'Shining eyes, de essentie van goed leraarschap' volgens Fred Korthagen
28 juli 2012
“Je zal toch maar, net als Jesse, nooit gezien worden in je kwaliteiten”, zegt hoogleraar onderwijskunde Fred Korthagen over een leerling over wie geen van zijn leraren iets positiefs kon melden. Tot het één wiskundejuf wel lukte en de relatie duurzaam veranderde. Een avond over flow, het ui-model, groene krullen en Pedagogische Tact: “Ik beweer: de dingen die jullie noemen zijn essentieel voor goed leraarschap. Ik beweer ook: ze zijn nauwelijks in beeld.” Geert Bors doet verslag van een onderwijsavond op 23 maart 2011.
“Laat ik beginnen te zeggen dat ik twijfels heb over onderwijskunde. Ik schaam me vaak voor mijn eigen vakgebied.” Professor Fred Korthagen begint lekker: de wetenschapper, gekomen om legitimatie te geven aan de dagelijkse onderwijspraktijk en aan Pedagogische Tact, zegt het zelf niet te weten. Maar zijn vertwijfeling komt voort uit de kloof die gaapt tussen dat wat onderwijskunde over het algemeen te bieden heeft en zijn persoonlijke ervaring. Als leerling al: “Veel onderzoek heeft weinig relevantie voor het werk in de klas, voor wat het is om leraar te zijn. Al van kinds af aan was ik geïnteresseerd in dat moment dat er iets gebeurt tussen leraar en leerling. In de diepe motivatie die kan ontstaan in hun interactie. In de kwartjes die opeens vallen. Zoiets is zelfs fysiek waar te nemen bij een leerling.” Korthagen vertelt dat hij over dergelijke waarnemingen niets kon vinden in de vakliteratuur. Op een Amerikaans congres begreep een vakgenoot precies waar hij op doelde: “‘De Japanners hebben er een woord voor’, vertelde hij. De beste vertaling is ‘shining eyes’, maar letterlijk betekent het woord ‘het licht dat schijnt van binnenuit’. In Japan is het een criterium voor goed onderwijs.”
De rekentoets van Peter: “Je hebt het fout” of “Bijna alles goed”?
Er is meteen herkenning. Een leerkracht in het publiek kent die shining eyes: “Ja, dat moment dat alles klopt. Dat er enorme energie is, dat de antennes open staan en iedereen enorm leerbaar is.” Korthagen hoopt op hetzelfde vanavond. Hij laat een overzicht zien van wat hij van plan is: er passeren wat powerpointpagina’s over leren en ontwikkeling vanuit kernkwaliteiten, over Presence en U-theorie van Senge, over Seligmans positive psychology. Er is ook een sheet met de rekentoets van Peter. “Wat zeg je tegen deze leerling?” Van de vijf sommen is er eentje fout. “Nou, het scheelt of hij op 5 havo zit of in groep 3”, meent iemand. “Bijna alles goed”, zegt een ander. “Eén foutje”, zegt een derde. Maakt het verschil, vraagt Korthagen retorisch. Uiteraard: de woorden die je kiest kunnen een kind maken of iets in hem knakken. “‘Bijna alles goed’ klinkt anders dan ‘Je hebt het fout gedaan’.” Korthagen brengt twee essentiële aspecten voor iedere onderwijzer in beeld: de persoon en de inhoud. “Ik ben van huis uit wiskundige, dus die inhoud – het leren rekenen – vind ik wel belangrijk. Maar vanavond gaat het vooral over de persoon.”
Opgelegde onderwijsinnovatie heeft geen zin
Om de persoon van de leerling te benaderen heeft Korthagen een keur aan instrumenten en theorieën: positieve identiteitsopbouw, empowerment, motivatie, elementen uit de self-determination theory, door Luc Stevens in Nederland populair gemaakt als autonomie, competentie en relatie. Maar opnieuw haalt Korthagen de mogelijkheden van de wetenschap eerst onderuit: “Fred, als je zo gelooft in wat je zegt, ga dan aan de slag met die leraren. Nou, in het International Handbook of Educational Change staat dat ‘zelfs de grootste voorstanders van onderwijsinnovatie erkennen dat grote aantallen onderwijsinnovaties mislukt zijn’" (Holmes, 1998). De oorzaak is dat veel onderwijsinnovaties top-down, door externe deskundigen, worden opgelegd. "Wat ik doe is zinloos. Ik geloof niet in een dromerig ideaal en ben al helemaal niet de positivo uit Koot en Bie. Verandering gaat ongelooflijk langzaam en met een top-down benadering van onderwijsinnovatie komt er externe druk op een persoon of een organisatie.” De eerste reactie bij dergelijke druk, volgens Korthagen? “De drie F’s: Fight, Flight of Freeze: mensen gaan tegenstribbelen, rennen weg, of – de ergste vorm – ze verkrampen. Dat gebeurt ook met kinderen als je ze onder druk zet.” Het is de paradox van verandering: hoe harder je probeert iemand te veranderen, hoe moeilijker het gaat. “Gras groeit niet harder door er aan te trekken. Waar zit de groei van gras wel?” In het gras zelf, oppert iemand. “En waar zit de groei van een leerling?” Dat brengt Korthagen bij het begrip Flow (Csikszentmihalyi, 1988, 1993, 2005). “Flow is een vierde, heel andere F. Flow ís die shining eyes. Kwaliteitsontwikkeling van binnenuit. Het is een innerlijk potentieel dat in ieder kind, ieder mens, iedere leraar zit. Dat is de basis waaruit ik vertrek.”
De leraar die je bijgebleven is: kwaliteit of competentie?
Een reflectieoefening: denk eens terug aan een leraar die je zelf hebt gehad, een inspirator. En beschrijf in één woord wat het was dat hem of haar zo goed maakte. Korthagen noteert de woorden uit de zaal: “positief, luistert, gezien worden, duidelijkheid, kracht, humor, origineel...” Kennis wordt door niemand genoemd, merkt Korthagen op, “Opvallend, want het komt centraal voor op alle competentielijsten. Ik beweer: de dingen die jullie noemen zijn heel essentieel voor goed leraarschap. En ik beweer ook: ze zijn nauwelijks in beeld. Nou kun je zeggen dat dat komt omdat dit soort eigenschappen niet meetbaar zijn, maar klopt dat wel? Zet tien mensen bij een goede leraar en ze pikken dat wat die leraar goed maakt er zo uit. Het is dus wel degelijk zichtbaar.” Het brengt een leerkracht in de zaal bij een wezenlijk onderscheid tussen (kern)kwaliteiten en competenties: “Met kwaliteiten word je geboren en die moet je gaandeweg ontdekken en ontwikkelen. Competenties kun je aanleren.” Korthagen beaamt dit en scherpt de onderscheiden nog wat aan: “Anders dan competenties zijn kernkwaliteiten in veel aspecten van je leren en leven toepasbaar. Die moet je dus al heel jong bij leerlingen ontwikkelen. We zijn gaan meten bij tachtig leraren en hebben gekeken naar hun feedback en het benoemen van kernkwaliteiten daarin. Opmerkingen als: ‘Je bent erg behulpzaam’ of ‘Jij bent een echte doorzetter’. Dat deed bijna geen enkele leraar, terwijl het ontzettend voedend is voor kinderen.”
Positive psychology: van rode strepen naar groene krullen
En waarom zou een leraar kinderen feedback geven op hun kernkwaliteiten? “Omdat die feedback gaat over jou als persoon en niet over wat je aan het doen bent”, komt er uit de zaal. Datzelfde heeft de psychologie recent ontdekt, legt Korthagen uit: “In 2000 vertelde Amerikaanse psycholoog Martin Seligman ten overstaan van een groot, gerenommeerd congres dat de psychologie op de verkeerde weg was geraakt. Het focus lag op trauma’s en afwijkingen. En de effectiviteit van de behandelwijzen ervan bleek uiterst gering. Dat was een grote misser, stelde Seligman, want de psychologie was op die manier vergeten in te zetten op de kracht van mensen – een positieve psychologie.” Dat focus op afwijkingen en ziektebeelden plaagt ook het onderwijs, stelt Korthagen, en verwijst daarbij naar de klassieke studie van het Pygmalioneffect (Rosenthal en Jakobson, 1968, zie ook NIVOZ-thema 4: De gemotiveerde leerling, p. 31-32): in die studie werd aan leraren zwakke en sterke leerlingen aangewezen, terwijl de onderzoekers in werkelijkheid random leerlingen uitkozen. Na drie maanden bleek dat de als sterk betitelde leerlingen inderdaad sterker geworden waren en de zwakke zwakker. “Hoe je naar een kind kijkt, bepaalt wat er gebeurt. De beruchte self-fulfilling prophecy. En hoe kijken wij?” Fred Korthagen toont een videofragment van een aantal leraren die hij confronteerde met deze wetenschap. Ze schrokken. Een van hen vertelt: “Ik heb mijn hele denken over onderwijs omgegooid. Ik ben van de rode pen naar krulletjes maken met de groene pen gegaan. We zijn allemaal geconditioneerd in het zoeken naar fouten, terwijl het veel meer energie genereert, veel meer vuurtjes opstookt, als we kijken naar wat goed gaat.”.
Iedereen heeft kernkwaliteiten
Lukt dat nou – positief kijken naar wat goed gaat? De groep doet een oefening om van een goede én een slechte collega een kernkwaliteit te benoemen. Korthagen vertelt dat hij eens een meerdaagse workshop gaf en er een lerares, met wie hij wel een klik voelde omdat ze ook wiskundige was, in de pauze naar hem toekwam: “‘Ik heb Jesse in de klas en die heeft echt geen kwaliteiten.’ Ik zei: ‘Ieder mens heeft een kernkwaliteit en nog veel meer dan één ook.’ ‘Ik zie ze niet bij Jesse. Hij altijd in een hoekje voor zichzelf bezig.’ ‘O, hij kan dus heel goed zelfstandig bezig zijn. Wat doet hij dan?’ ‘Hij zit te tekenen.’ ‘A, hij is dus creatief. Nog een kwaliteit.. Hoe zou het zijn om hem dat te zeggen?’ De rest van de leraren viel de juf intussen bij: ‘O ja, Jesse – daar kan ik ook niks goeds over melden.’” Korthagen stopt zijn verhaal even. “De clou van dit verhaal is shining eyes. Toen mijn team terugkwam voor een tweede sessie, vroeg ik hoe het gegaan was. De wiskundelerares zei: ‘Ik heb het gezegd. ‘Ik zie je kwaliteiten.’ En het is echt gelukt om het niet te laten volgen door: ‘máár...’ Het is niet te geloven wat er gebeurd is met Jesse: hij is meer betrokken, hij houdt de deur voor me open – met een grapje.’” Korthagen vertelt dat hij er koud van werd: “Ook de andere leraren zagen grote veranderingen bij de leerling. Je zal toch maar, net als Jesse, nooit gezien worden in je kwaliteiten. Als je geen liefde ontmoet, ga je dood – letterlijk. En zie wat er gebeurt als er één keer wel iets wezenlijks gezegd wordt door je leraren.”
Het Ui-model: wanneer de lagen van de ui met elkaar sporen
Fred Korthagen is vooral bekend van het ui-model, een model waarin de identiteit van een mens is opgebouwd, zoals de laagjes van een ui [ui-model © IML, Amsterdam]. In de buitenste laag, direct in contact met je omgeving, is er je gedrag. Dieper liggen achtereenvolgens je vaardigheden, je overtuigingen, je identiteit en betrokkenheid, en tenslotte je kernkwaliteiten. Bij de verschillende lagen horen verschillende vragen: wanneer er iets gebeurt in je omgeving kun je je afvragen: Wat doe ik? Hoe ga ik ermee om? Wat kan ik? Waar geloof ik in? Wat denk ik over mezelf, en uiteindelijk: wat zijn mijn diepste waarden, mijn idealen, mijn missie? “Voor het model is er een simpele regel: je bent dichtbij jezelf en je bent in flow, wanneer alle lagen van de ui met elkaar sporen. Wanneer die flow ontbreekt en je belemmerd wordt, is er sprake van frictie tussen twee of meerdere lagen. Die frictie kun je vrij snel en precies detecteren.” Een kenner van het werk van Korthagen wijst hem erop dat hij “de lift” nog niet aan bod heeft laten komen. Ook de lift blijkt een beeldende metafoor: flow is een constante liftbeweging door de lagen van de ui, en langs de verdiepingen Denken, Voelen en Willen. “Alleen weten dat je bevlogen bent, is niet genoeg. Je moet het ook doorvoelen. En je moet er iets mee willen doen. De impact van je missie, je idealen, is veel groter wanneer het niet alleen in je hoofd zit, maar via je gevoel en je wil tot uiting komt. Senge noemt dat an open mind, an open heart and an open will” Voor een voorbeeld van dat pendelen door de ui neemt hij zijn eigen dochter: “Ze werd bij iedere wiskundesom meteen onzeker. Als iemand met een achtergrond in wiskunde, zou ik natuurlijk bijles kunnen gaan geven. Maar werken aan haar competentie voor wiskunde had geen zin. Het zat in haar overtuigingen: zodra ze een som zag, was ze ervan overtuigd dat ze het niet kon. Ik ben met haar gaan ‘liften’: ‘Wat doet het met je denken?’ ‘Ik blokkeer.’ ‘Is dat was je wil?’” Korthagen concludeert dat het er als leraar vaak niet om gaat om mensen te willen veranderen, maar om waar te nemen wat er gebeurt en op welk niveau het plaatsvindt. Daarin kun je present zijn; er voor iemand zijn en hem van daaruit eigen oplossingen laten verzinnen.
If not in your school, where?
De hoogleraar sluit af met een rondje vragen uit de zaal. Het gaat over de relatie tussen talenten en kernkwaliteiten, over het omzeilen van belemmeringen, en over de vraag of bij kwaliteiten niet ook valkuilen horen. De slotvraag gaat terug naar Korthagens constatering dat het in onderwijs gaat om de persoon van de leerling, maar ook om de inhoud, om dat wat er te leren valt. Is er een relatie te maken met een soort onderwijs dat die twee belangen het best in evenwicht brengt, wil de vragensteller weten. “Ja,” zegt Korthagen, “Hoe sla je de brug tussen jouw kwaliteiten en externe eisen?” Het gaat er volgens de hoogleraar om om zoveel en zo vaak mogelijk momenten van flow te vinden met de kinderen. Daarna volgen de externe eisen, van curriculum en samenleving. “Zet eerst in op kwaliteiten en ga dan kijken naar over welke competenties je straks moet beschikken. Er zijn vormen van onderwijs die dat weten te combineren. Maar het vraagt vooral vakmanschap van de leraar.” Fred Korthagen sluit af met een parafrase van de slotwoorden uit een van Luc Stevens’ boeken: “Is dit belangrijk? Ja. Weten we welke kant op? Nee, het is een zoektocht.” “En,” spreekt Korthagen tenslotte: “Vrij naar de Dalai Lama: If not in your school, where? If not now, when? If not you, who?”
Tekst: Geert Bors. 23 maart 2011
De powerpoint die Fred Korthagen gebruikte tijdens zijn presentatie kunt u hier nogmaals bekijken: Presentatie Fred Korthagen 23-3-11
Reacties