Over de illusie van het meten van kwaliteit van onderwijs...
6 april 2013
Het begrip 'Kwaliteit van het onderwijs' wordt de laatste jaren te pas en te onpas gebruikt, ziet ook Arie de Bruin, onder meer verbonden aan de Korczak Stichting. Ook in het regeerakkoord is het begrip prominent aanwezig. 'Nota bene als een objectief gegeven. Alsof het meetbaar is', constateert De Bruin. In zijn blog maakt hij een einde aan die illusie. 'De mogelijkheden van een kind terugbrengen tot een score van 535 en dan ook nog de illusie hebben dat dit iets zegt over de kwaliteit van een school. Ja, écht!'Een paar zinnen uit het regeerakkoord:
“De overheid garandeert onafhankelijk kwaliteitstoezicht. Als er meer variatie ontstaat in de onderwijskundige aanpak van scholen moeten ouders en leerlingen objectief inzicht kunnen hebben in de kwaliteit van een school. De overheid zal haar verantwoordelijkheid hiervoor onder andere vormgeven door de introductie van een verplichte begintoets
[Noot: Het betreft geen toelatingstoets, maar een niveaubepaling.] voor het primair onderwijs. In combinatie met een verplichte eindtoets kunnen zo de vorderingen van individuele leerlingen en daarmee (ten dele) de toegevoegde waarde van de school worden gemeten”.
Jazeker, het staat er echt, we gaan de kwaliteit nu werkelijk meten! We gaan net doen alsof we weten wat het is, we doen net alsof het een objectief gegeven is en dat meten we dan met toetsscores.
Zou kwaliteit eigenlijk wel te meten zijn? Waarom zouden we voor de resultaten van metingen in onze taal een ander woord hebben: kwantiteit?
Zelfs bij concrete objecten is het al heel lastig om kwaliteit te meten, laat staan bij zo’n complex gegeven als een leer- of ontwikkelingsproces van kinderen. Van een tafel kun je de lengte meten, de breedte, de hoogte, de dikte van het tafelblad, maar het zegt allemaal niets over de kwaliteit.
Meten is weten is een veel gehoorde kreet. Maar ja, wat weet je als je gemeten hebt? In ieder geval niets over de kwaliteit.
Het valt mij op dat allerlei zaken steeds meer terug gebracht worden tot getallen. De veiligheid in een wijk is toegenomen als het aantal geregistreerde overvallen is gedaald; de sociaal-emotionele vorming in het onderwijs is verbeterd als het aantal scholen dat hiervoor een methode heeft aangeschaft is gestegen.
Veel kwaliteitszorgsystemen bestaan uit onderzoeken die getallen opleveren en die leveren weer grafieken op en curves. Als die curves spectaculair stijgen, ontstaat al snel het idee dat de kwaliteit ook navenant is verbeterd. Helaas moet ik u uit de droom helpen: slechts de kwantiteit is veranderd. Meningen, waarderingen en beoordelingen moeten uitgedrukt worden op een zevenpuntsschaal, en zelfs de observaties van de inspectie komen op een schaal van 1 t/m 4.
Het lijkt zo handig om gegevens in de vorm van getallen te verzamelen. En dan noemen we het nog ken-getallen ook, alsof we daarmee iets zouden kennen. Met getallen kun je bewerkingen uitvoeren: gemiddelden berekenen, optellen, aftrekken, vermenigvuldigen, delen, afwijkingen van standaardscores bepalen, plussen en minnen… en je kunt er elkaar op afrekenen. In het digitale tijdperk gaat het allemaal heel handig: illusie-productie in een wereld van getallen!
Ook dossiers van kinderen staan vol met cijfers en grafieken: de meest ingewikkelde processen in het leven geabstraheerd tot getallen. De mogelijkheden van een kind teruggebracht tot een score van 535 en dan ook nog de illusie hebben dat dit iets zegt over de kwaliteit van een school.
Binnenkort gaan we meten hoeveel een leerkracht van kinderen houdt: we scoren het aantal keren dat hij het woordje “lief” gebruikt. Als de score laag is, dient hij in zijn POP of PAP op te nemen dat hij hier scholing op gaat volgen. Als de curve na een jaar gestegen is, weten we dat er weer kwali-kwantiteit is geleverd!
Arie de Bruin
Reacties