Kinderboeken en wat zij voor jou betekenen: ‘Je zou Herberts huis eens moeten zien’
17 augustus 2016
We vragen onderwijsmensen naar hun favoriete kinderboek en wat dat boek voor hem/haar betekende, hoe het leven door het boek destijds verder werd ingekleurd. Karin Donkers (54) is meer dan 25 jaar werkzaam in het primair onderwijs en leest nog regelmatig kleuters voor uit Je zou Herberts huis eens moeten zien - uit 1970. ‘Een prentenboek dat je meevoert naar een fantasiewereld waarin alles kan, waarin je alles hebt en waar overdrijven mag.’ Ook haar eigen herinneringen, verhalen en beelden van vroeger - waar of niet waar - koestert ze met terugwerkende kracht.Herbert is een jongetje dat zijn nieuwe vriendje Ivo allerlei fantastische verhalen vertelt over het huis waarin hij woont. Hij heeft ‘wilde beesten als huisdier’ en een ‘slotgracht om zijn huis’. In de kamer staan geen stoelen, maar zitten doen ze bij Herbert in de klimboom en ze slingeren aan lianen van de een naar de ander kamer. Als Ivo mee wil, om dat huis van Herbert met eigen ogen te zien, loopt deze snel naar zijn moeder en vertelt haar alles. Herbert probeert het met Ivo weer goed te maken door hem uit te nodigen om te komen logeren. Een boek waarbij het uiteindelijk natuurlijk draait om ‘de waarheid’ en om ‘vriendschap zonder overdrijven’ en niet om ‘dikdoenerij’ omdat je gewoon goed bent zoals je bent.
Herinneringen duiken op als ik dit boek voorlees aan de kleuters in mijn groep. We gaan helemaal ‘los’ met fantaseren over ‘ons huis’. Niet hoe het is, maar hoe het zou kunnen zijn. Sterke verhalen worden verteld, stoere beroepen verzonnen en de meest fantastische huisdieren schaffen we aan. We rijden in sportauto’s, hebben het meest geavanceerde speelgoed en zwemmen in eigen zwembaden. Kastelen zijn ‘hot’ bij zowel de meisjes als de jongens. Maar ook ‘beroepen’ als cowboy of indiaan zijn favoriet. Onze fantasie kent geen grenzen en dagen later tekenen de kleuters nog over ‘Herberts huis’. In de bouwhoeken worden kastelen gebouwd met kantelen en ophaalbruggen en naast de slotgracht komt er op de binnenplaats een heus zwembad. Een heerlijk boek dat in mijn schoolloopbaan in veel groepen is voorgelezen en waar een flink aantal fantasieën aan ontleend zijn.
Ik denk aan mijn eigen jeugd en aan de vriendjes en vriendinnetjes die me het meest zijn bijgebleven. Het zijn waarschijnlijk aangedikte herinneringen, maar wel heel fijne. Allemaal met één gemene deler, namelijk dat die kinderen allemaal iets heel bijzonders hadden of bijzonder waren. De herinneringen komen terug als ik denk aan het boek ‘Je zou Herberts huis eens moeten zien’. En nu zeker 45 jaar later zie ik ze meteen weer voor me. Met naam en uiterlijk, maar nog belangrijker met de herinneringen die zo ‘gekleurd’ zijn dat ik eigenlijk niet eens wil weten of ze ook echt zijn. Het lijken meer dagdromen. Net als bij Herbert.
Amarantha heette ze. Ze had lang blond haar en een eigen pony. Een eigen pony dat kun je je toch niet voorstellen? Een pony en een gansje dat uit het ei gekomen was en haar als eerste had gezien. Het gansje dacht dat zij de moeder was en dus liep het gansje haar achterna, waar ze ook ging. Haar vader was piloot en had de verantwoordelijkheid over zeker 100 vakantiegangers. Dat was pas een belangrijke baan! Amarantha vertelde dikwijls spannende verhalen over zijn landingen in noodweer, altijd met goede afloop. Hij nam altijd cadeautjes mee waar wij ook mee mochten spelen. Wat was het fijn om een vriendinnetje te hebben met zoveel voordelen. En zij was niet de enige.
Want ik had ook nog Madeleine . Haar vader had één hand of eigenlijk twee, maar de tweede was niet echt. Een leren handschoen met ijzerwerk erin. Haar vader had zijn hand ‘verloren’ en droeg nu een ‘nephand’. En hoewel ik er soms tegenop zag om hem een hand te geven, vond ik het toch heel interessant dat ik een vriendinnetje had met een vader met één hand. Ik weet tot op de dag van vandaag niet hoe hij zijn hand was kwijtgeraakt. Ik zal het denk ik nooit hebben gevraagd. En alsof dat nog niet genoeg was. Madeleine was enigst kind en had in haar tuin een eigen huis: een houten blokhut met rode gordijntjes en een echt porseleinen theeserviesje. We speelden daarin en vertelden elkaar geheimpjes. Madeleine was ook eigenlijk meer jongen dan meisje en ze probeerde me te leren om in bomen te klimmen en hutten te bouwen.
En dan Danny, hij woonde in een kindertehuis ‘Dennenoord’. Hij kwam vaak bij ons thuis en deed hele stoere dingen. We stookten vuurtje op het parkeerterrein achter de garageboxen met ons ‘geheime clubje’. Je mocht alleen meedoen als je er met niemand over sprak. De reden van zijn verblijf aldaar kende ik niet, alleen dat hij niet thuis mocht wonen. Het maakte Danny heel ‘aantrekkelijk’ als vriendje. Maar Danny kwam plotseling niet meer en mijn moeder wist alleen te vertellen dat bij navraag ze te horen had gekregen dat hij huisarrest had en niet meer ‘buiten de instelling’ mocht. Ik heb hem nooit meer gezien.
‘Je zou Herberts huis eens moeten zien’ van Dorus H. Lund won ooit een Zilveren Griffel. Het is een prentenboek dat je niet alleen samen met de kinderen meeneemt in de fantasiewereld waar alles kan, je alles hebt en overdrijven mag, maar ook een boek dat me weer even terugbrengt naar mijn eigen kindertijd. Gekleurde herinneringen, maar dat is helemaal niet belangrijk. Het zijn mijn herinneringen. Want weet je, mijn vader die was circusdirecteur en ach, je zou mijn huis eens moeten zien!
Karin Donkers is leraar/adviseur/trainer met hart voor onderwijs. Tot augustus 2015 was zij schoolleider van een school voor OntwikkelingsGericht Onderwijs. Karin is al jaren edublogger en actief in het bloggerscollectief van hetkind.
Reacties