IJsbeer in nood: over het faciliteren en ontwikkelen van het kritisch denkvermogen
1 november 2016
Eigenlijk is het één van de primaire taken van school: kinderen vertrouwd maken met kennis die bijdraagt aan een uitgebalanceerde algemene vorming. Onderzoeker Laurence Guérin merkt dat haar dochter vrij klakkeloos informatie voor waar aanneemt uit een folder over het klimaatverandering. Zij vraagt zich af hoe wij als volwassenen kunnen bijdragen aan het ontwikkelen van het kritisch denkvermogen bij kinderen. Haar uiteenzetting. 'Te vroeg met bepaalde onderwerpen in aanraking komen draagt ook het gevaar in zich dat kinderen misschien eerder een soort “laat maar” houding ontwikkelen, dan dat het hun nieuwsgierigheid prikkelt.'Een aantal jaar geleden verzamelde mijn tienjarige dochter bij de buren geld in om de ijsberen te redden. Het ijs op de Noordpool smelt waardoor het voortbestaan van de ijsbeer wordt bedreigd, vertelt de actiebrochure “IJsbeer in Nood” van het Wereld Natuur Fonds (WNF). Deze brochure was haar toegezonden met haar abonnement van Tam Tam, een jeugdblad over dieren en natuur. Wie mee deed aan de actie kreeg een fotolijstje en een “extra prijs voor de beste actievoerders”. Niet alleen werden de kinderen aangemoedigd om geld in te zamelen voor diverse projecten en onderzoeken, maar ook om bij te dragen aan de redding van de ijsberen door zelf iets te doen voor het klimaat: zuinig zijn met energie en water.
De buren vonden het een goed initiatief en gaven geld. Ook de oppas moest eraan geloven. Moeilijk om tegen een kind van tien “nee” te zeggen als ze voor een goed doel langskomt. Toch wilde ik haar geen geld geven.
“Ik vind het goed dat je geld in wilt zamelen om bij te dragen aan projecten om ijsberen te redden. Mijn probleem is dat de informatie in de brochure niet klopt. Ik wil geen geld geven aan deze actie als ze je verkeerde dingen laten geloven” probeerde ik haar uit te leggen.
“Het is niet zo dat als je minder energie verbruikt het meteen voor een beter klimaat zorgt. Enhet is zelfs niet zo dat als je het licht uitdoet je minder energie verbruikt.”
Ik probeerde mijn dochter uit te leggen dat ecologisch handelen complexer is dan wat in de brochure staat. Mijn dochter veegde mijn uitleg hierover van tafel. Als het in de brochure staat, zal het waar zijn, was haar houding en overtuiging.
Thuis of op school
Ik was verbaasd dat zij zo klakkeloos de informatie overnam, ondanks mijn uitleg. Het is een moeilijke en ingewikkelde taak om kinderen zulke complexe zaken uit te leggen en ze te leren erover na te denken. Thuis lukte dat me niet om mijn dochter dit bij te brengen. Immers, of het zinvol is om altijd het licht uit te doen is afhankelijk van het type lampen dat je hebt. Heb je een spaarlamp, dan gaat deze sneller kapot bij te veel aan- en uitzetten. Je consumeert uiteindelijk meer van deze lampen. Betrek je de productie van de lampen erbij (spaarlampen bevatten gevaarlijker stoffen dan gewone peertjes), dan is de ecologische meerwaarde tussen licht aan laten of licht uit doen niet zo makkelijk te achterhalen. Zulke afwegingen vragen om verschillende soorten kennis over allerlei zaken. Het vraagt ook om rekening te houden met verschillende factoren in en buiten het huis. Pas dan kan een beslissing worden genomen.
Vervolgens vertelde een PABO-student me dat leerlingen uit zijn stageschool voor deze actie langs de klas kwamen om geld in te zamelen. Hij las de brochure en vroeg zich af hoe hij de kinderen kon uitleggen dat de informatie in de brochure niet klopte. Hij liet het er gewoon bij, want hij voelde zich als stagiair niet bevoegd om in te grijpen. Blijkbaar hadden de leerkrachten van de school er geen probleem mee. Dat het me thuis niet lukte om mijn dochter aan het denken te zetten vond ik al lastig. Maar dat scholen blijkbaar zulke acties ondersteunen en tegenover leerlingen impliciet of expliciet de verstrekte informatie bevestigen vond ik nog lastiger. Ik vroeg me af in hoeverre het niet ook de functie van de school is om het kritisch denkvermogen van kinderen te stimuleren. En zodanig te stimuleren dat kinderen zich weerbaarder kunnen opstellen tegenover de informatie die zulke acties verstrekken. In dit artikel geef ik een aanzet hoe de school deze functie zouden kunnen vervullen.
Weerbaar zijn
Thema’s als klimaatveranderingen en andere milieu- en natuurproblemen worden vaak in simplistische denkbeelden vertaald. Kinderen leren dat ze kunnen bijdragen aan de oplossingen van zulke wereldproblemen door minder energie te verbruiken en minder te consumeren. Er wordt kinderen zo gesuggereerd dat hun handelen een direct invloed heeft op het klimaat en dat de oplossingen hiervan in ecologische handelingen te vinden zijn. Lessen zoals “we zijn de tomaten” of webquest die te vinden zijn op kennisnet zijn sprekende voorbeelden van deze gangbare manier van denken in het onderwijs. Terwijl wetenschappers laten zien dat zo’n direct verband niet bestaat. Onderwerpen zoals klimaatverandering zijn complex.
Talloze factoren beïnvloeden de verandering van het klimaat.
Wetenschappers zelf kunnen het fenomeen tot bepaalde hoogte verklaren. Zeker weet men het niet. Wat wetenschappers doen is hypotheses stellen en mogelijke scenario’s ontwikkelen. Het lijkt alsof men zich op scholen niets aantrekt van het “niet zeker weten” van wetenschappelijk onderzoek. Complexe wereldproblemen vragen om ingenieuze en ingewikkelde oplossingen. Kinderen leren door de huidige aanpak van scholen optimistische gedragsveranderingen aan zonder dat zij ten eerste de mogelijkheid hebben om af te wegen of deze handelingen adequaat en doelmatig zijn, en ten tweede geprikkeld worden om over deze wereldproblemen na te denken. Kinderen leren dus niet om kritische vragen te stellen, wel om willekeurige beweringen en overtuigingen als waar aan te nemen.
Het is een taak van school om leerlingen aan het denken te zetten.
Zodat mijn dochter bijvoorbeeld leert om zich bij het lezen van zo’n brochure af te vragen: “Is het zo dat als je zuinig bent met energie het klimaat verbetert?” Of “Is het licht altijd uit doen wel goed? Klopt het wat ze zeggen in de brochure?” Beter nog is het als ze dit zelf gaat uitzoeken of tenminste haar juf ernaar vraagt. Het was me al verschillende keren opgevallen dat mijn dochter in het zoeken van informatie voor werkstukken gegevens van internet plukte, van de eerste de beste website, zonder zich af te vragen of de gegeven informatie juist is.
Wat school zou moeten doen is: kinderen uitrusten met een gezond wantrouwen, hun kritisch denkvermogen ontwikkelen. Dit kritisch denkvermogen kan alleen ontstaan als kinderen in de loop van hun schoolcarrière algemene en adequate kennis opdoen en bepaalde vaardigheden ontwikkelen. Maar hoe, en welke dan?
Project gestuurd lessen als één mogelijkheid
Een mogelijkheid is zo’n actie als die van het WNF tijdens een les als uitgangspunt te nemen. De kinderen kunnen onderzoeken of de beweringen van de brochure kloppen. Dat kunnen ze bijvoorbeeld doen aan de hand van een duidelijke onderzoeksvraag zoals: “Is het altijd beter voor het klimaat om het licht uit te doen?”
Om deze vraag te kunnen beantwoorden verzamelen ze informatie over het onderwerp ‘klimaatverandering en opwarming van de aarde’. Wat is klimaatverandering? Hoe gebeurt het? Is de klimaatverandering iets van de laatste decennia? Welke factoren dragen erbij aan? Welke oplossingen worden er op wereldniveau gezocht? Wat menen wetenschappers en wat weet men? Tevens zoeken kinderen informatie over het energieverbruik thuis. Waar komt elektriciteit vandaan? Wat voor soort bronnen wordt er gebruikt om elektriciteit te maken? Wat zijn de voor- en nadelen van de verschillende manieren om elektriciteit op te wekken? Wat voor soort lampen zijn er? Hoe worden de lampen geproduceerd? Welke lampen bevatten welke stoffen? Wat is de levensduur van lampen? Welke lampen zijn beter voor het milieu? Dit zijn een aantal subvragen die de kinderen zich kunnen stellen om zo hun onderzoeksvraag te beantwoorden.
Wat leren kinderen van zo’n oefening?
Niet alleen doen leerlingen nieuwe kennis op, ze leren ook dat voor de beantwoording van zo’n vraag het noodzakelijk is verschillende informatie uit verschillende domeinen te zoeken, te analyseren en in verband met elkaar te brengen. Ze leren dat wat op het eerste oog logisch lijkt: “licht uit, minder energieverbruik, beter voor het milieu” bij nader inzicht niet zo simpel is. Dat zelfs voor simpele handelingen er met verschillende factoren rekening moet worden gehouden en dat deze factoren uiteindelijk bepalend zijn of een handeling ecologisch zinvol is. Ook wordt de verhouding tussen een individuele handeling en het klimaatprobleem inzichtelijker. Zo kunnen de kinderen op grond van zaakadequate kennis zelf afwegingen maken ten opzicht van hun eigen handelen. Niet alleen kunnen ze zelf beoordelen welke handeling zinvol is, ze kunnen ook de ecologische handelingen die aangeprezen worden in de brochure beter beoordelen. Op de vraag of kinderen van tien jaar oud zo’n oefening aan kunnen, komen we later in dit artikel terug. Maar willen wij de kinderen de mogelijkheid geven om zich een eigen mening te kunnen vormen over de verhouding van een individueel ecologisch gedrag en klimaatverbetering, dan dienen ze wel tenminste de boven genoemde kennis zich eigen te kunnen maken.
Betrouwbare kennis
Is het zoeken, vinden en verwerken van kennis genoeg? In het zoekproces naar nieuwe informatie is het ook belangrijk dat kinderen leren de kwaliteit en betrouwbaarheid ervan te beoordelen. Onder de inhoudelijke kwaliteit kan men bijvoorbeeld het volgende verstaan: wat is het verschil tussen een feit en een mening, of tussen een goed onderbouwde mening en een wilkeurige mening? Onder betrouwbaarheid kan men het volgende verstaan: wie is de auteur van mijn bron, van welke website komt deze bron, welke soort bronnen ga ik gebruiken (boeken, artikelen uit tijdschriften, internet), waarin verschillen mijn bronnen en waarin niet? Kinderen moeten dus in de loop van de tijd leren om criteria te hanteren waarmee zij hun bronnen kunnen beoordelen en op waarde kunnen schatten.
Dit is een projectgestuurde mogelijkheid en een incidentele aangelegenheid. Ideaal is het om kinderen op structurele wijze wegwijs te maken in de complexiteit van onze wereld. Om het mechanisme van klimaatveranderingen te kunnen begrijpen is niet alleen specifieke kennis over het onderwerp nodig maar ook algemene kennis over de natuur, aardrijkskunde, geschiedenis, rekenen en taal nodig. Eigenlijk is het één van de primaire taken van school: kinderen vertrouwd maken met allerlei mogelijke kennis die bijdraagt aan een uitgebalanceerde algemene vorming. Het betekent onder andere dat als onderwerpen worden behandeld in vakken als wereldoriëntatie, aardrijkskunde, geschiedenis, natuur en techniek, kinderen moeten leren gerichte en zaakadequate informatie te zoeken, te beoordelen en op waarde te schatten.
Zelfstandigheid stimuleren van kinderen zit niet alleen in kennis zoeken en verwerven, maar ook in het eigen denkvermogen stimuleren op grond van de opgedane kennis.
Kortom, dat kinderen op grond van de verworven kennis het inzicht krijgen dat achter simpele stellingen vaak complexe verhoudingen schuil gaan. Ze moeten leren langzamerhand deze complexiteit in kaart te brengen, te begrijpen en een eigen oordeel over complexe zaken te vormen.
De vraag nu is of kinderen van tien überhaupt zo’n oefening over klimaatverandering aan kunnen. Is het onderwerp in zich niet te complex voor kinderen van deze leeftijd?
Te complex en toch…
We hebben gezien dat het klimaatvraagstuk vraagt om verschillende kennis uit verschillende domeinen te verwerven, te analyseren en in verband met elkaar te brengen. Niet eenvoudige kennis, maar juist complexe kennis waarin de betrekkelijkheid en verbeterbaarheid van kennis aan bod komt. Kennis die eigenlijk meer vragen oproept dan houvast geeft. Het probleem zit eigenlijk niet in de betrekkelijkheid van de kennis, maar juist in zijn complexiteit. Het begrijpen ervan is, naar mijn inzicht, te hoog gegrepen voor kinderen van tien. Kinderen gaan naar school om later zulke vraagstukken zo goed mogelijk te kunnen begrijpen.
Te vroeg met zulke onderwerpen in aanraking komen draagt ook het gevaar in zich dat kinderen misschien eerder een soort “laat maar” houding ontwikkelen, dan dat het hun nieuwsgierigheid prikkelt. Kinderen dienen op de juiste wijze ingeleid te worden in zulke vraagstukken. Dat betekent dat de cognitieve capaciteiten van kinderen voldoende ontwikkeld moeten zijn om zulke onderwerpen bij hen te kunnen introduceren en om voldoende recht doen aan de complexiteit van de realiteit. Als kinderen te jong zijn om zaakadequate kennis over klimaatverandering te kunnen verwerven en de verhouding tussen deze veranderingen en het menselijke handelen te kunnen begrijpen, dan moeten we een thema als dit niet in het basisonderwijs willen behandelen. In het voortgezet onderwijs hebben de kinderen wel genoeg cognitieve bagage en voorkennis om het te kunnen begrijpen.
Het behandelen van vraagstukken rond duurzame ontwikkeling op school en kinderen er geleidelijk mee vertrouwd maken vraagt een weloverwogen en doordacht leerplan.
Leren over zulke complexe wereldproblemen als klimaatveranderingen is zeker niet te reduceren tot het aanleren van een aantal ecologische handelingen. We hebben gezien dat de ecologische meerwaarde van zulke handelingen zelfs niet zo makkelijk is te achterhalen en om zaakadequate kennis vraagt. Welke onderwerpen zich ervoor lenen, wanneer, met welke leermiddelen en welke leerdoelen zijn vragen die buiten het doel van dit artikel liggen. Idealiter draagt het onderwijs bij aan de algemene vorming van kinderen, zodat zij later deze complexe vraagstukken zelf kunnen beoordelen. Wat kan dus beter bij mijn dochter? Zij wordt op haar school blijkbaar nog niet genoeg gestimuleerd om zich af te vragen: “Is het zo?”. En ze leert zeker nog niet om dat vervolgens na te gaan. Deze kritische denkvaardigheid is volgens mij noodzakelijk in een maatschappij waarin de verhoudingen tussen mensen onderling en tussen mensen, natuur, technologie en economie steeds complexer wordt. Jammer genoeg vervult de school niet altijd deze rol.
Wat moeten we nu denken van acties zoals die van het WNF?
We hebben gezien wat voor soort kennis kinderen moeten hebben om een eigen oordeel te kunnen vormen over het ecologische handelen en de verhouding hiervan tot klimaatveranderingen. Deze kennis is ook noodzakelijk om de informatie van de brochure te kunnen beoordelen. En dan zoiets van: ook gezien dat dit erg complex is voor kinderen van tien jaar die nog moeten leren hoe je kritisch kan denken en informatie op waarde kan beoordelen. De vraag is nu of het WNF kinderen mag voorzien van informatie die niet klopt en vanuit naïeve beelden optimistische verwachtingen gedragsveranderingen mag aanleren? Ik meen van niet. Het is tijd dat het WNF zich ook zulke pedagogische en didactische vragen gaat stellen.
Laurence Guérin is onderzoeker bij de Kenniskring Daltononderwijs & Onderwijsinnovatie en docent aan de Academie Pedagogiek & Onderwijs van Saxion Hogescholen.
Reacties