'Wie de bundel Het Alternatief van voor tot achter leest, ondergaat een opmerkelijke leeservaring'
8 oktober 2013
Vandaag - op het Lerarencongres in Ede - is de officiële presentatie van Het Alternatief: Weg met de afrekencultuur in het onderwijs! van het docenten-duo Jelmer Evers en René Keyber. Zoals uit de titel spreekt is het een bundel met een duidelijke focus, krachtig signaal en grote ambitie. Simon Verwer recenseerde het werk van zijn jonge collega's. Samengevat: de leraar zal zijn eigen beroep moeten terug eisen uit de handen van beleidsmakers, politici en bestuurders. Het ontbreekt leraren veelal aan eigenaarschap, omdat dit systemisch weg is georganiseerd. Er is, zo wordt gesteld, een omwenteling nodig die tot een nieuwe machtsverdeling binnen de onderwijspolitiek zou moeten leiden. 'Als eerste aanzet daartoe kan het boek meer dan geslaagd genoemd worden.'
Het is de moeite waard eerst stil te staan bij de ontstaansgeschiedenis van dit boek en de uniciteit ervan. Leraren maken zich wel vaker kwaad over de gang van zaken in het Nederlandse onderwijs, getuige vele ingezonden brieven in dagbladen. Zo ook Evers en Kneyber. Wat deze bundel bijzonder maakt, is wat reeds in de titel gesuggereerd wordt. De auteurs introduceren de inhoud van de bijdragen als een alternatief voor de huidige onderwijspolitiek. Kortom: niet alleen mopperen, maar actief meedenken over hoe het beter kan, en volgens hen ook moet.
Deze invalshoek is een verademing. Hoewel van de 28 (!) bijdragen een aantal nog in de klassieke zeurstand schiet, zijn de meeste analyserend, opbouwend en rijk aan een waardengerichte onderwijstaal. De auteurs streven naar een trendbreuk met het neoliberaal paradigma waarin meten, toetsen en beoordelen tot doelen op zich zijn verheven. En getuige de kwaliteit van de bundel doen ze een goede poging.
Een eerste blik
Een eerste, onbevangen blik op de inhoudsopgave dwingt respect af. Want het mag gezegd worden: het duo is er in geslaagd om grote, internationale namen Howard Gardner, Gert Biesta en het trio Andy Hargreaves, Shirley Clarke en Michael Fullan bereid te vinden om een bijdrage te leveren. Dat is een prestatie van formaat.
Nu zijn Jelmer Evers - docent geschiedenis op UniC en tevens betrokken bij De Nederlandse School - en wiskunde-leraar René Kneyber zelf ook geen onbekenden binnen Nederland vanwege hun werk over digitalisering (Evers), pedagogiek (Kneyber) en onderwijspolitiek (beiden), maar het is niet evident om Harvard-hoogleraren bereid te vinden om mee te schrijven. Afgewisseld met relatief onbekende Nederlandse auteurs met praktijkervaring benaderen zij het onderwijs vanuit een cultuurfilosofische invalshoek om af te rekenen met de afrekencultuur.
Het boek verschijnt in een serie ‘beroepseer’ geïnitieerd door Thijs Jansen, senior onderzoeker aan de School voor Politiek en Bestuur van de Universiteit van Tilburg, waarin eerder geschreven werd door en over politieagenten, verpleegkundige en sociaal werkers . In zijn zeer lezenswaardige proloog contextualiseert Jansen de onderwijsbundel binnen een bredere beweging waarin hij op eloquente wijze de perspectiefwisseling op de positie van de professional beschrijft.
Waar eerst sprake was van een idee van slachtofferschap ten opzichte van de grote boze managers, is het voortschrijdend inzicht nu dat professionals die niet durven opstaan voor hun praktijk zichzelf in “vrijwillige slavernij” zouden houden. Vanuit een neo-republikeins perspectief en sterk leunend op het werk van de Amerikaanse filosoof Richard Sennet, zet Jansen de toon en doet dat op een activistische, politieke wijze. Deze resoneert sterk in de andere bijdragen, al varieert, logischerwijs, de distantie, relevantie en kwaliteit.
De leeservaring
Wie de bundel van voor tot achter leest, ondergaat een opmerkelijke leeservaring. Soms stond ik juichend in de werkkamer, naarstig op zoek naar medestanders om hen geniale passages onder de neus te drukken, in andere delen was de bitterheid zo sterk dat ik het boek even weg moest leggen.
De teksten verschijnen in een periode die op macro-niveau gekenmerkt wordt door twee tegenovergestelde bewegingen. Aan de ene kant komt er steeds meer nadruk op rankings, meten en benchmarks, aan de andere kant wordt de roep om professionele ruimte sterker. Een klassieke confrontatie: controle versus vertrouwen. Het Alternatief, het moge duidelijk zijn, streeft naar een grotere professionele ruimte en stelt de vraag hoe het systeem zo ingericht zou kunnen worden, dat eigenaarschap kan leiden tot “een cultuur van risico nemen in een sfeer van vertrouwen”.
In de inleiding leggen Evers en Kneyber uit wat zij verstaan onder de afrekencultuur in het onderwijs:
1) De nadruk op toetsen leidt tot een naar inhoud en doelen ongewenste vernauwing van het onderwijs. Bovendien is het niet de leraar die tot deze toetscultuur besluit maar ‘Den Haag’.
2) De afrekencultuur leidt tot veranderde relaties tussen school, ouders en leerlingen, waardoor consumentisme systematisch in de hand gewerkt wordt.
3) Het belang van de school wordt groter dan dat van het kind. Het wordt minder belangrijk wat een school kan doen voor een kind, dan wat dat kind kan doen voor de school.
Alle auteurs hebben deze uitgangspunten impliciet of expliciet in hun teksten overgenomen. Aangezien een bundel als deze een recensent altijd voor een dilemma stelt, maak ik hier de keuze om de sterkste en zwakste bijdragen te noemen, vervolgens een aantal opmerkingen te maken over de bundel als geheel,met een speciale referentie aan de stukken die de redacteuren zelf hebben bijgedragen, te weten de inleiding, een stuk over de expert-leraar en het slot.
Een alternatief voor het hedendaagse onderwijsdenken
De eerste bijdrage van de bundel, geschreven door historisch wijsgerig pedagoog en leraar Alderik Visser, blijkt meteen één van de beste. In Marktfilosofie en onderwijsutopie: leraren tussen ‘leefwereld’ en ‘systeem’ beschouwt Visser vanuit een filosofische invalshoek het 'neoliberale paradigma”'waarbij hij met hulp van filosofen als Adam Smith, Hans Achterhuis en Jürgen Habermas het huidige onderwijsdenken deconstrueert en hedendaagse ontwikkelingen op onnavolgbare wijze aan elkaar verbindt.
Visser beschrijft de manier waarop het politiek-economische denken van het neoliberalisme geleid heeft tot schaalvergroting in wat hij noemt “een quasi-markt”. We doen net alsof onderwijsinstellingen bedrijven zijn, die functioneren op basis van dezelfde bedrijfseconomische aannames over de relatie tussen vrije markt, rendement en efficiency. Maar dat is niet zo. Onderwijs is een fundamenteel andersoortig proces, dat beschermd dient te worden tegen de nadruk op maakbaarheid, meetbaarheid en transparantie. Want dergelijke ontwikkelingen leiden tot een uitbesteding van kwaliteitszorg naar externe partijen, zoals de onderwijsinspectie, hetgeen uiteindelijk resulteert in een onderwijscultuur waaruit de ziel verdwenen is en waar de angst regeert.
In een uiterst treffende passage beschrijft Visser waartoe dit kan leiden: “Naast de maakbaarheid is de daarmee verwante meetbaarheid een mythe die in tijden van postmodernisme en neoliberalisme enorm populair is geworden. In een markt hebben producenten feedback nodig over de kwaliteit en de rentabiliteit van processen en producten, en moeten ook consumenten in staat zijn afgewogen keuzes te maken. Hierom zijn ook in en rond het onderwijs praktijken ontstaan om input, output en throughput te kwantificeren. Voor wie niet gewend is te denken in zulk jargon: efficiënt en effectief is een middelbare school wanneer zij het halffabrikaat ‘leerling groep 8’ (input) zonder vertraging (throughput) naar een eindexamenpapiertje op gepast niveau (output) loodst.”
Een pijnlijk herkenbare schets die de vinger op de zere plek legt. Om een einde te maken aan deze verenging pleit Visser voor een morele, pedagogische heroriëntatie, waarbij iedereen die in het onderwijs werkzaam is bijdraagt aan goed onderwijs voor leerlingen en leraren.
Biesta
Ook een ijzersterke bijdrage komt van hoogleraar onderwijsbeleid en filosoof Gert Biesta. Het werk van Gert Biesta wint internationaal rap aan terrein en dat is niet voor niks. Intellectueel is het één van de weinige denkers die in staat is om te breken met het huidige discours en een eigen alternatief voor te stellen. Hij doet dit door zich expliciet te richten op de vraag naar goed onderwijs.
Een focus op goed onderwijs is rijker en waardevoller dan spreken over excellentie of effectiviteit. De bijdrage van Biesta verdient het om in zijn geheel te worden gelezen. Samengevat schept hij een alternatief kader waarbinnen hij op een vruchtbare en betekenisvolle wijze over goed onderwijs kan spreken. Hij stelt dat goed onderwijs zich altijd verantwoordt over de inhoud, het doel en de relatie. Of, zoals hij het zelf formuleert: “Mijns inziens gaat het er in het onderwijs niet om dat kinderen en jongeren leren, maar gaat het erom dat ze iets leren, dat ze dat om bepaalde redenen en met een bepaald oogmerk leren, en dat ze het van iemand leren.” (Biesta, p. 68).
De omgang met deze wezenlijke vragen zijn, zo stel ik zelf vast uit mijn praktijk, grotendeels uitbesteed. Het ontbreekt leraren veelal aan eigenaarschap, omdat dit systemisch weg is georganiseerd. Goed opgeleide leraren met zelfvertrouwen en kennis van zaken storen zich aan dit gegeven. Anderen niet. De waarheid gebiedt te zeggen dat sommige leraren dit wel prettig vinden en juist hierin een te vaak onbesproken pijnpunt ligt.
Niet alles is even goed
Een bundel als deze kan natuurlijk niet over de hele linie de kwaliteit van Visser en Biesta bieden. Hoewel de invalshoek van de bundel gericht is ‘een alternatief’, zijn sommige stukken desalniettemin vooral een articulatie van onvrede met een abstracte notie van ‘het systeem’. Een goed voorbeeld daarvan is het interview met Leo Prick.
Lees verder
Simon Verwer is eerder uitgeroepen tot ScienceGuide student van het jaar. Hij zat in de eerste lichting student-docenten van het project - Eerst de Klas - , het traineeprogramma voor excellente academici in het bedrijfsleven en het onderwijs. Daarin heeft hij uitgeblonken met zijn inzet en inhoud over veel meer dan zijn vakgebied filosofie. Sinds zomer 2012 is hij onder meer docent logica & argumentatieleer en Grote Denkers op het Hyperion Lyceum in Amsterdam.
Reacties