'Het recht op ruimte dienen we elkaar te geven, als we sterk in ontwikkeling willen zijn'
16 april 2016
‘Mijn drijfveer in mijn nu ruim 40-jarige onderwijscarrière is altijd dezelfde geweest: mensen optillen.’ Dat deed Pauline Jagtman als docent, als conrector, als rector en als algemeen directeur van de Radboud Docenten Academie, zoals ze bij haar afscheid destijds in Nijmegen zei. Haar voordracht ging over ‘het recht op ruimte’ waarop ieder mens in zijn ontwikkeling een appel doet. Het is iets wat ze ook jonge docenten wil meegeven: 'Want dat recht dienen we elkaar te geven, als we sterk in ontwikkeling willen zijn.'
Ik heb ervoor gekozen jullie iets te vertellen van mijn overwegingen waarom ik (meestal) heb genoten van 40 jaar werken in het onderwijs.
Ruimte is een begrip dat voor velerlei uitleg vatbaar is. Door Van Dale wordt het onder andere getypeerd als ‘het geheel van mogelijkheden om iets te realiseren’. En als ‘plaats waar men zich vrij kan bewegen, zoals in iemand de ruimte geven’. En ook als ‘onbekrompenheid, zoals in ruimte van opvatting, van blik, van geest’.
Deze betekenissen van vrijheid, gelegenheid geven tot ontwikkeling, ruimdenkendheid - zijn voor mij leidende beginselen geweest voor mijn werk in het onderwijs. Mijn generatie verzucht nogal eens dat vroeger alles beter was. Daar ga ik niet in mee.
Vroeger, toen ik zelf nog op school zat, draaide alles nog om de docent. Hij bepaalde wat er gebeurde in de klas.
De leerlingen hadden maar te doen wat hij zei. Leerlingen kregen heel weinig ‘ruimte’. Intussen zijn we een lange weg gegaan. Tegenwoordig krijgen de leerlingen veel meer ruimte om hun eigen keuzes te maken.
Nu wil ik niet beweren dat we daarmee iets heel nieuws doen. De Franse humanistische Renaissance-filosoof Michel de Montaigne pleitte er al voor om leerlingen meer ruimte te geven. In 1580 schrijft hij in zijn essay 'De l' Institution des enfants' (Over opvoeding van kinderen):
Het eigen oordeel van het kind te vormen is het enige doel van zijn opvoeding, zijn zwoegen en zijn studie.’
Hij spaart de leraren niet als hij schrijft:
‘Onderwijzers zijn nog altijd gewoon ons in de oren te kakelen, alsof ze de kennis door een trechter gieten en het onze taak slechts is te herhalen wat ons is voorgezegd. Ik zou willen dat hij de kindergeest die hij onderhanden heeft al direct op de proef stelt, in overeenstemming met wat deze aan kan, door hem de dingen zelf te laten ervaren en zelf te laten kiezen en onderscheiden, en hem de ene keer op weg te helpen en de andere keer de weg zelf te laten vinden.’
Even verderop schrijft hij verontwaardigd:
dat wij in het onderwijs van onze leerlingen ezels maken, beladen met boeken.
Maar ook de leerlingen spaart hij niet:
‘Zij nemen de opvattingen en kennis van anderen in bewaring en laten het daarbij.’
Je hoort hem mopperen als hij eraan toevoegt:
‘We moeten ze ons eigen maken, die opvattingen en die kennis van anderen.’
De visie van Michel de Montaigne (1533-1592) heeft mij vaak geïnspireerd als ik beslissingen wilde nemen waardoor leerlingen de ruimte kregen om hun eigen pad te gaan. Ook al gingen die beslissingen soms tegen bestaande opvattingen in.
Mijn drijfveer in mijn nu ruim 40-jarige onderwijscarrière is altijd dezelfde geweest: mensen optillen. Door hun talenten aan te boren, ze te ontwikkelen, op een hoger plan te brengen. Dat deed ik als docent, als conrector, als rector en nu als algemeen directeur van de Radboud Docenten Academie.
Daarbij moet je accepteren dat er binnen een groep mensen grote verschillen bestaan. Er zijn er nu eenmaal leerlingen die de kennis van anderen tot zich nemen en het daarbij laten. Maar er zijn net zo goed leerlingen en studenten die graag zelfstandiger, creatiever en eigenzinniger met de leerstof omgaan. In hun gezelschap voel je niet alleen de maatschappelijke opdracht. Je voelt ook een extra uitdaging. De uitdaging om een bijdrage te leveren om hen kennis, opvattingen, inzichten en vaardigheden zich eigen te laten maken in de dialoog met anderen. Als daaruit een welgevulde en toch open geest groeit, waarbij hoofd, hart ( inlevingsvermogen) en handen (vaardigheden) verbonden zijn, dan is het werk goed gedaan.
Zoals Montaigne al bepleitte in zijn essay. Onderwijs is daarmee dus niet slechts kennisverwerving, maar ook opvoeding. Vandaar de titel van zijn essay: over opvoeding van kinderen.
Ik heb mijn functie als algemeen directeur van de docentenacademie gezien als een natuurlijke afsluiting van mijn werkzaam leven. Ik vond en vind het belangrijk dat er academisch gevormde docenten voor de klas staan. De universiteit wilde daarin zijn verantwoordelijkheid nemen en ik wilde ook graag mijn bijdrage leveren. Immers, je kunt leiding geven aan scholen, maar zonder getalenteerde en goed opgeleide docenten blijft het resultaat beperkt.
Docenten moeten kunnen binden en boeien. Investeren in glimmende oogjes én in hun eigen carrière. De kunst verstaan om leerlingen te interesseren voor de inhoud, bij wijze van spreken iedereen warm krijgen voor de citroenzuurcyclus.
Docenten moeten ook hun verwondering, verbazing en nieuwsgierigheid zien te behouden, hoe moeilijk dat soms ook is. Bijna allemaal herinneren we ons de docent die ons het meest heeft gekwetst of die ons enthousiast maakte. Maar we weten bijna nooit van welke docent we het meest hebben geleerd. Dat is iets wat ik jonge docenten wil meegeven: Vraag leerlingen hoe je hen meer kunt leren. Geef ze de ruimte.
Het College van Bestuur heeft de afgelopen jaren de Radboud Docenten Academie alle ruimte en steun geboden. De rector magnificus heeft tijdens de opening van het academisch jaar 2013 de noodzaak van academisch opgeleide docenten benadrukt en onze nieuwe naam onthuld. Voor onze opdracht om goede en voldoende docenten academisch op te leiden heeft ieder zich naar eigen vermogen ingezet en waar mogelijk deden we dat in gezamenlijkheid. Het motto van onze academie is niet voor niets: Sterk in ontwikkeling. Daar werken wij aan, voor ons allen en met zijn allen.
Ontwikkeling en ontplooiing doet niemand van ons voor zichzelf. Daar zijn de anderen bij nodig. Montaigne schrijft in hetzelfde essay ook al:
‘Ik wil niet dat de onderwijzer de enige is die denkt en het woord voert: ik wil dat hij op zijn beurt ook de leerling laat praten en luistert.’
Dat geldt dan ook voor alle betrokkenen bij de docentenopleiding. Ruimte geven voor ontwikkeling en ontplooiing mét en voor alle betrokkenen: de studenten met elkaar, de studenten met de opleiders, die opleiders met elkaar, de academie met de vo-scholen om ons heen. En de faculteiten weer met ons, om samen goed opgeleide docenten af te leveren voor het voortgezet onderwijs.
Uit dit alles volgt dat ‘het recht op ruimte’ geen exclusief recht is van één categorie betrokkenen. Dat recht op ruimte, op dat geheel van mogelijkheden om iets te realiseren, die plaats waar je je vrij kan bewegen, die onbekrompenheid van blik, dat recht hebben we allemaal. En dat recht dienen we elkaar te geven als we sterk in ontwikkeling willen zijn.
Maar daar zit wel één voorwaarde aan vast en dat is vertrouwen. De rector magnificus citeerde bij de opening van dit academisch jaar prof. Rik Torfs:
Vrijheid is noodzakelijk om creatief te zijn, om te vinden wat nog niet gevonden is. Wie iemand vrijheid gunt, geeft hem of haar vertrouwen.
Ruimte geven en ruimte laten is voor mij een leidend principe geweest. En dan ook nog in termen van ons, van samen. Ruimte en vertrouwen geven. Als alle betrokkenen - studenten, opleiders, leiding en scholen - dat over en weer met elkaar kunnen doen, ontstaat een werkklimaat waarin ieder sterk in ontwikkeling kan zijn. En in een werkklimaat waarin mensen de bereidheid voelen en de moed opbrengen om verantwoordelijkheid te nemen.
In een klimaat van ruimte geven en laten, van vertrouwen geven en verantwoordelijkheid nemen, ontstaat een sterk gevoel van verbondenheid. Niet alleen met de eigen taak, maar met onze academie als geheel en onze maatschappelijke opdracht om voldoende academisch docenten voor het voortgezet onderwijs op te leiden.
Woorden op papier zijn altijd makkelijker dan de werkelijkheid. We hebben met zijn allen de afgelopen jaren flinke stappen gezet. Sommigen vonden het te langzaam gaan en anderen te snel. Ik hoop dat het gedachtegoed van de docentenacademie onder leiding van onze wetenschappelijk directeur Paulien Meijer en interim directeur Dominique Majoor verder uitgewerkt wordt in samenspraak met alle collega’s van de docenten academie, de VO-scholen en faculteiten zodat mijn kleinkinderen over tien jaar les krijgen van goed opgeleide academische docenten die hoofd, hart en handen weten te verbinden.
Drs. Pauline Jagtman was sinds mei 2010 algemeen directeur van het Instituut voor Leraar en School van de Radboud Universiteit (ILS-RU), later Radboud Docenten Academie genoemd. Ze was eerder vijf jaar rector van het Isendoorn College in Warnsveld. In die functie was zij verantwoordelijk voor onderwijs en bedrijfsvoering van een scholengemeenschap van 1670 leerlingen.{ Tto en regulier VWO, HAVO, VMBOt) Daarvóór was zij rector van het Johan van Oldenbarnevelt Gymnasium in Amersfoort (675 leerlingen). Daarvoor conrector en docente biologie van Stedelijk Gymnasium Nijmegen. Jagtman was onder andere ook voorzitter van de stuurgroep VO-HO ( Radboud universiteit, Hogeschool Arnhem Nijmegen en VO scholen)
Reacties