wat willen we dat opvoeding is?’, maar ‘hoe voorkomen we problemen?’ Om vast te kunnen stellen wat psychosociale problemen zijn, moet je toch minstens weten waar het heen moet met opvoeding.” Levering noemt het psychiatrisch jargon in combinatie met pedagogiek ‘levensgevaarlijk’: “Je gaat dan de lijn op van ‘we willen geen last van kinderen hebben’.”

Over tijgermoeders, hyperouders en polderopvoeding

En waar staan we nu? Bas Levering eindigt met een aantal tendensen uit recente jaren. De aandacht voor het pedagogische is zeker weer wat aan het terugkomen in het onderwijs, de opleiding en het politiek-maatschappelijke debat, constateert hij. “In het vorige kabinet hadden we bijvoorbeeld een Minister voor Jeugd en Gezin, André Rouvoet – een aardige man, maar helaas net iets te enthousiast.” Levering vertelt hoe hij, als een van de experts, werd uitgenodigd om mee te denken over het beleid van de minister. Over Rouvoets Centra voor Jeugd en Gezin was hij duidelijk: “Ik heb gezegd dat het zo voor de hand lijkt te liggen – opvoeden is ingewikkeld, dus bouw je centra waar mensen terecht kunnen voor lichte hulp. Maar waarom noem je het een ‘laagdrempelige voorziening’? Ben je bang dat ouders anders niet komen?”

Levering wordt fel als hij praat over de discussie die vorig jaar ontstond in de Nederlandse media rondom Amy Chua’s boek Battle Hymn of the Tiger Mother (Strijdlied van de tijgermoeder, 2011). Het boek gaat over een Chinese moeder die zich ergert aan de slappe Amerikaanse manier van opvoeden die ze om zich heen ziet. Daarom pleit ze voor de meer dan stevige Chinese aanpak – zoals de generaties voor haar dat aanpakte. “In de media krijgt zo’n discussie al snel de toon ‘misschien zijn we ook wel een beetje te zacht, dus misschien moeten we iets strenger zijn’. Terwijl het daar niet om gaat: lees het boek! Het gaat erover dat we van kinderen niets meer accepteren dan het allerbeste. Verplicht op muziekles, en dan alleen op piano of viool, want dat zijn instrumenten met standing.” Levering vergelijkt Chua’s toonzetting met die van ons onderwijs in de jaren vijftig: “Toen was vernedering nog een gewoon opvoedingsmiddel. Ik herinner me dat kinderen die het niet konden voor het bord gesleept werden om nog eens te laten zien hoe dom ze wel niet waren. Amy Chua suggereert dat als een kind iets niet wil, je maar gewoon moet dreigen om zijn knuffel te verbranden. Als zoiets in een boek staat, moeten we niet zoetsappig zeggen ‘ja, een beetje strenger mag wel’, maar gewoon: ‘dit kán niet’.

Of het nu gaat over trendy constateringen die Levering onzinnig vindt, als peperdure Marie-Antoinette-kinderfeestjes ("Vooral leuk voor de ouders") of het ‘Verwende Kind Syndroom’ (“Ach, we zijn al dertig jaar over de top. Mijn advies voor uw kinds verjaardag: saneren! Kinderen worden dol van te veel speelgoed.”), of om te waarderen initiatieven als Micha de Winters nadruk op ‘kinderen als medeburgers’, Nederland hééft het wel over onderwijs en opvoeding. “De pedagogiek is weer een beetje terug in hert onderwijs en opvoeden is wel degelijk in de mode.” Levering haalt de Nederlands-Canadese pedagoog Max van Manen aan, die ooit eind jaren zeventig schrok hoe snel de pedagogiek verdwenen was uit het Nederlandse academische landschap, maar die “met jalousie kijkt naar hoe veel en hoe intensief wij het hebben over opvoeding.”

Aan de hand van het voorblad van Pedagogiek in Praktijk (PiP) over ‘hyperouders’, die ieder obstakel voor kinderen uit de weg zouden willen nemen en de uit Amerika overgewaaide discussie over fietshelmpjes, breekt Levering tenslotte een lans voor die Nederlandse opvoeding: “Bij een oer-Hollandse opvoeding hoort af en toe een bult. Zo zoetsappig als de Amerikaanse tegenvoorbeelden van Amy Chua zijn wij helemaal niet.” Levering maakt zich sterk voor ons opvoedingsmodel, dat hij ‘polderopvoeding’ noemt: “Opvoeding als onderhandelen: tachtig procent van de vakantiebestemmingen wordt door kinderen (mede)bepaald. Wij práten met onze kinderen. Dat maakt ons betrekkelijk uniek. In Duitsland of Amerika is nog altijd veel meer hiërarchie. In Nederland mag de jongste bediende de baas wijzen op een fout. Dat praten en overleggen léért onze kinderen ook om samen te werken.”

Tekst: Geert Bors

Van de Onderwijsavond met Bas Levering is ook een videocompilatie beschikbaar.


Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief