Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

'Je moet zelf kansen grijpen en vrijheid uitbreiden - stapje voor stapje. Dan win je vertrouwen'

15 juli 2015

Hetkind-themalogo-onderwijsavondMr. Kanamori was alweer drie jaar geleden in Nederland. Het verreikende en intieme gesprek tussen Marcel van Herpen en Toshiro Kanamori boet echter niet in aan kwaliteit. De Japanse leraar sprak  openlijk over zijn radicale en creatieve lesmethodes, zijn overtuigingen en twijfels, en spoorde Nederlandse leraren aan hun professionele autonomie te bewaken: 'Je moet zelf je kansen grijpen en je vrijheid uitbreiden – stapje voor stapje. Zo win je vertrouwen.' 

Maitland, het nieuwe theatergebouw op landgoed De Horst, zit op woensdagavond 5 september vol. Heel vol. Op de bovenste rij staan extra stoelen en daar, beneden in de diepte, staat één tafel. De Japanse leraar Toshiro Kanamori zit in het midden, rechts tolk Ingeborg Hansen, links interviewer Marcel van Herpen. Vaak beantwoordt Kanamori een vraag door van zijn plek te gaan en met zijn hele lijf de zaal toe te spreken. Eerst zijn er dan de weidse, energieke gebaren; een half minuutje later volgt de Nederlandse vertaling en herken je wat Kanamori met zijn bewegingen duidelijk wilde maken.

Er staat al spanning op de omvang van de zaal en het kleine hagelwitte tafeltje op die lege, al even glimmende vloer, maar Van Herpen rekt die spanning ook nog eens maximaal op door de vragen verstrekkend en tegelijkertijd intiem te maken. Hij deinst er niet terug ‘leven en dood’ te kiezen als hoofdthema van de avond: het plotselinge overlijden van ouders van leerlingen komt langs, net als de lessen in survival en aanpassing die de natuur je leert.

Hij laat Kanamori uitgebreid reflecteren over hoe hij in zijn klas de atmosfeer schept, waarin zijn ‘levenslessen’ de leidraad van het curriculum vormen en waardoor het mogelijk wordt om in de klas zwangere vrouwen, maar ook terminale patiënten te verwelkomen voor een gesprek met tienjarige kinderen – iets dat indruk maakt, zelfs bij de toehoorders die al decennialang werkzaam zijn in stromingen van Europees reformonderwijs, waaruit ook Kanamori zijn inspiratie put.

Kanamori praat openhartig over zijn twijfels, over de dood van twee van zijn eigen kinderen, over hoe hij en zijn vrouw daarover amper samen gesproken hebben en over hoe zich dat verhoudt tot Kanamori’s aanmoediging aan zijn leerlingen hun emoties openlijk te tonen.

En Marcel van Herpen kan het maken: tussen de regels door laat Kanamori de zaal weten dat hij het zeer op prijs gesteld heeft dat Marcel hem in 2006 is komen opzoeken in Kanazawa. Getroffen door de documentaire, had Van Herpen besloten zijn zomervakantie in Japan door te brengen en met weinig meer dan een naam en een paar stills uit de documentaire, was hij op zoek gegaan naar de leraar uit ‘De Japanse levensles’. Het resultaat, zes jaar en de inspanning van veel meer mensen later, is deze Kanamori-tiendaagse door heel Nederland.

Wat Van Herpen vanavond ook niet schuwt – ondanks dat er een keer iemand zijn hoofd om de deur steekt en een uitnodigend gebaar maakt dat de drankjes klaar staan – is om er de tijd voor te nemen. Bijna tweeënhalf uur stelt hij compacte vragen en luisteren hij en de zaal naar Kanamori’s soms breed uitwaaierende antwoorden. Deze avond is een Zomergasten voor het onderwijs, aan het begin van de nazomer. Voor wie er niet was en voor wie zijn favoriete citaten van de avond nog eens wil terugzoeken, volgt hieronder een vrijwel integrale weergave van het gesprek.

Marcel van Herpen: Meester Kanamori, welkom in eigen huis, bij het NIVOZ. De eerste dagen heeft u al veel ervaringen opgedaan, een basisschool bezocht, veel vragen gehad van lerarenopleiders, studenten, leraren, kinderen. Wat is u het meest opgevallen?

Toshiro Kanamori: “De vraag die me al een paar keer gesteld is en die me het meest verbaasd heeft, is die naar het knuffelen van kinderen in mijn klas. Ik heb begrepen dat dat in Nederland niet meer goed kan – dat je er voorzichtig mee moet zijn. Waarom kan het bij ons dan wel, terwijl in Japan mensen echt niet zo geneigd zijn elkaar de hele tijd om de hals te vliegen? Wat me ook opgevallen is, is de vrijheid die kinderen hebben. En hun mooie vragen. In de klas hadden ze de documentaire gezien en was een kind onder de indruk geraakt van hoe de klas tegen me ingaat, als ik besloten heb dat Yuto niet mee mag vlotvaren. Uiteindelijk ben ik het dan die het onderspit delft door de kracht van hun argumenten. Dit kind had daar een bijzondere vraag over, die me aansprak en ontroerde: ‘Wat moet ik doen om zo sterk te worden als de kinderen in die klas?’ Kijk, van docenten krijg ik vaak vragen als ‘hoe moet ik het inplannen? Hoe maak ik hier tijd voor?’ Kinderen kijken naar andere dingen. En stellen vervolgens veel sterkere vragen.”

MvH: Wat was het antwoord op de vraag van dat kind?

TK: “Stel het je maar voor en denk je het maar in. Ik houd me in: je moet er je eigen gedachten maar over ontwikkelen.”

MvH [lachend, naar het publiek]: Tja, we trekken een paar dagen met elkaar op en nu al proberen het elkaar steeds lastiger te maken. [naar Kanamori]: Aanraken is hier spannend geworden, door incidenten in het nieuws. Maar eigenlijk voelt iedereen wel aan wat wel kan en niet kan. U heeft er veel vragen over gehad: wanneer kan het wel en niet?

TK: “Japanse leerkrachten hebben meer dan Nederlandse een weerstand tegen omarmen. Maar ik denk dat het voor kinderen heel goed is om een beschermende arm om zich heen krijgen, wanneer dat nodig is. Het is belangrijk dat je kinderen laat voelen dat je er bent voor ze. Ik probeer kinderen heel veel met hun lijf te laten ervaren – door bijvoorbeeld de natuur in te gaan, door in de regen te gaan staan en in de plassen te springen. Een arm om iemand heen leggen is dus niets bijzonders. Onderwijs begint met elkaar zien, met elkaar aankijken. Ik start de dag met een high five, maar waar ik dan naar kijk is de gezichtsuitdrukking van ieder kind, om te weten hoe de vlag er die dag bijhangt.”

MvH: En wat is uw kortste antwoord op de vraag van leraren die zeggen geen tijd te hebben voor deze manier van in de klas staan?

TK: “Tja, zeggen dat je geen tijd hebt, is een slechte smoes.”

MvH: Wat we in de documentaire ook zien zijn incidenten die veel indruk maken – de dood van een vader bijvoorbeeld. Zoiets overkomt de klas. U laat dat niet passeren en integreert dat soort gebeurtenissen in uw ‘levenslessen’. U stelt die levenslessen centraal – in uw klas, in uw boek, in uw filosofie – en organiseert ook actief dat er bijvoorbeeld een zwangere vrouw en een man zonder benen, die de marathon rolt, in uw klas komen om hun verhaal te delen. Wat is er nodig in de klas om te komen tot dat soort ontmoetingen en waarom voert u ze zo consequent door?



TK: “Ik ben net even in het bos geweest, op dit landgoed waar ik ook verblijf. Het is er mooi – opeens sta je in een grote, open ruimte, omzoomd met hoge bomen. [Kanamori steekt een stukje heide omhoog] Dit stond daar te bloeien en ik vond het geweldig. De vraag die in me opkwam was: voor wie staat dit plantje daar te bloeien? Je hebt natuurlijk kleine insecten die de nectar uit deze plant komen halen. En insecten, die de kleine zaadjes meenemen – mieren kunnen de zaadjes naar hun nest slepen, als voedsel. Naast die plant stond dit andere plantje met die kleine vruchtjes eraan. Waarschijnlijk zijn het vogels die op die vruchtjes afkomen – in de loop van de evolutie is de grootte van die vruchtjes precies zo afgesteld dat ze door vogels kunnen worden opgepikt, waardoor de zaden verspreid raken. En kijk, de blaadjes zijn opgerold. Er zitten vast en zeker eitjes in van een diertje. Om het nageslacht te beschermen is het nodig geweest dat de ouder het blad eromheen vouwde. Nu worden de eitjes beschermd, maar straks zullen de larven het blad weer als voedsel gebruiken. Je moet er even stout voor zijn, maar dan kun je even naar binnen gluren, naar die eitjes.

Wat ik wil zeggen: in het bos is van alles te vinden wat te maken heeft met de verbinding tussen leven en dood. Het maakt een groot verschil of je kinderen meeneemt en ze laat voelen, of dat je ze dit uit een boekje leert. Ik heb deze korte les, in een mij onbekend Nederlands bos, in een kwartiertje bij elkaar verzameld. Om terug te komen op de vorige vraag: je kunt dus niet stellen dat het een kwestie van tijd is.

Je moet kinderen in directe aanraking met dit soort zaken brengen om het echt over te brengen. Daar komt veel ontroering, veel bewondering uit voort. Als leerkracht moet je moeite doen om die verwondering voor elkaar te krijgen. Daarom haal ik mensen naar de klas, als de man die beide benen verloren heeft. Hij komt helemaal uit Tokio – best een reis – om te vertellen hoe belangrijk het leven is. Zijn kunstbenen doet hij in de klas af en laat zich dan op de grond vallen. Tot schrik en verwondering van de kinderen. Maar als hij dan zegt: “Ik wil dat jullie me zien zoals ik ben”, komen de kinderen meteen met een heleboel vragen. Het zijn dat soort dingen, een optelsom van kleine dingen, waar ik het jaar mee volmaak. Je hebt de kleine voorbeelden nodig om ook de grote dingen te kunnen doen.”

MvH: Wat misschien nog een verdieping behoeft: de terminale patiënten, de zwangere vrouwen die in de klas komen en uit eigen ervaring hun verhaal doen over leven en dood. Zijn het de ‘kleine dingen’, zoals u ze net benoemt, of zijn er ook andere dingen nodig voor kinderen dergelijke confrontaties aankunnen?



TK: “Je moet de verwondering van kinderen weten aan te spreken. Zo’n verhaal over een plantje - daar willen kinderen over praten. Om te beginnen tegen hun ouders. Thuis vragen ze: ‘Weten jullie wel waarom dit besje deze grootte heeft?’ Ouders die dat soort vragen krijgen waarop ze de antwoorden niet kennen, worden zelf ook nieuwsgierig: ‘Ik zou wel terug willen naar mijn kindertijd en ook op deze manier willen leren’, krijg ik dan te horen. Door op deze manier te leren te zoeken naar de betekenis achter de dingen, spreek ik de verwondering van kinderen én hun ouders aan. Daardoor krijg ik heel veel steun en support van ouders.

Een voorbeeld: de moeder van Yuto, die werd gezien als het ‘monstertje van de klas’, was altijd vrij kritisch op mijn manier van handelen. Tot ze een keer meeging naar buiten en zag hoe haar zoon genoot van het springen in de rivier en het spelen met modder. Voor het volgende uitstapje zei ze: “U hoeft niets te drinken mee te nemen. Daar zorg ik voor.” Ik kreeg toen een blikje aangeboden, met een doek erom ‘om het fris te houden’. Maar ze had goed begrepen dat ik wel van een glaasje houdt en die doek was ervoor dat kinderen niet zouden zien wat erin zat. Ze maakte me op dat moment heel gelukkig.

Een jongen in mijn klas heeft ooit gezegd: ‘De meester is de catcher en wij zijn allemaal pitchers. Wij gooien ballen en u vangt ze allemaal op – het maakt niet uit of het een slecht gegooide bal is.’ Dat heb ik opgevat als een belangrijke filosofische boodschap van een kind aan mij. Wanneer in een andere klas een ‘pitcher’ een kromme bal gooit, krijgt hij vaak van zijn docent te horen: ‘Dat was geen goede bal’. Maar een goede docent vangt ballen met zijn hele lijf. Ik besefte dat kinderen niet anders doen dan ballen gooien naar volwassenen. Ook als dat geen mooie ballen zijn, moet je daarvan willen leren. Dat is het als catcher zo goed kan doen, ligt eraan dat ik de ouders van mijn pitchers heb als ondersteunend vangnet.”

MvH: Wat is er nodig voor leraren (in opleiding) om alle ballen te gaan vangen – als persoon, als kwaliteit?



TK: “Je moet kunnen genieten van kwajongensstreken. Je moet dingen laten komen zoals ze komen. Mensen die altijd serieus bezig zijn worden ingehaald door de kinderen. Japanse leraren hebben over algemeen 30-40 kinderen in de klas. Allemaal verschillend. Met allemaal verschillende verwachtingen en karakters. Je moet genoeg ruimte hebben in jezelf om dat aan te kunnen, om daarmee om te kunnen gaan. De catcher moet zijn kinderen één voor één goed kunnen begrijpen. En natuurlijk moet je weten wat je ze wilt leren.

Maar dat is nog niet genoeg om een catcher te zijn: kinderen kijken goed naar volwassenen. Waar kijken ze dan naar? Natuurlijk naar kleding, je houding, je gezichtsuitdrukking, maar vooral naar je manier van leven en manier van leren. Dat is de boodschap die ik ze consequent mee wil geven: dat wat spreekt uit mijn manier van werken en van leven, die ze elke dag zien. Ze leren te zien en te vertrouwen dat de ballen die ze gooien opgevangen worden. Zelfs al heb ik moe ben of een kater heb, zullen mijn kinderen niet boos worden. Toen ik jong was hebben ze wel eens een bedje voor me gemaakt: ‘Meester ga maar even liggen, wij gaan wel door met leren’. Eentje ging bij de deur staan om te zorgen dat andere leraren het niet zagen. Als je zo je best doet voor kinderen, krijg je daar ook iets voor terug.

Ik denk ook dat je moet leren om kinderen te begrijpen voorbij de dingen die ze je met woorden duidelijk maken. Er zijn soms onderwerpen waarover ze niet kunnen of durven te spreken, en die je alleen maar in hun lichaamstaal kunt waarnemen. Om dat te bereiken, moet je meer doen dan er alleen in de klas zijn: Japanse kinderen maken zich zorgen over hun ouders, vooral over hun vader, die vaak te hard werkt. Kinderen zijn veel gevoeliger voor de manier waarop ouders in het leven staan dan volwassenen vaak denken. Dat zijn dingen die leraren over het algemeen niet te zien krijgen, als ze alleen maar ‘in de klas’ zijn. Ik heb het altijd belangrijk gevonden om naast werk op school mee te doen in bewegingen, verenigingen – voor het milieu, in vredesbewegingen, samen met mensen een stuk land bewerken bijvoorbeeld.

Wat me tenslotte ook altijd geholpen heeft, is om veel literatuur te lezen: je leert je dan verplaatsen in anderen. Kijk naar de maatschappij, lees boeken, ga de natuur in. Speel en leer samen met kinderen. Dat is de weg naar een goede catcher worden.”

MvH: U klinkt in alles zo overtuigd en overtuigend. Ergens moet toch ook twijfel schuilen. Waar zit of zat uw grootste twijfel?

TK: “O, ik twijfel elke dag. Ik maak me zorgen over wat ik doe een succes is of niet, maar al twijfelend ben ik het wél aan het doen. Ik ben niet iemand die zich aan het boek houdt. Ik lees wel tien boeken voor ik dat ene boek vind dat ik aan de kinderen wil laten lezen. Het is belangrijk te beseffen dat je, als leraar aan een basisschool, niet zomaar in je eentje zo rijk kunt worden. Ik vind het belangrijk om met andere mensen verbinding te maken. Een van mijn eigen leraren is schrijver. Een van mijn vrienden is een folksinger. Een goede vriendin is een beroemd actrice. Dat zijn mensen waar ik de kracht van leen – van hun woorden, hun lichaamstaal, hun houding. Juist omdat ik twijfel. Trouwens, zij twijfelen ook.

Ik ken geen mensen die niet twijfelen. Het is goed om toch door te zetten, want hoe meer je wenst, hoe meer je krijgt. Als je niets wenst, krijg je ook niets. Julie hadden hier niet hoeven komen, maar met een zekere verwachting bent u naar deze oude man komen kijken. Je wenste iets, je verwachtte iets en daarvoor krijg je hopelijk iets terug.

De kinderen zelf zijn ook een antwoord op vertwijfeling. Wat ik van ze geleerd heb, is dat je weliswaar niet veel mensen in je huis kunt onderbrengen, maar wel een boel mensen in je hart kunt laten wonen. Dat besef is tot me doorgedrongen door diep in mezelf en in mijn jeugd te graven. Je kunt wel zwangere vrouwen of een terminale patiënt in je klas uitnodigen, maar je moet ook weten hoe een kind daarvan kan leren. Heel veel mensen zouden zich geen raad weten, omdat ze zich onvoldoende kunnen inleven in de belevingswereld van kinderen. Vergeet niet wie je was toen je klein was. Ik denk dat je dit werk niet kunt doen als je volwassen wordt en niet meer weet hoe het was als kind.

De levenskracht, die je de natuur te vinden is, gebruik ik ook. Kinderen die pesten bijvoorbeeld probeer ik een spiegel voor te houden van de lessen die het leven je zelf biedt. De antwoorden op veel vragen liggen in de natuur. Het gaat erom te weten hoe je glans aan het leven moet geven. Enjoy, speel! Ga in de stromende regen staan. Ga in de plassen springen. Dat is een deel van het leven waarvan ik wil dat kinderen het niet kwijraken. Het directe antwoord op de vraag is: ik heb iedere dag getwijfeld. Lezen wat kinderen in het klassenboek schrijven of kijken naar hun gezichten is dan een grote hulp.”

MvH: Dit is een goed moment om uw verhaal te verbinden met dat wat in de film en uw boek ook aan bod komt: bij hun geboorte heeft u twee kinderen moeten afstaan. Mensen die dat meemaken worden soms apathisch, onverschillig. U maakt het niet alleen duidelijk dat u volmondig voor het leven kiest, maar u draagt het ook over. Kunt u vertellen hoe u dat bij kinderen doet?

TK: “Mijn vrouw heeft een vrij zwak gestel. Toen ze zwanger werd, deed ze voorzichtig, maar ons kind overleed in haar buik. We zijn de ene na de andere arts afgelopen om te vragen hoe het kwam. Na vierde bezoek zei ze dat ze geen zin meer had in gedonder aan haar lijf. ‘Vind je dat goed?’, vroeg ze. Uiteraard vond ik dat prima. Toen ze opnieuw zwanger werd, was ze nog veel voorzichtiger. In de zevende maand werd ons kind geboren. Het was heel zwak en de arts vertelde ons: “Uw kind zal overlijden of ernstig gehandicapt zijn. Het is beter als het sterft.” Na twee dagen overleed ons kind inderdaad.

Later heb ik per ongeluk het dagboek van mijn vrouw in handen gekregen. Ze schreef hoe afschuwelijk ze het vond om haar man geen kind te kunnen geven, en haar schoonouders geen kleinkind. Later hebben we nog een gezonde zoon en dochter gekregen. Ik  ben me bewust geworden dat leven niet zomaar, niet gemakkelijk tot stand komt. We hadden ons kleine baby niet mogen aanraken, alleen van afstand bekijken. Toen het overleden was, werd het naar de zaal gebracht en op een bed gelegd. Op het moment dat ik het kindje in een kistje legde, had ik er veel moeite mee om het te zien als mijn eigen kind. Maar mijn vrouw liet zich op de grond vallen en huilde hartstochtelijk. Ik heb toen echt ervaren hoe zwaar het is om leven te verliezen. Het is een van de aanleidingen geweest om mijn levenslessen te ontwikkelen.

In de tijd dat ik begon als leraar, was er veel geweld in de school: kinderen die stenen gooiden; een oud-leerling die zich aansloot bij een motor-gang en zich tegen een boom te pletter reed. Ik denk dat het geen enkele zin heeft tegen kinderen met woorden te zeggen dat het belangrijk is zuinig te zin op je leven. Je moet het ze laten ervaren. Het heeft ongeveer twintig jaar geduurd voor mijn manier van lesgeven, met het uitnodigen van zwangere vrouwen of terminaal zieken, zich in Japan begon te verbreiden. Jullie zitten hier, met je hoofd, je lijf, je handen. Jullie kunnen het onderwijs veranderen en ik hoop dat jullie dat zullen doen.”

MvH: We hebben onze vragen niet voorbesproken, maar ik durf het aan u deze vraag nu toch te stellen: in uw boek schrijft u dat u met uw vrouw eigenlijk nooit gepraat heeft over de dood van uw twee kinderen. Toch moedigt u kinderen aan hun emoties openlijk te tonen en zo te leren. Hoe strookt dat met elkaar?

TK: “Klopt, met mijn vrouw heb ik er niet in woorden over gepraat. Maar we kennen elkaar lang en weten van elkaar dat we verdrietig zijn. Het klopt dat het lijkt of het niet klopt. Mijn vrouw en ik kennen elkaar zolang, dat we elkaar begrijpen. Daar maak ik me geen zorgen over. Met kinderen is het anders. Die wordt niet meer geleerd zich af te vragen: waar kom ik vandaan? Het is goed als ze dat aan hun ouders of grootoduers vragen. Van de 32 kinderen in mijn klas bleken er 27 die met de dood te maken hadden gehad – een miskraam, een broertje overleden, ouders of grootouders. Een meisje ontdekte dat haar grootvader zijn vader nooit gekend had, omdat die ten tijde van zijn geboorte was uitgezonden naar het front. Hij was alleen opgevoed door zijn overgrootmoeder. Het meisje besefte dat het belangrijk is te weten hoe je geschiedenis in elkaar zit en ze kon meevoelen met het kind dat haar opa ooit geweest was.

Met dat soort lessen gaan kinderen zien dat het leven iets waardevols is. Het is belangrijk dat kinderen leren begrijpen dat ze stuk voor stuk belangrijk zijn. Een meisje kwam thuis en vertelde haar moeder naar aanleiding van zo’n les dat ze zichzelf bijzonder vond. Haar moeder zei: ‘Nou, valt we mee hoor. Florence Nightingale – díe was pas bijzonder.’ Maar niet veel later kreeg ik van die moeder een dikke brief, over wat ze gezien had bij haar kind en dat ze wel begrepen had hoe belangrijk dat was.

Met dergelijke lessen wordt de kracht van de school zichtbaar: elk kind leert zijn persoonlijke geschiedenis kennen en die van al zijn klasgenoten. Eén levensverhaal is misschien klein, maar als je al die individuele levens bij elkaar optelt, krijgt het veel meer kracht.”

MvH: We hebben gesproken over het leven en de dood en de specifieke rol van daarvan in uw eigen leven. Uw documentaire toont maar een fractie van wat zich in een jaar afspeelt. Soms blijf je achter met een onbevredigd gevoel en wil je de achtergrond of het vervolg weten. Daar zijn uw boeken voor, maar ik zou één fragment toch willen uitlichten.

[Marcel toont het fragment waar leerling Ren na vier dagen weer op school komt, nadat zijn oma is overleden. In het klassenboek schrijft hij over de begrafenis: ‘Het leek alsof ze sliep, maar ze was dood’. Voor andere kinderen is dat een aanleiding om te vertellen over het verlies van een familielid. Vooral de woorden van Mifuyu raken de klas: ze begint te vertellen dat haar vader overleden is toen ze drie was: ‘Ik snapte toen al dat alle mensen een keer dood gingen’. Jarenlang had ze het voor zich gehouden omdat ze bang was dat anderen haar raar zouden binden. Kanamori stelt met de klas vast dat het vandaag voor Mifuyu het moeilijkst was: ‘Het is moeilijk om binnen te houden, hè Mifuyu? Ik wist dat het je zou opluchten’. Andere kinderen zijn erg geraakt door haar verhaal en huilen ook. Kanamori becommentarieert, via een voice-over interview: ‘Empathie is iets prachtigs. Laat anderen in je hart leven’.]

TK: “Jullie weten van het klassenschrift, waarin kinderen thuis terugkijken op de dag en dingen over zichzelf opschrijven en de volgende dag voorlezen. Ren had geschreven over het overlijden van zijn oma, vanuit het gevoel dat hij gezien had dat zijn opa alleen overbleef en duidelijk verdrietig was. Het is heel belangrijk om de schooldag te beginnen met wat er uit kinderen zelf komt – nog voor je ook maar met je eerste instructie of mededeling komt. Kinderen moeten leren zien dat klasgenoten en hun welbevinden van belang zijn. Daar ligt de achtergrond van wat we net hebben gezien.

Wat opvallend is, is dat ik Mifuyu nooit gevraagd heb te praten over haar vader. Ze was eraan toe en deed het uit zichzelf. Veel kinderen begonnen te huilen en ik heb niet geprobeerd dat tegen te houden. Met huilen maak je jezelf van binnen schoon. Het is een manier om opnieuw kracht te vinden. Het helpt om je verdriet te kunnen delen met andere mensen en het is een kracht om je te kunnen inleven in een ander. Dat doe ik bijvoorbeeld ook door mijn betrokkenheid bij een beweging die steun biedt aan de mensen die vorig jaar getroffen zijn door de kernramp en de tsunami.

Het lukte Mifuyu een paar dagen later om een tekening van haar vader, die ontwerper was, mee te nemen naar school. Toen haar moeder dat zag, besefte ze dat haar dochter een grote stap gezet had. Voor haar was dat een opluchting. De ouders van Mifuyu kenden elkaar sinds hun studententijd en hun huwelijk was er één uit liefde geweest, wat niet vanzelfsprekend is in Japan. De moeder had veel moeite afscheid te nemen van haar man. Normaal bewaar je de resten na de crematie in een uur, die je zeven dagen in je huis houdt. Mifuyu’s moeder had die urn al zeven jaar op een altaar staan. Het was haar dochter Mifuyu die het begin maakte om te accepteren dat haar vader overleden was. Daarna lukte het haar moeder ook. Mifuyu heeft daarna in het klassenboek geschreven wat haar vader voor haar als gift had achtergelaten – zijn ontwerpen – en dat hij zo voortleefde in haar. Dat was een belangrijk moment, voor Mifuyu, voor de klas en ook voor mij.”

MvH: Tot slot: sommige ouders en politici vertrouwen leraren niet, waardoor die hun ‘levenslessen’ niet kunnen geven en de kinderen niet meer zien. Hoe kijkt u aan tegen dat vertrouwen en wat is volgens u de opdracht van de individuele leraar?

TK: “Zonder vertrouwen is eigenlijk niets mogelijk. Veel dingen beginnen vanuit één persoon, eigenlijk. Ik woon in Japan, maar ik heb zelf bijvoorbeeld erg veel geleerd van de Zwitserse pedagoog en filosoof Pestalozzi. Een beweging kan beginnen bij maar één persoon, maar als iets gaat rollen, kan er veel meer gaan gebeuren. Het is ook niet zo dat wat jij doet per se door de overheid erkend moet worden: als het maar door de kinderen en hun ouders erkend wordt.

In Nederland is er veel meer ruimte en acceptatie voor dergelijke initiatieven dan in Japan. Eigenlijk hebben jullie een luxeprobleem. Je hoeft mijn ‘levenslessen’ ook niet op te blazen, als iets groots te zien. Kijk naar de sterrenhemel als je vanavond naar huis gaat, voel de stroom van de lucht langs je lichaam. Dan voel je dat je leeft. Het gaat erom dat je dat beeld kunt vinden en vasthouden. Wanneer er buiten een mooie regenboog is, stop ik mijn lessen en gaan we met zijn allen kijken. Het is wel eens gebeurd dat er buiten een prachtige regenboog was en ik via het intercomsysteem alle leraren en klassen opriep te komen kijken. Er kwam alleen één jonge leerkracht met zijn groep naar buiten. Dat zijn kleine dingen die je in je eentje kunt doen.

Leerkrachten moeten hun vrijheid voelen en zich niet onder druk laten zetten. Je moet zelf de kans grijpen en je vrijheid uitbreiden – stapje voor stapje, zo win je vertrouwen van je kinderen, de ouders, de school. Kijk, er zijn altijd mensen op de wereld die oorlog zullen veroorzaken. Er is een kracht – van vrijheid, autonomie en eigenzinnigheid – nodig om dat te stoppen. Toen jullie me vroegen naar Nederland te komen, vond ik dat eigenlijk te ver en te eng. Maar waarom ik toch gegaan ben, is omdat ik het huis van Anne Frank met eigen ogen wilde zien.

Tenslotte wil ik graag nog een keer onderstrepen dat je het als individuele leraar niet alleen hoeft te doen. Dat ik hier ben, komt door twee personen die allebei in de rug geduwd zijn door alle mensen die in Nederland mijn film gezien hebben en me hebben uitgenodigd. En ook hier begon het met één persoon – Marcel – die naar Kanazawa geomen is om me op te zoeken. Op die manier is hij een van mijn Nederlandse vrienden geworden, al wonen we ver uit elkaar. Wees zuinig op de band tussen mensen.”

Kanamori heft tot slot een lied aan, van de bevriende folksinger, waaruit blijkt dat je genoeg hebt en gelukkig kunt zijn, als je ‘verse vis, verse groenten en een vriend’ hebt. Hij vergeet halverwege zijn tekst en zegt dat ook dat goed is om aan je kinderen te laten zien: “Het leven is een keten van missers. Als je ouder wordt, word je geniaal in dingen vergeten”.

In een allerlaatste anekdote vertelt hij hoe ooit, rond 1800, Nederland het enige land was dat economische en culturele toegang tot Japan had. Er was in die tijd een boek, geschreven door een Nederlandse arts, waarmee Japanse artsen hun vak leerden verbreden en verdiepen. Niet dat Kanamori zijn boek wil vergelijken met deze historische stimulans voor de Japanse geneeskunde, maar hij vindt het toch leuk te melden dat er nu een Japanner naar Nederland is gekomen om zijn kunde te delen. “Ik hoop dat mijn boek nuttig zal zijn voor de ontwikkeling van jullie onderwijs.”

Dan haalt Kanamori twee vingers langs zijn lippen: een rits die zijn mond afsluit.
“Nu zeg ik niets meer.”

Geert Bors, redactie NIVOZ / hetkind

 

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief