Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

‘Transitie vraagt lef, vertrouwen en zelfreflectie, van ieder individu’

31 januari 2015

De decentralisatie van de jeugdzorg wordt door velen gezien als een kansrijk moment.  Vele nota’s staan vol met ‘het kind centraal’, ‘versterken van het gewone leven’, ‘eigen kracht’, de ‘pedagogische civil society’ en uitgaan van talenten. Roos Sohier ziet dat er in Brabant krachten verzameld worden om de praktijk in de zorg, maar ook in het onderwijsveld, te veranderen. Om te kantelen. Maar deze transitie is een complex en onzeker proces. Het haalt ons allemaal uit onze ‘comfortzone’. Wat zijn de stappen om de vergezichten die zo mooi op papier staan, in de praktijk te realiseren? Het vraagt in essentie volgens haar vooral lef, vertrouwen en zelfreflectie. Van ieder individu. Haar blog.

Uit de vele gesprekken die ik voer, documenten die ik lees en op sociale media als twitter en linkedin haal ik de vergezichten:  we willen een samenleving waar kinderen zich optimaal kunnen ontwikkelen. Waarin het gaat om kwaliteit van leven, toekomstperspectief, het kunnen meedoen, en zich verbonden voelen met anderen en het ervaren van levensgeluk. We willen dat kinderen zich maximaal kunnen ontplooien en  zich ontwikkelen tot zelfstandige en verantwoordelijke volwassenen. Waar kinderen die ‘afwijken’ van het gemiddelde niet alleen gediagnosticeerd of geproblematiseerd worden. Maar waar zij en hun naasten  ondersteuning krijgen in hun alledaagse leven  en in  de eigen sociale context. Zodat zij hun talenten kunnen ontwikkelen en benutten, en beperkingen zo min mogelijk belemmeringen opleveren om te kunnen leren, werken, leven  en de weg te vinden in onze (complexe) samenleving.

(Groot)ouders, jongeren, hun naasten en velen met hen voegen daar nog iets  aan toe: zelfbepaling en keuzevrijheid. Bij twijfels, vragen of moeilijkheden bij opgroeien en opvoeden willen zij  steunbronnen in het eigen nabije netwerk: van buurtbewoners, vrijwilligers, lotgenoten en zelfhulp, peer-to-peer ondersteuning, ervaringsdeskundige ouders en jongeren, speeltuinwerkers, peuterleidsters, leerkrachten, sportcoaches en professionele hulpverleners die in de nabije leefwereld bereikbaar zijn. Er zijn kinderen en jongeren met blijvende beperkingen. Zij willen zo zelfstandig mogelijk kunnen leven, wonen, leren en werken. Met informele én professionele zorg die invoegt in hun leven.

Zelf grip hebben op het leven en de ‘eigen kracht’ zijn cruciaal merk ik in gesprekken met jongeren en (groot)ouders. Maar zodra het niet goed gaat met een jeugdige of een gezin, lijkt het alsof wij allen  het zelfoplossend vermogen van mensen uit het oog verliezen. Niet alleen de hulpverleners, maar breder in de samenleving, ook leerkrachten, jongerenwerkers, de ouders zelf. Hulpverleners, zorgaanbieders en de overheid ervaren  een grote druk vanuit de samenleving om risico’s te mijden, (sneller) in te grijpen en de veiligheid van kinderen te garanderen. Ingrijpen is dan geboden. Daarnaast willen hulpverleners helpen, zorgen en een oplossing bieden. En mensen willen dat professionals helpen en een oplossing bieden. Hiermee halen we  een heleboel van de eigen kracht weg.

Juist gezinnen en jeugdigen die het niet allemaal zelf kunnen, kunnen heel veel kracht putten uit mensen uit hun nabije omgeving die zich langdurig willen verbinden aan het kind en zijn of haar ouders. Een netwerk van betrokkenen waardoor kinderen en hun ouders weten dat ze er toe doen.  De grote uitdaging is dus om ouders, hun kinderen en hun familie eigenaar te laten zijn van de oplossing voor hun eigen problemen. Op die manier werken we aan duurzame  oplossingen. Uiteraard dient  er ruimte te zijn voor een categorie mensen die ondanks aandacht voor gezond leven en maximale inschakeling van de eigen omgeving daarnaast nog zorg nodig heeft. Soms veel zorg. Soms levenslang.

Dilemma’s en spanningsvelden
Dit zijn mooie woorden, waar velen het mee eens zullen zijn. Er zijn  mensen zijn die dit een te ideaal beeld van de werkelijkheid vinden. Eén van de grootste bezwaren: ‘die verantwoordelijke samenleving  geldt niet voor de gezinnen waar echt heel veel aan de hand is. Gezinnen waar we echt moeten ingrijpen om de veiligheid van de kinderen te waarborgen’. Anderen vinden:  ‘We leven in een individualistische samenleving, met losse familieverbanden en weinig sociale binding’.  Daarbij:  ‘Een verantwoordelijke samenleving is niet zomaar maakbaar, verantwoordelijke mensen zijn niet maakbaar’. Ook is er een trend waarneembaar waar we kinderen die afwijken van het gemiddelde, problematiseren. En dan willen we professionele hulp en behandeling. De vraag is dan of ouders, wij allen als samenleving, accepteren dat het leven ook faalbaar is, dat mensen –en ook kinderen-  niet maakbaar zijn.

Daarnaast leven er vragen die spanningen opleveren. Zijn al deze verhalen over  eigen regie, eigen verantwoordelijkheid, burgerinitiatieven en zelforganisatie niet een argument  om te bezuinigen?  En waar blijft het recht op zorg? Wat betekent dat voor de bestaande zorgaanbieders? Behouden werknemers in de jeugdzorg hun baan? Hoe behouden we de kwaliteit van zorg en onze expertise? Dit vraagt van iedereen om de vertrouwde kaders los te laten. Of je bestuurder bent, professional, leerkracht , werkgever, buurtbewoner,  vader of moeder, of jongere. Het is geen verandering op afstand. De  verandering heeft impact op ons eigen gedrag, houding, manier van (samen)werken en het kijken naar de werkelijkheid. Dit is niet gemakkelijk. Dit haalt ons allemaal uit onze ‘comfortzone’. Dit vraagt van ieder individu lef, vertrouwen  en zelfreflectie.

Voor mijn gevoel staan we op een kantelmoment; een belangrijke vraag daarbij is hoe we de kanteling voor elkaar krijgen. De transitie vraagt van ons dat we op zoek gaan naar nieuwe rollen en posities van  alle betrokkenen.  Alleen een verschuiving van financiering, een stelselherziening en reorganisatie van de zorg en onderwijs biedt geen garantie voor een inhoudelijke verbeterslag. Dit vraagt een goede (en gelijkwaardige) samenwerking tussen overheid, management, hulpverleners, leerkrachten, ouders en kinderen. Dit vraagt een minimale structuur waarin veel autonomie en vertrouwen bij de burgers, de professionals en het (maatschappelijk) veld zelf gelegd wordt.

Dit betekent zowel voor de provincie, maar met name de gemeenten dat zij zich opstellen als regisseur en partner. Gemeenten hebben de tijd nodig om te groeien in deze netwerkrol en om nieuwe verbindingen aan te gaan. Zij hebben daarbij de belangrijke taak alle partners actief te betrekken om lokale en regionale netwerken op te bouwen en te versterken. In feite staan gemeenten voor de taak om de eigen kracht te stimuleren en te faciliteren bij alle betrokkenen.

Start in het sociale domein
Voor kinderen geldt dat opgroeien een onzeker proces is met een onzekere uitkomst. De toekomst is niet te voorspellen en onvoorziene gebeurtenissen kunnen de loop van een mensenleven drastisch veranderen. Er zijn wel voorwaarden te creëren om de ontwikkeling van een kind zo optimaal mogelijk te laten verlopen zoals: liefde, verbondenheid, steun, uitdaging, stimulering, leren, fouten maken en ervaringen opdoen.  Hetzelfde geldt voor een omvangrijk en complex proces als de transities in de jeugdzorg en de veranderingen in het onderwijs. Dit maakt het lastig, maar dit biedt vooral veel kansen en mogelijkheden. Dit doet een beroep op onze creativiteit, ons improvisatievermogen en vraagt ons om te experimenteren en samen te bouwen aan die verantwoordelijke samenleving.

Een verantwoordelijke samenleving kan de overheid  niet aan de  burgers ‘opleggen’. De overheid kan faciliteren en stimuleren; mensen willen wel verantwoordelijk zijn, maar de kans moet wel geboden worden. Gemeenten, schoolleiders, leerkrachten en ouders kunnen een centrale rol spelen  in het versterken van de (pedagogische) civil society: een samenleving waarin we samen zorgen voor het creëren van een veilige, uitdagende en leerzame leer- en opgroeiomgeving voor de jeugd.  Niet het formele circuit is daarbij leidend, maar het informele. Start in die samenleving met ouders, grootouders, de kinderen, de jongeren, hun naasten en de mensen in hun leefwereld. Het mooie is: er zijn al vele veelbelovende initiatieven in de Brabantse gemeenten.  Maak van scholen en wijken, van buurten en dorpen leer/werkplaatsen waarin mensen met elkaar die ‘samenleving op eigen kracht’ vormgeven. Is de ideale jeugdsector er niet een waarin de burgers – volwassenen én jeugdigen -  waar nodig bijgestaan door vrijwilligers en professionals, de zaken onderling met elkaar regelen?

Dit blog is geschreven door Roos Sohier, beleidsmedewerker van Provinciale Raad Gezondheidszorg Brabant. Informatie over de Eigen Kracht Centrale en betekenis in jeugdzorg (www.eigen-kracht.nl) en voor onderwijs achter deze link

 

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief