Dorpsschool met stille allure
5 november 2020
De Klink is de enige school van het Limburgse dorpje Grathem. Vijftig jaar geleden zat er een gedreven schoolleider, die van het dorpsschooltje Jenaplan maakte. Pal voor de Gouden Weken begonnen bracht Geert Bors er een bezoekje. Om te praten over het ‘ontwikkelingsgericht onderwijs’ uit Onderwijs na Covid-19, een boek waarvan Gérard medeauteur is.
Dit is een artikel uit het oktobernummer van jenaplanmagazine Mensenkinderen, met als thema Ontvankelijk grondmodel: stevige tradities, nieuwe ideeën.
De paar geparkeerde auto’s op het lege Nassauplein staan in elkaars buurt, in de schaduw. Het is augustus en warm. Regio Noord is alweer opgestart, Zuid begint volgende week – zo ook jenaplanschool De Klink in het Limburgse Grathem. Aan de buitenmuren van de school: gedichten van kinderen, geprojecteerd op grootformaat natuurfoto’s. Glazenwassers. Een pakketdienst rijdt een vol steekwagentje naar binnen. Binnen zijn teamleden Veerle Smolenaers en Trudie Takken aan het voorbereiden.
In afwachting van onze gesprekspartner en haar bestuurder, Gérard Zeegers, leidt bovenbouwstamgroepleider Trudie alvast rond. Het licht valt op: veel vierkante meters glas, naar buiten, maar ook naar de ruimte tussen de twee rijen lokalen – een middenstrook, zo royaal breed dat het geen gang mag heten, maar een natuurlijke, uitnodigende werkplek buiten de klaslokalen oplevert. “Het is nog wel een kale bedoening”, meent Trudie. “Boven de kapstokken is onze tentoonstellingsruimte. Straks staan daar weer de zelfgemaakte poppen, beelden en bouwwerken van de kinderen en herken je meteen met welke thema’s we bezig zijn.”
De voortschrijdende tijd
Al even jaloersmakend ruimtelijk is de aula, met een echt podium – trappetje ernaartoe, het dikke theatergordijn halfopen. “Aan de achterkant van het podium zie je ook zo’n doek”, wijst Trudie. “Daar opent naar het gemeenschapshuis. Voor de eindmusical lukte het daarmee dat ouders én kinderen konden komen kijken, zonder dat ouders de school in hoefden te komen.”
Terwijl de koffie doorloopt, valt mijn oog op een foto uit de archieven van Peter Petersen: de school in Jena in bedrijf, bijna een eeuw geleden. Trudie volgt mijn blik. “Grathem is een dorp met ongeveer 1650 inwoners en De Klink is er de enige school”, vertelt ze. “Het is eigenlijk niet logisch dat zo’n dorpsschooltje een jenaplanschool is. Maar we zijn het wel, al bijna vijftig jaar. We hadden destijds een heel betrokken schoolleider, die het Jenaplan helemaal leefde. Suus Freudenthal is hier nog op bezoek geweest.”
In Grathem kiezen de meeste ouders en kinderen daarmee niet in eerste instantie voor het concept, maar voor de school dichtbij, hoewel er steeds vaker uit omliggende dorpen wél bewust voor Jenaplan gekozen wordt. “Het Jenaplan begon hier ooit heel gedreven. Toch verslofte het een tijdlang ook. Met de nieuwbouw, zo’n negen jaar geleden, zijn we het concept weer nadrukkelijker vorm gaan geven, samen met ouders. Dat het rommelt en dat er gemopper is bij zo’n grote verandering als een nieuwbouw, was een mooie aanleiding om samen het Jenaplan weer af te stoffen.” Kijkend naar de oude foto zegt Trudie: “Weet je, je hebt het concept en de werkelijkheid. We zijn geen starre school. Er zijn vernieuwingsscholen waar je wel eens hoort: ‘Ja, maar onze stichter zei…’ Vaak wordt dat argument gebruikt om iets niet te doen, een confrontatie niet aan te gaan. Peter Petersen is al enige tijd niet meer onder ons. Hij bedoelde vast iets zo of zo, maar de tijd is doorgegaan.”
Manshoge Toren van Pisa
Op die manier terloops de dynamiek van het ‘interpreteerbaar streefmodel’ en ‘ontvankelijk grondmodel’ onderstrepend, gaat Trudie voor naar haar bovenbouwlokaal. Haar oorspronkelijke vak van docent tekenen en handvaardigheid spreekt uit veel details in haar groep. Eén element is geen detail te noemen: midden in de kring staat een manshoge Toren van Pisa – een triplex versie, niet zozeer van het scheve origineel in Italië, maar van de wiebelige toren uit het gelijknamige spel. “Die heb ik gebouwd in onze timmerschuur thuis, met twee oudsten uit mijn groep die nog zin hadden in een zomerproject.”
Met haar vinger voelt de stamgroepleider intussen de uitgefreesde boogjes na – mwah, niet allemaal honderd procent accuraat, maar wie zal dat straks zien, als de toren gebruikt gaat worden om kennismakingsspellen in de klas te doen, waarbij de kinderen ernaar mogen streven om allemaal hun poppetjes in evenwicht op de toren te plaatsen. Samen zoeken naar nieuw evenwicht in een nieuwe stamgroep, hoe mooi kan een metafoor zijn? Maar het is nog meer dan dat: “Het zijn de Gouden Weken, de weken van samen-leren-leven, van democratie. We hebben besloten om daarin het thema ‘Europa’ te behandelen. Daar past die toren ook in.”
SPOLT-collegevoorzitter Gérard Zeegers is inmiddels gearriveerd en luistert al even mee. Sinds zijn aantreden als de voorman van de vijftien scholen in de Leudalregio, was hij gecharmeerd van wat hij zag gebeuren in de Klink, maar ook nieuwsgierig naar waarom het team zo bescheiden is in het naar buiten treden met hun kwaliteiten: “Er gebeurt zo veel moois en iedereen is hier zichzelf. Als ik binnenkom bij jouw collega Veerle, schuiven vierendertig kleuters spontaan op om plek te maken in de kring. Ook voor de kinderen zijn bezoekers vanzelfsprekend welkom. Wanneer gaan jullie trots zijn?”
Neem die kinderen die uit een dorp in de omgeving naar deze school gekomen zijn. Dat gebeurt niet zomaar, stelt Gérard: de hechting aan de eigen dorpscultuur is tamelijk heilig in deze regio. Trudie vertelt over die kinderen en over een mailtje van een ouderpaar vlak voor de zomer: “Ze schreven dat ze met tranen in hun ogen zaten als ze keken hoe blij hun kinderen geworden waren. Zo’n bericht is beter dan een doos Merci.” “Ja, wauw”, zegt Gérard, “die momenten, die mooie warme banden, die visie op je onderwijs – dat mogen jullie best explicieter uitdragen.”
Evolutionair verlopende revolutie
De scholen van SPOLT spelen een voorbeeldrol in het boek Onderwijs na Covid-19 (zie ook pagina 24-27), als het gaat om het toekomstscenario van een scholengroep, die zich verhoudt tot een ontwikkelingsgerichter onderwijs. De beweging om ieder kind dichterbij zichzelf en zijn talenten te brengen, maakt Gérard Zeegers ook graag naar de individuele scholen en teams in zijn stichting – iets dat nadrukkelijk spreekt uit het strategisch beleidsplan, dat figureert in het boek:
Streep alle rompslomp, alle opsmuk rond het onderwijs weg en dit is wat je overhoudt: een stichting in verbondenheid met haar teams; een leerkracht in een optimistische, positieve, pedagogische en didactische relatie met de leerlingen.
Daar spreken we vanuit ons hart.
Daar leven wij voor hoe wij vinden dat met elkaar samenleven behoort te gaan. Daar omarmen we de verschillen tussen kinderen.
Daar stellen we gerust en moedigen we aan.
Daar vragen we onze kinderen te laten zien wat ze kunnen.
Daar delen wij een taak als opvoeder met ouders.
Daar ligt de reden waarom ieder van ons ooit koos voor het onderwijs.
Trudie heeft het boek gelezen. Ze was gecharmeerd van de opbouw voor ‘de fans’ en ‘de twijfelaars’, getroffen door de inzichten over hoe verschillende categorieën kinderen de lockdowntijd beleefd hebben en ze glimlachte bij de ferme doorhaling van het scenario ‘leerstofjaarklassensysteem’. Maar ze heeft ook kritiek, die Gérard – medeauteur van het boek – met interesse beluistert.
Dat in een ontwikkelingsgericht model de kinderen telkens ‘leerlingen’ heten, vindt jenaplanner Trudie jammer. “Mooi”, knikt Gérard. Ook een goed punt: dat schoolbegeleiders, die er zijn om kinderen te helpen die niet in het gemiddelde passen, en die bij uitstek de leerlijn van die individuele kinderen mogen volgen, tóch vaak de taakopvatting hebben dat ze kinderen terug in het ‘normale’ moeten trekken. “Heel goed dat je dat aanraakt”, zegt Gérard. “En”, stelt Trudie: “Ik ben wel benieuwd naar de ambities van het boek. Het roept op tot zo’n structurele verandering dat dat misschien wel twintig jaar kost.” Daarmee is haar stichtingsvoorzitter het eens: “Ja, er gaat een zeker activisme vanuit, om de huidige structuren te doorbreken. Wil je echter toekomstbestendig en duurzaam zijn, dan moet je dicht bij het primaire proces blijven en dat blijven volgen en stimuleren. Ik ben voor een evolutionaire revolutie.”
De hele stamgroep
Op De Klink wordt een ontwikkelingsgerichte aandacht voor elk kind gecombineerd met het denken in de stamgroep als gemeenschap, stelt Trudie Takken: “Ik denk dat mijn groep er goed in is, om een uitdaging aan te gaan. Wij kunnen een sloot overspringen, maar dan als groep. In de stamgroep weet iedereen waar de talenten van alle groepsgenoten liggen. Juist omdát je die van elkaar kent, kun je als groep iets aan.”
Een voorbeeld: vorig jaar vroeg Trudie aan haar stamgroep, waar kinderen inzaten met een uitstroomprofiel van praktijkonderwijs tot gymnasium, of ze mee wilden doen aan de jaarlijkse Spheroball Coding Challenge van de vo-school Sint Ursula. Drie maanden was er de tijd om tot de programmering te komen van een lichtgevende bal, die een parkoers moest doorlopen op een mat. “Er was best een hoop dat de klas nog niet kon, maar gezamenlijk zeiden ze ‘ja’.”
Het werd niet alleen programmeren, maar via het thema ‘Grieken en Romeinen’ werd er ook gebouwd aan schaalmodellen van gebouwen uit de Oudheid. “Alle talenten kwamen aan bod. Zelden heb ik zo’n dynamiek gezien. Iedereen werkte op zijn eigen niveau, maar nooit zonder elkaar. Acht, negen weken liet ik de kinderen volledig los en was er opperste concentratie. Niet alleen op school, maar ook bij ons in de schuur, waar kinderen kwamen voor de afkortzaag en andere gereedschappen. En de kwaliteiten van kinderen kunnen dan ook erg verrassen: een gymnasiast in spe kwam niet uit het Engels bij het coderen. Een groepsgenoot met een heel ander uitstroomprofiel, maar keigoed in Engels, schoot te hulp.”
Het zal niet verrassen dat De Klink, na al die weken gemotiveerde inzet en een met een heus Middellandse zee-galjoen en Romeinse bouwwerken aangeklede spherobalmat er met de prijs vandoor ging. Gérard ziet datzelfde vuur, als hij de school bezoekt: “Ook in de onderbouw zie ik dat kinderen betrokken en mentaal actief zijn. Dat gebeurt niet spontaan, dat betekent dat jullie iets doen aan de voorkant, waardoor ze zo fijn ‘aan’ kunnen staan. Het mag toevallig lijken, maar dat is het niet; de omstandigheden zijn doordacht en door jullie gecreëerd – in sfeer, in ruimte, in een werkkader, in verwachtingen. Dat zien de ouders in het dorp natuurlijk ook. Mensenkind, je bent gemaakt om te leren en wij zijn er om daaraan een betekenisvolle bijdrage te leveren en om jou te helpen in je ontwikkeling.”
Precies, zegt Trudie, en in die zin zijn individuele talentontwikkeling en het gemeenschapsgevoel van de stamgroep ook geen tegengestelde polen: “Ieders talent wordt gevierd, als de kracht van ‘een van ons’. Het hoort bij het cement van de stamgroep dat je van elkaar weet wat je van en aan elkaar kunt vragen.”
Rossini’s ekster
Het boek Onderwijs na Covid-19 adresseert ook de rol van zingeving in school. Gérard is daar veel mee bezig: “’De vraag ‘wat heb ik vandaag voor jou betekend?’ is mijn houvast. Wat is mijn antwoord als een kind me die vraag voorlegt?” Gesprekken en voorvallen die raken aan zingeving doen zich de hele dag voor, stelt de stichtingsvoorzitter. “Je moet die kans wel grijpen wanneer hij zich voordoet”, vult Trudie aan. “Wij doen op school niets expliciets meer met onze katholieke identiteit, maar onze kringen zitten vol zingeving. Of het gaat over een nieuwsbericht, black lives matter, corona of iets persoonlijks als je overleden hond…”
Ze vertelt hoe ze een kind ‘homo!’ als scheldwoord hoorde gebruiken en toen – floep – vertelde dat haar zoon Maarten een vriend heeft. “En mijn zoon kennen ze wel – hij heeft kerstliedjes geoefend met de kinderen.” In het voorjaar hielp de stamgroep op zijn beurt Maarten bij een opdracht voor zijn conservatoriumopleiding: “Hij had een vak dat ‘artist in society’ heette, maar door corona werden alle praktijkopdrachten werkstukken. En zo kwamen we ertoe om een opdracht op te vatten als een samenwerking met school. Ik vroeg de kinderen of ze iets wilden tekenen uit Rossini’s ‘De Stelende Ekster’. Nou, dat wilden ze wel. Het régende eksters.” Gérard: “En de groep? Die had iets geleerd over Rossini?” Trudie: “Ja, maar ook dat zij iets voor een ander konden betekenen. ‘Jongens, bedankt, ik heb een goed punt gehaald’, kon Maarten een paar weken later melden.” Gérard, getroffen: “Op een plek als deze is de leerkracht zich ervan bewust een verbinder te zijn en is de school het hart van de samenleving.”
Geert Bors is anglist, redacteur, zelfstandig ondernemer en leraar in opleiding.
Reacties