Over de petitie: ‘Niet om tijd en autonomie blijven vragen, maar zelf je ruimte pakken’
19 september 2016
Een petitie gaat rond op internet en via sociale media. Meer tijd en autonomie voor de leraar, aangezwengeld door de docenten Frans van Haandel en Marjolein Zwik met een opiniestuk in Trouw. Op OnderzoekOnderwijs is de uitgebreide versie - Wat heeft het onderwijs nu nodig? - te lezen. Bestuurder Adrie Groot erkent de problematiek, maar houdt betrokkenen (inclusief zichzelf) ook een spiegel voor. ‘Als professionals in het onderwijs echt een rol willen spelen, dan moeten we zelf de ruimte (en de verantwoordelijkheid) pakken.’‘Geef ons ruimte en zeggenschap’, stellen Marjolein Zwik (leerkracht basisonderwijs) en Frans van Haandel (docent wiskunde) in de zaterdageditie van Trouw. Een krachtig pleidooi gericht op teveel lesuren en dus te weinig voorbereidings- en reflectietijd. En natuurlijk passeren het Centrale Eindexamen, de bureaucratie en de bestuurlijke ' kleilaag' ook de revue. Afsluitend wordt geconstateerd: ‘We missen echter de oplossing van de werkelijke problemen van nu.’
Tegen de achtergrond van de onderwijsvisie en het onderwijsbeleid van onze huidige regering kan ik me het pleidooi voorstellen. Wat betreft het primair onderwijs worden we te vaak geconfronteerd - via krant, radio en televisie, twitter en alle andere sociale media - met ‘als los zand' aan elkaar hangende uitspraken van de staatsecretaris van OCW, Sander Dekker.
In navolging van het rapport Tijd voor onderwijs van de commissie Dijsselbloem en het advies Een eigentijds curriculum van de Onderwijsraad riep staatssecretaris Dekker begin 2015 het Platform Onderwijs2032 in het leven. Het Platform kreeg de opdracht om een advies aan het kabinet te schrijven dat antwoord geeft op de vraag ‘welke kennis en vaardigheden leerlingen in het basis- en het voortgezet onderwijs nodig hebben om volwaardig in de (toekomstige) samenleving te participeren’. Het platform heeft als doel om tot een toekomstgericht curriculum te komen.
De Onderwijsraad voegde daar de constatering toe dat in Nederland aanpassingen aan het curriculum ad hoc of te geïsoleerd plaatsvinden. Dat zorgt voor onrust en onduidelijkheid in het onderwijs en werkt incidentenpolitiek en overladenheid van het curriculum in de hand. Daarnaast merken leraren op dat zij zich te veel uitvoerders van methoden voelen in plaats van professionals die ruimte hebben om hun eigen vak vorm te geven.
Een prachtige aanzet, zou je zeggen, met een ambitie om alle onderwijsbetrokkenen te mobiliseren om een eigen bijdrage te gaan leveren. Opvallend detail in de opdracht is dat de focus op leerlingen ligt, niet zozeer op wat er nodig is, op de voorwaarden voor deze transitie (lees: de kwaliteit en kwantiteit van de professionals, om het kind heen).
In recente publicaties - over de overstap naar groep 3 - was Sander Dekker helder. Volgens Dekker worden leerlingen te kort gedaan als gekozen wordt voor een extra kleuterjaar. ‘Kleuters ontwikkelen zich in sprongen. Soms zijn ze in december bijvoorbeeld plots klaar om naar groep 3 te gaan. Dan is het zonde om ze een jaar over te laten doen en ze niet direct de uitdaging te bieden die ze nodig hebben,’ stelde hij. ‘Groep 3 moet zich aan het kind aanpassen in plaats van het kind aan groep 3.’
Aan de andere kant blijft Sander Dekker vasthouden aan de Centrale Eindtoets in groep 8 van het basisonderwijs. Een toets die een directe relatie heeft met het voortzetten van de schoolloopbaan in het Voortgezet Onderwijs. In zijn brief van 7 juli 2016 aan de Tweede Kamer, intervenieert de staatsecretaris zelfs in de week van afname, in relatie tot schooltijden en vakantiedagen. Met de strakke verplichtingen voor de rekentoets, en de constatering in 2015 dat middelbare scholieren in 2015 precies 0,2 punt beter scoren, begeeft Sander Dekker zich mijn inziens op glad ijs. En is er sprake van tegenstrijdigheid.
Natuurlijk, met veel inspanning is het mogelijk om op een onderdeel hoger te scoren. Maar wat betekent die inspanning voor het gehele lesprogramma, voor de docenten? En wat zijn de effecten op langere termijn in het kader van de brede ontwikkeling van leerlingen. Top-rekenaars, maar sociaal gehandicapt of motorisch niet vooruit te branden?
Het is wachten op een onderwijsvisie van de staatssecretaris. Het is vooralsnog incidentenpolitiek van een zwalkende wielrenner, die dan aan de ene kant van de weg en dan weer aan de andere kant steun zoekt of een duwtje wil om de berg op te komen. Sander Dekker gelooft nog altijd in de ‘maakbaarheid’ van het onderwijs. De professional als lesboer of onderwijsproductiemedewerker, scherp in beeld gebracht door het ondertussen heilig verklaarde lerarenregister, mag het opknappen. Maar met de mond onderwijsinnovatie uitdragen, en tegelijkertijd de professional via dergelijke rigide, controlerende maatregelen, is weinig aanmoedigend en getuigt van weinig vertrouwen.
Wat in Onderwijs2032 zo prachtig aan leerlingen wordt voorgeschoteld,
- leerlingen doen kennis en vaardigheden op door creatief en nieuwsgierig te zijn
- leerlingen vormen hun persoonlijkheid
- leerlingen leren om te gaan met vrijheid en verantwoordelijkheid. Ook leren ze over grenzen heen te kijken
- leerlingen leren de kansen van de digitale wereld te benutten
- leerlingen krijgen betekenisvol onderwijs op maat
geldt blijkbaar niet voor de mensen – de leraren - die dit vorm en inhoud moeten geven in datzelfde 'prachtige' onderwijs.
En daarom, beste Marjolein en Frans, moeten we niet om ruimte en tijd vragen van de overheid. Als de professionals in het onderwijs echt een rol willen spelen, dan moeten we zelf de ruimte (en de verantwoordelijkheid) pakken.
Adrie Groot is voorzitter College van Bestuur bij stichting Flore in Heerhugowaard.
Reacties