Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

‘Voor het maken van ruimte voor tact is het óók van belang hoe je als school je onderwijs organiseert’

29 mei 2016

Kijk eens goed naar één leerling. Die opdracht voor een observatie-logboek kreeg Hester IJsseling op de Pabo. Leuk en razend leerzaam, vond ze. Maar toen ze begon als leerkracht, bleek het lastig om één-op-één contact te hebben met kinderen. ‘Je hebt dan wel globale interactie met de groep, maar weinig met personen. Dat is nodig, want tact en contact liggen in elkaars verlengde’, vertelt ze in Jenaplanblad Mensenkinderen. Hester over de kleine interacties in je groep en de taal van tact. En over hoe het samenvallen van lesinhoud en je pedagogische aanpak óók een kwestie is van hoe je dat als school organiseert.

Hester IJsseling 03In het meinummer van het Jenaplanblad Mensenkinderen wordt leerkracht, filosoof en inmiddels pabo-lector Hester IJsseling uitgebreid geïnterviewd over haar pedagogische grondhouding en de taal die je moet zoeken om het te hebben over waar het in onderwijs werkelijk om gaat. Het gesprek begint met de beschrijving van een pedagogisch moment tussen twee jongens in haar klas:

‘Een paar jaar terug kwam er een jongen in mijn groep die vanuit het speciaal onderwijs terugkeerde in het reguliere onderwijs, op onze school. Hij was eraan toe. Wel was hij aanvankelijk gedragsmatig nog wat ingewikkeld, want hij voelde zich snel afgewezen en kon dan agressief worden. Op een keer waren de kinderen bezig een tekst bij een kunstwerk te schrijven. Hij had samen met een klasgenootje een strijdtafereel uitgekozen. Er ging iets mis in de samenwerking en hij begon te vloeken.

Nou werkte hij samen met een heel rustige jongen, die hem een suggestie aan de hand deed: “Misschien kun je beter “janprikkie!” zeggen als je boos bent.” “Janprikkie” is een uitroep van een figuur uit een boek, dat ik met de klas aan het lezen was, Jim Knoop en Lucas de Machinist van Michael Ende. Ik vond het mooi dat hij helemaal niet gechoqueerd reageerde op het grove taalgebruik van zijn nieuwe klasgenoot, maar dat hij het zo tactvol oppakte door die veel vriendelijkere uitroep te suggereren.’

En wat doe jij als leerkracht met zo’n waarneming?

‘Precies dit zijn de momenten, die pas oplichten als je er oog voor hebt. Je kunt zo’n kwestie wel algemeen ter sprake brengen en vertellen dat ‘wij dat soort woorden hier niet gebruiken’, maar het mooie hier was dat het vanuit een kind kwam. Als juf hoef je het dan alleen maar te zien en het op te kweken. Zo’n voorval wordt een ingangetje tot iets – om de sfeer beter te krijgen of goed te houden. Het was best spannend om deze jongen in de groep op te nemen, want het kon zijn dat hij de positieve sfeer die er heerste zou overnemen, maar het was ook best mogelijk dat de kinderen negatieve dingen van hem over zouden nemen. Het was een subtiele ontmoeting van sferen.’

Hester IJsseling 02Om die subtiele ontmoeting van sferen goed waar te nemen, is het nodig oog te hebben voor ‘de kleine interacties in je groep’, zegt Hester later in het gesprek. Dat is niet iets dat ze leerde op haar Pabo-opleiding of tijdens stages, maar pas in de praktijk. Omdat je ruimte en tijd nodig hebt om een relatie op te bouwen met je groep:

Jij bent gepromoveerd als filosoof en besloot je koers te wijzingen en de Pabo te gaan doen. Hoewel het beide ‘onderwijswerelden’ zijn, kan ik me voorstellen dat je nieuwe inzichten hebt opgedaan. Wat zijn belangrijke momenten geweest voor de ontwikkeling van je pedagogische blik?

‘Natuurlijk was ik als student ook al wel gevoelig voor hoe een docent college gaf, ofschoon ik dat toen niet expliciet als iets pedagogisch benoemde. Maar wat ik echt heb moeten leren, is om één-op-één contact te maken met kinderen. Dat is heel erg nodig want tact en contact liggen in elkaars verlengde. Ik herinner me als beginnend leerkracht een functioneringsgesprek waarin ik zei dat ik dat contact maken zo ingewikkeld vond. In mijn klas waren de kinderen er zo ontzettend “met z’n allen tegelijk”. Je hebt dan wel globale interactie met de groep, maar heel weinig met personen. En dat terwijl ik juist zocht naar dat contact. Een voor mij belangrijke opdracht tijdens mijn Pabo-opleiding was het maken van een logboek. We werden gevraagd om één individueel kind uit onze stageklas te nemen en over dat kind een observatie-logboek te schrijven. Hoewel er toen niet zo veel mee gedaan werd, vond ik het leuk om zo in detail naar een kind te kijken én dat op papier te zetten: wat gebeurt er? Wat betekent dat? Ik vond dat heel leerzaam.’

Hester IJsseling 01Hoe leerde je dat één-op-één contact maken?

‘Deels door schade en schande. Een wijze les was bijvoorbeeld dat het heel vernederend kan voelen, als je juf jou aanspreekt waar de hele groep bij is: in mijn beginjaren had ik een jongen in de klas, die uit de parallelgroep kwam waar hij niet langer houdbaar was. Binnen een week had hij bij mij ook een conflict. Er was een ruzie met een ander kind op het plein. Ik had in de klas een preek gehouden en die jongen aangewezen als een van de onruststokers. Na school kwam zijn moeder langs die me vertelde dat haar zoon altijd van alles de schuld kreeg, maar dat het hem vooral dwars zat dat ik hem in de groep op z’n nummer gezet had. Ik vroeg hem bij me en zei dat ik dat niet door had gehad. Dat ik nu begreep dat ik dat anders had moeten doen. Doordat ik toegaf dat ik het niet goed had aangepakt, kon het niet meer stuk tussen die jongen en mij. Hij had nog wel eens conflicten, maar hij was bereid te luisteren en wist: zij luistert ook naar mijn kant van de zaak en ze zet me niet te kakken. Inmiddels werk ik in het ontwikkelingsgericht onderwijs en besef ik: voor het maken van tijd en ruimte voor aandacht en tact, is het ook van belang hoe je je onderwijs organiseert. Je kunt persoonlijke interactie organiseren.’

Leg dat eens uit.

‘Dat wat ik in dat functioneringsgesprek zei over wel globale interactie hebben, maar weinig met personen, had heel veel te maken met hoe leerkrachtgestuurd die school werkte: ik geef les, jullie gaan aan het werk. Ik loop intussen rondjes en leg het nog een keer uit als je het niet snapt. Op mijn huidige school, De Kleine Reus, doen we dat anders: ik geef een korte uitleg en dan gaan de kinderen met elkaar aan de slag. Ze weten dan wat ze moeten gaan doen, maar er is ook een zekere vrijheid in hoe ze dat mogen aanpakken. Er ontstaat dan een werkplaatsachtige sfeer met veel ruimte voor de leraar om bij een groepje of een individueel kind te gaan zitten, te luisteren, te kijken wat er lukt en wat nog niet. Ik realiseer me steeds meer dat je curriculum en je pedagogische aanpak samenkomen in je manier van organiseren. Ook voor wat voor mensen de kinderen worden en hoe ze in het leven staan, is de vormgeving van de lessen heel belangrijk.’

Lees het hele interview in pdf.

Hester IJsseling (1967): ten tijde van dit interview (voorjaar 2016) was Hester groepsleerkracht en middenbouwcoach op OBS De Kleine Reus in Amsterdam. Inmiddels werkt ze als lector 'Professionaliseren met hart en ziel' bij de Thomas More Hogeschool (pabo) in Rotterdam. Daarnaast is edublogger en doctor in de wijsbegeerte.

De beelden uit het artikel zijn van Ula Mirowska. De afgebeelde kinderen komen niet in het verhaal voor.

Het artikel is gepubliceerd met toestemming van Mensenkinderen en de NJPV, de Nederlandse Jenaplan Vereniging.

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief