Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Job Cohen: Wat talent met eigen verantwoordelijkheid te maken heeft - of niet

30 november 2011

'Talent is toeval. Geen mens kiest zijn eigen talenten,' stelde Job Cohen op 18 november 2011 in zijn Kerdijklezing. 'Kun je daarom – zelfs als je de maatschappij inricht op individuele talentontwikkeling – stellen dat ieder zelf verantwoordelijk is of hij slaagt in het leven of niet?' Geert Bors las Cohens pleidooi voor een positief paternalistische overheid. '

Nederland werd in 2011  een fenomeen rijker – de Kerdijklezing. Met VVD-coryfee Frits Bolkestein in het comité van aanbeveling en Job Cohen als eerste spreker

Job Cohen, bron: site PvdA

Cohen begint zijn verhaal met de fijne ervaring die iedereen wel kent, wanneer we een onvermoed talent in onszelf voor het eerst gewaarworden. Al snel voelt zo’n talent voor bijvoorbeeld lesgeven, hardlopen, fotograferen of leidinggeven als deel van onze identiteit. Als onlosmakelijk en onvervreemdbaar van onszelf. Hij gaat verder door te stellen dat de extremere variant van het liberalisme, zoals je het kan vinden in de Amerikaanse Tea Party-beweging, vervolgens stelt dat “alles wat iemand met zijn eigen talenten verdient, ook van hem is”. De overheid met zijn vermaledijde belastingdienst moet in die visie een zo minimaal mogelijke rol hebben.

Nederlandse liberalen denken daar stukken milder over, stelt Cohen: hun droombeeld is een volmaakte meritocratie, een “verdienstesamenleving” waarin niet je afkomst, maar je persoonlijke inspanningen en prestaties maken waar je terechtkomt. Kortom: een samenleving waarin het ideaal van gelijke kansen voor iedereen is gerealiseerd. Cohen stelt dat dat betekent als je twee even talentvolle mensen neemt van wie er een opgroeit in een rijke en stimulerende omgeving en de ander in een kansarm gezin, die tweede persoon relatief meer steun moet krijgen om met gelijke kansen aan de start (van zijn loopbaan) te verschijnen. Daarna treedt het liberale principe van eigen verantwoordelijkheid in werking. Cohen:

“[De liberalen] zeggen: ‘op een gegeven moment is het genoeg geweest, de staat garandeert gelijkheid bij de start, maar daarna geldt de eigen verantwoordelijkheid.’ Zo lijken ze het precies goed te doen. Ze zijn niet te streng en niet te soft.”

Een overheid die haar morele rol niet schuwt

Cohen constateert dat veel linkse politici zijn gaan meedenken in het idee van een meritocratie en zich inmiddels bijvoorbeeld ‘links-liberaal’ noemen. Ze stellen het liberale ideaal niet ter discussie, maar slechts de uitvoering ervan. Echter, dit marginaliseert deze politici, vindt de PvdA-voorman, doordat ze zichzelf de rol toebedelen van een waakhond die zorgt dat de Nederlandse liberalen niet afglijden naar het Amerikaanse Tea Party-libertarianism. Links wordt daarmee weinig meer dan een “demper op een rechts ideaal”.

Het ideaal van de meritocratie is “op zijn best de helft van het verhaal”, stelt Cohen. Voornamelijk omdat het ideaal niet voltooid is. Hij noemt het een liberale utopie “dat er een moment is gekomen waarop ieder individu alleen nog afhankelijk is van zijn eigen verantwoordelijkheid.” Voor sommigen zijn de formele kansen tot nu toe slechts papieren kansen: sommige mensen halen het niet en zouden volgens het meritocratische gedachtengoed dat alleen aan zichzelf te wijten hebben. Op dat punt houdt de overheid een rol – een morele rol en verantwoordelijkheid, die best een gezonde mate van paternalisme in zich mag herbergen:

“Ik vind dat de staat zodanig te werk moet gaan dat mensen worden aangemoedigd om hun verantwoordelijkheid te nemen. Soms is het voldoende om mensen die graag willen een extra zetje te geven in de goede richting, maar soms moeten notoire niet-willers duidelijk worden gemaakt dat hun levensstijl anders moet. Dit mag niet alleen gebeuren door hen financieel aan te pakken, maar ook door hen moreel tot de orde te roepen.”

Het talent van leraren ondergewaardeerd

Illustratie Kerdijklezing door Peter Pontiac. Bron: site Kerdijk Stichting

Maar ook een voltooide meritocratie is volgens Cohen niet de best denkbare samenleving. Hier komt hij tot de kern van zijn betoog: omdat onze talenten ons ook maar door de natuur gegeven zijn, klopt het niet om daar vervolgens zo resoluut het predicaat “eigen verantwoordelijkheid” op te plakken:

“Door het ideaal van gelijke kansen te omarmen, hebben liberalen erkend dat iemand zelf niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de sociale en economische omstandigheden die bepalen of hij zijn talenten kan ontwikkelen. Het is een kwestie van toeval. Dan is het nogal raadselachtig waarom ze iemands talent blijven bespreken in termen van ‘eigen verantwoordelijkheid’. Geen mens kiest immers zijn eigen talenten. Ze worden ons ook maar gegeven bij geboorte.”

Vooral omdat liberalen zoveel vertrouwen hechten aan de werking van de markt – een markt die niet elk talent evenveel waardeert en beloont, ontstaat er iets scheefs, wanneer je talent en bijbehorende loopbaan uitsluitend duidt in termen van “eigen verantwoordelijkheid”, meent Cohen. Het maakt dat sommige beroepen, als onderwijzer of verpleegkundige, stelselmatig ondergewaardeerd worden.

Tegengif in een hardvochtige prestatiemaatschappij

Een pure meritocratie zou een hardvochtige prestatiemaatschappij opleveren, zegt Cohen. Terwijl in zijn visie het besef van de cruciale rol van het toeval bij de verdeling van talenten ons dwingt tot bescheidenheid:

“[Bescheidenheid] is het krachtigste tegengif tegen het om zich heen grijpende egoïsme dat samenhangt met de gedachte: ‘dit is mijn eigen verdienste’. (…) Wie zich realiseert dat zijn talenten giften zijn, die bovendien alleen tot volle wasdom kunnen komen met behulp van de zorg van talloze anderen, zal voortdurend in het krijt staan bij de samenleving waaraan hij zoveel te danken heeft.”

Cohen is bang dat de sociale samenhang verkruimeld in een prestatiemaatschappij, waarin iedereen in een permanente vergelijkingsstrijd met elkaar verkeert. Liever ziet hij de samenleving als “een raderwerk waarin ook de kleinste tandwieletjes van belang zijn om het geheel te laten draaien. Iedereen heeft hierin zijn eigen, onmisbare plaats.”

Vandaar dat hij naast Rutte’s “hardwerkende Nederlander” de “wilwillende Nederlander” stelt. Onze talenten zijn immers verschillend en het is niet juist alleen respect te hebben voor die talenten die de hoogste lonen genereren. Welwillende Nederlanders zitten bijvoorbeeld in de groep Wajongers en mensen met een persoonsgebonden budget, die door bezuinigingen onevenredig hard worden getroffen:

“[De bezuinigingen] treffen degenen die van goede wil zijn, maar het moeten hebben van een solidair georganiseerde samenleving om die wil te kunnen tonen. Naast die eigen verantwoordelijkheid staat altijd een gezamenlijke verantwoordelijkheid.”

Talent opnieuw bekeken

Cohen eindigt zijn betoog met een pleidooi voor de voorbeeldfunctie die onze nationale elite heeft. Noblesse oblige betekent in deze tijd dat de elite laat zien dat het denken in termen van “individuele verdiensten” gerelativeerd wordt en ieders talent onderkend en gewaardeerd wordt. Hij hekelt in dat verband de graaicultuur en de bonussen en pleit – in navolging van econoom en Nobelprijswinnaar Jan Tinbergen – voor een gematigde verdeling van inkomens en vermogens. Want: “waar scherpe tegenstellingen tussen arm en rijk ontstaan, groeit een voedingsbodem voor onvrede aan de onderkant en onverschilligheid aan de bovenkant.”

Herman Wijffels

Komt Cohen hier nu fundamenteel in verweer tegen een meritocratische samenleving of schaart hij zich in het kamp van de “dempers op een rechts ideaal”? De PvdA-voorman lijkt zich in spagaat te bevinden: de Kerdijklezing nodigt uit tot het zoeken van verbinding op basis van Kerdijks “positief paternalisme” en verheffingsideaal, en tegelijkertijd is hij de leider van de grootste oppositiepartij. Als er één partij staat voor sociale emancipatie, is het de PvdA, en de twintigste eeuw heeft veel betekend voor het creëren van gelijke kansen voor iedereen, zoals ook Herman Wijffels stelde in zijn NIVOZ-lezing:

“Een kernelement van onze sociaal-culturele ontwikkeling is het proces van individualisering. Individualisering, niet te verwarren met individualisme, beschouw ik als het eindproduct van de fase van emancipatie zoals we die in de twintigste eeuw hebben gerealiseerd. Het is misschien wel het allerbelangrijkste revenu van de maatschappelijke ontwikkeling van de afgelopen eeuw, dat mensen niet meer primair bepaald worden door de groep waarin ze geboren zijn.”

Voltooid is dat proces echter nog niet, zegt ook Wijffels. De twintigste-eeuwse emancipatoire beweging van klassenmaatschappij tot samenleving waarin ieder individu zijn eigen talent mag ontdekken en ontplooien is nog niet af. Het moet een vervolgstap krijgen in de inrichting van ons onderwijs, stelt hij: “Willen wij het talent dat in ieder van ons schuilt optimaal aanspreken, dan zullen we het onderwijsbestel zo moeten inrichten dat het vertrekpunt het individuele niveau is. We hebben elke flinter talent nodig.”

Cohens betoog is een uitnodiging om onze definitie van talent opnieuw te bezien en zo nodig aan te scherpen. Dat deed hetkind al met het prikkelende artikel van Stijn Dhert en Bert Smits, waarin het begrip talentontwikkeling in een recent historische context van positive psychology en economische noodzaak werd geplaatst. Cohen onderstreept met zijn betoog, dat onze talenten van onszelf zijn én voor onze samenleving zijn, de verbinding tussen de leidende principes van hetkind 1 (talent) en 5 (moreel kompas) en 6 (samenleving).

Geert Bors, redactie NIVOZ/hetkind

Dit artikel is gebaseerd op Cohens Kerdijklezing en op de weergave ervan in NRC-Handelsblad op 19/20 november 2011, onder de titel "Job Cohen: Meritocratie is niet genoeg"

 

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief