Pedagogisch appèl: ‘Nu hij niks zegt, hoor ik wat hij eigenlijk vroeg: “Wil je nog even blijven?”’
7 januari 2015
Max van Manens boek ‘Weten wat te doen’ begint met het gedicht Bearhug – een schets van een zoon, die vanuit zijn slaapkamer roept om een welterustenknuffel, en een vader, die treuzelt voordat hij daaraan gehoor geeft. Om zich dan af te vragen: ‘Hoe lang stond hij daar al / zo, voordat ik eindelijk kwam?’ Verwant aan dat gedicht, schreef Martijn Galjé deze openhartige column, over zíjn jonge zoon. En over het goed verstaan van het pedagogische appèl: ‘Langzaam en zachtjes begint hij te snikken. Het lijkt alsof ik op dat moment pas wakker word. Ik voel een fysieke spijt met heel mijn lijf.’Vorige week bracht ik onze 3-jarige zoon, Avishai, naar bed. Zoals altijd ging daar een ritueel aan vooraf waarin we samen badderen, ‘keten’ op het grote bed, knuffels voor de nacht uitzoeken, stickers plakken en verhalen lezen. De afsluiting bestaat uit nachtlamp aan, grote licht uit en liedjes zingen. Dan is het voor mij meestal wel genoeg, voor hem is het afscheid soms nog te vroeg. Ook nu:
Zo, ons ritueel zit erop, denk ik. Ik sta op en zeg: ‘Welterusten, lieve vriend.’
Avishai vraagt: ‘Mag de uil-lamp aan?’ Ik merk dat ik denk ‘daar gaan we weer…’.
Ik kijk hem aan en zucht: ‘Nee lieverd, je hebt net al je andere lampje gekozen. Het is goed zo. Wij zijn klaar. Ga maar lekker slapen.’
Hij draait onrustig, kijkt ernstig en zegt: ‘Maar ik wil niet slapen.’
Ik reageer meteen weer met een zucht. Daarna zeg ik: ‘Oké, dan ga je maar niet slapen, maar ik ga nu naar beneden.’
Terwijl ik wegloop hoor ik hoe hij met zijn voeten trappelt en begint te huilen. Het wordt razendsnel intenser. ‘Ik wil ook naar beneden, ik wil niet slapen, jij moet ook hier slapen!’
Ik loop zijn kamer weer in en ga direct op hem af, met een priemende vinger en voorover leunend zeg ik met stemverheffing: ‘Stoppen nu, ik wil dat je gaat slapen! Afgelopen!’
Hij wordt helemaal stil, maakt zich klein en kijkt me angstig aan. Langzaam en zachtjes begint hij te snikken. Het lijkt op een bepaalde manier alsof ik op dat moment pas wakker word en ik voel een enorme fysieke spijt met heel mijn lijf. Dat zorgt ervoor dat ik smelt. Zachter wordt. Mijn stem en mijn gebaren verstillen. Ik ga bij hem zitten, aai hem over zijn hoofd, pak hem vast en geef hem een kus. Dan pas hoor ik wat hij eigenlijk vroeg: ‘Wil je nog even bij me blijven, want ik wil nog niet alleen zijn’, terwijl hij nu niks zegt.
Het voelt als te laat. Ik heb me laten gaan, ten koste van hem, en hij is echt even bang geweest. Twintig seconden en drie diepe ademteugen later, voel ik hoe hij ontspant in zijn kleine lijfje en lijkt het alsof er voor hem niets is gebeurd en laat hij me, ogenschijnlijk, met een gerust hart gaan.
Ik loop naar beneden en hoor hem kletsen tegen zijn knuffels. Nog geen vijf minuten later hoor ik niets meer. Hij slaapt. Mijn gevoel blijft dubbel. We gingen van samen, naar tegenover, naar samen. Ik besef toch vooral dat ik, al is het tijdelijk, ons intense contact verbroken heb en voel daar eigenlijk vooral spijt en onzekerheid over.
Martijn Galjé
Martijn is afgestudeerd in de ontwikkelingspsychologie en de begeleidingskunde. Van een stage in het ZMOK-onderwijs, via werk als groepsleider bij een residentiële instelling voor 12-18 jarigen, kwam hij dertien jaar geleden tot het starten van zijn eigen onderneming, ‘Beter Functioneren’. Voor het NIVOZ werkt Martijn als docent pedagogische tact.
Over het boek van Max van Manen staan op de NIVOZ-site onder andere dit en dit artikel.
Reacties