Passend onderwijs: ‘De leraar mag het weer zelf doen, met zijn leerlingen. Maar dat wil hij ook’
28 september 2014
Schoolleider Johan van den Beucken ziet dat de kern van het onderwijs gevangen zit in de relatie die al dan niet tot stand wordt gebracht tussen leraar en leerling, zeker nu we met Passend Onderwijs een stapje dichter bij de situatie komen dat we weer heel goed moeten kijken wat het specifieke kind, in deze specifieke context, op dit specifieke moment nodig heeft. ‘Dat heeft consequenties voor de professionele ruimte en voor de verhouding tot wetenschappelijk onderzoek,’ schrijft hij in zijn laatste blog. ‘De leraren mogen het weer zelf doen, met de leerlingen. En dat willen ze ook.’Uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek kun je (verpakt per 20 kilo) vinden op - onder meer - het internet. Over wat waarschijnlijk het beste werkt, hoe een leerkracht zijn kinderen het beste kan benaderen wordt uitvoerig gepubliceerd.
Maar wetenschappelijk onderzoek is het totaal van heel veel onderzoek en staat mijns inziens daarom los van de klas die jij als leerkracht dit jaar (toevallig?) onder je hoede hebt. Die betreffende klas kan juist een hele andere aanpak van je vragen als leerkracht. Of ze gedijt uitstekend bij de vaardigheden die jij al inzet om leerlingen aan te zetten zich met plezier te ontwikkelen.
Een ding is voor mij duidelijk: als leerkracht zorg je ervoor dat jouw gedrag past bij dat wat leerlingen nodig hebben. Je maakt n.a.v. leerling- en klaskenmerken en behoeftes, het onderwijs passend.
Natuurlijk, uitkomsten van (wetenschappelijk) onderzoek kunnen je helpen. Het kan de kans op ‘fouten’ verkleinen. En mocht je als leerkracht inderdaad het geluk hebben dat je beschikt over een “doorsnee-klas’, dan is de kans zelfs aanwezig dat je jezelf met de implicaties van het betreffende onderzoek aardig uit de voeten kan.
Toch kan een schooldirecteur of interne begeleider het nog altijd behoorlijk verpesten. Zeker wanneer deze denkt dat er een vaste receptuur is, die voor elke leerkracht toepasbaar en uitvoerbaar is. Die gedachte is waanzin. Elke leerkracht draagt (dat is althans de voorwaarde) een bepaalde didactische, pedagogische (en organisatorische) basis, die hij/ zij aanvult met specifieke kwaliteiten. Wanneer een leerkracht de ruimte van een directeur krijgt om zijn/ haar kwaliteiten in de klas in te zetten zou het zomaar kunnen zijn dat er kwaliteit ‘ontstaat’, simpelweg omdat deze leerkracht leerlingen door zijn persoon, door wie hij is, in beweging weet te brengen (of juist voorkomst dat leerlingen worden afgeremd).
Onderzoek is noodzakelijk en belangrijk,
maar de uitkomsten zorgen niet voor onderwijskwaliteit.
Onderzoek is noodzakelijk en belangrijk, maar de uitkomsten zorgen niet voor onderwijskwaliteit. Ze zorgen er hooguit voor dat de ondergrens omhoog gaat. De ondergrens is dat wat de maatschappij van een leerkracht mag verwachten.
Er komen door onderzoek en nieuwe ontwikkelingen steeds nieuwe inzichten. Dat zorgt voor een dynamische leeromgeving. Leidinggevenden in het onderwijs kunnen die (broodnodige?) dynamiek eenvoudig doodslaan. Door leerkrachten te beoordelenen af te rekenen d.m.v. een klassenbezoek en het zetten van een aantal vinkjes. Of nog erger: door kasten te vullen (en leerkrachten te belasten) met protocollen, formats enz. Werkgroepen kunnen (zeker wanneer deze worden samengesteld) er gemakkelijk voor zorgen dat een proces een half jaar wordt vertraagd.
Een goede leerkracht weet echt wel wat hij of zij moet doen om die klas met kinderen datgene te bieden wat ze nodig heeft/wil. Het is alleen de vraag of de schoolcultuur deze enthousiaste leerkracht de ruimte geeft. Of dat hij/ zij wordt geacht om zich te comformeren aan “hoe wij het hier altijd doen” of dat alles tot in de puntjes op papier moet staan.
Directeuren zouden hun schoolcultuur dagelijks kunnen ‘beoordelen’ door gewoon een rondje door de school te lopen en te kijken hoe de leerlingen zich gedragen.
Zie je als directeur
- leerlingen die taakgericht zijn
- leerlingen die op een gezellige manier samen kunnen werken
- leerlingen die verantwoordelijkheid voor elkaar nemen
- een “warme” interactie tussen leerkracht en leerlingen
Dan zie je als directeur zo veel meer dan enkel en alleen maar achter in de klas te gaan zitten en het lijstje ‘af te vinken’ (wat natuurlijk wel veel gemakkelijker is).
Het allerbelangrijkste is dat je leerkrachten, vanuit een gedeelde visie, vrij laat om dat te doen wat de individuele leerling (maar ook de individuele klas) van hen vraagt, om ervoor te zorgen dat school(tijd) een waardevolle tijd is. Voor alle leerlingen.
Het betekent waarschijnlijk dat een deel van het huidige leerkrachtenkorps zich enigszins onthand voelt. Ze mogen zelf nadenken wat de beste benadering is van een groep. Er wordt niet meer voor hen nagedacht, ze worden enkel ondersteund om hun praktijk zo in te richten dat kwaliteit boven komt drijven.
Maar het overgrote deel – zo ben ik overtuigd - zal die professionele ruimte toejuichen. Ze mogen het weer zelf doen, met de leerlingen. En natuurlijk kunnen ze worden aangesproken, maar dan op hun professie. Dat willen ze namelijk ook. Dat geldt voor de leerkrachten, maar ook voor de directeur, voor de interne begeleiding, de poetsvrouw, de conciërge, etc…
Deze gezamenlijke (eind)verantwoordelijkheid zorgt uiteindelijk voor een dynamische en succesvolle schoolcultuur. Een cultuur die uitkijkt naar nieuwe onderzoeksresultaten. Om de zogeheten ‘ondergrens’ weer wat op te hogen.
Voor kwaliteit zorgen ze immers zelf.
Johan van den Beucken is meerschoolse directeur van OBS De Regenboog en Panningen Zuid.
Reacties